DINSDAG 2 SEPTEMBER 1924. 221 met 150.000.tengevolge hebben, zoodat er overblijft 138.000.Neemt men zijn voorstel niet aan, dan houdt men de prijzen hooger dan noodzakelijk is. Spreker neemt het standpunt in, evenals de minderheid der Commissie, dat de gemeente tevreden moet zijn met een matige winst. Wil men die hooge winsten invorderen, dan kan men den ingezetenen niet in de prijzen tegemoet komen. De heer Oostdam vindt dat uitstekend, want volgens hem is het Electriciteitsbedrijf een kapitalistisch bedrijf en moet de behaalde winst dienen om de overige kosten der gemeente te helpen dekken, maar dat is niet in hoofdzaak het doel van het bezit van een elec- triciteitsfabriek. Dat doel is in de eerste plaats omdat het een monopolistisch bedrijf is om te zorgen, dat het artikel, hetwelk die fabriek produceert, zoo goedkoop mogelijk onder de ingezetenen komt. Nu wil men met het oog op den finari- ciëelen noodtoestand der gemeente, dat er eenige winst wordt behaald, maar dat wordt ook na aanneming van sprekers voorstel bereikt. Het is wel waar, dat de prijsver laging voor één artikel voor de ingezetenen slechts een be sparing van enkele centen beteekent, maar die elke week terugkeerende centen vertegenwoordigen voor vele ingezetenen een belangrijk bedrag. Bij de beantwoording van de vraag, of het niet beter is de belasting te verlagen, mag men niet vergeten, dat bij de belasting ook een zekere progressie en een vrijstelling voor noodzakelijk levensonderhoud worden toegepast, terwijl de bedragen voor gas en electriciteit tot den laatsten cent worden ingevorderd. Als men zegt: laat de gemeente maar zorgen dat de belasting laag is, de menschen, die zich hier willen vestigen, letten niet op de gas- en electriciteitsprijzen, dan is dat een soort bedrog. De begrootingen worden zoo voorzichtig opgemaakt, dat ten slotte de rekeningen geen verband meer houden met de begrootingen. Men raamt een klein bedrag aan winst en op de rekening komt een groot bedrag aan winst voor. Zeker, de begrooting is slechts een raming en de winst kan tegen vallen, maar men moet er ook rekening mede houden, dat de electriciteitsfabriek de laatste jaren voortdurend haar omzet vergroot en dat een verlaging van de tarieven tot meer ver bruik prikkelt. Als spreker voorstellen verdedigt tot prijs verlaging, heeft men allerlei bezwaren, maar als de rekening voor den dag komt, blijken de uitkomsten belangrijk mee te vallen. Er zijn zelfs jaren geweest, dat er verlies werd geraamd, doch dat de uitkomst was groote winst. De begrootingen van de Lichtfabrieken worden altijd te pessimistisch opgemaakt. Sprekers conclusie is dat men, voor zoover men beschikken kan over cijfers, wat betreft 1925 vermoedelijk zal kunnen rekenen op een winst van ƒ138.000.een alleszins voldoend bedrag. Anders zouden de Lichtfabrieken worden de kurk, waarop de gemeentefinanciën drijven, en dat zou verkeerd zijn. Dan zou men de gelden, welke men niet rechtstreeks door middel van de belastingen kan binnenhalen, verkrijgen door de gas en electriciteitsprijzen veel hooger te stellen dan strikt noodzakelijk is. De Voorzitter schorst de vergadering tot des avonds uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te 8} uur. Thans zijn afwezig de heeren Eerdmans en Eikei bout. Voortgezet wordt de behandeling van artikel IV. De heer Huurman gevoelt zich verplicht om naar aanleiding van hetgeen de heer van Eek in tweeden termijn heeft gezegd enkele opmerkingen te maken. Het is eigenaardig, als de Commissie voor de Lichtfabrieken niets doet, doet ook de heer van Eek niets, maar, als de Commissie meent een voorstel te moeten doen, biedt de heer van Eek altijd tegen haar op. Zoo ook nu weer: de Commissie stelt voor 3 cent verlaging, de heer van Eek wil er 5 cent van maken. Spreker begrijpt niet welk motief den heer van Eek daartoe leidt. Volgens den heer van Eek moest de begrooting voor de Lichtfabrieken meer reëel zijn, maar naar sprekers meening dient een begrooting voor de fabrieken een onderdeel van de gemeente-huishouding uitmakende zoo te worden samen gesteld, dat men er menschelijkerwijs gesproken op kan ver trouwen. Zulk een begrooting moet, als bet eenigszins kan, ook meevallen, omdat men anders in de begrooting der Ge meente een hiaat krijgt. Het kan niet anders of men loopt, als men met een tariefs verlaging komt, den feiten achteraan. Toen er verleden jaar een behoorlijk batig saldo bleek te zijn, heeft de Commissie een verlaging van den prijs per K.W. met 2 cent voorgesteld thans, nu het overschot grooter is dan geraamd, wordt een verlaging met 3 cent voorgesteld, maar er moet altijd rekening worden gehouden met niet te voorziene omstandigheden. De heer van Eek gaat geheel af op de uitkomsten van de afgelooperi 6 maanden van dit jaar en houdt geen rekening met allerlei mogelijkheden, welke zich nog zouden kunnen voordoen. Men kome met een prijsverlaging, die men kan handhaven. Burgemeester en Wethouders kunnen beter drie malen een aftrek voorstellen dan één keer een opslag. De heer van Eek doet het voorkomen, alsof winst maken met dit bedrijf eigenlijk iets is wat niet door den beugel kan. Terecht heeft de Wethouder reeds in het licht gesteld, dat de kleine verbruikers van de door den heer van Eek voor gestelde verlaging van den electrieiteitsprijs slechts in geringe mate zullen proliteeren, doch dat daarnaast nog zoovele anderen zijn, die van die verlaging groot profijt zouden trekken en overigens in de gemeentekas zoo weinig inbrengen, bijv. ziekenhuizen, café's, laboratoria, groote magazijnen, stations, enz. om niet te spreken van de buitengemeenten, die groot voordeel trekken uit hare ligging nabij Leiden en op deze wijze althans eenigszins bijdragen in de lasten van Leiden. Verder zijn de rekeningen van de Lichtfabrieken eigenlijk niet geheel zuiver, want dit bedrijf brengt kosten voor alge meen bestuur mede, welke niet door de Lichtfabrieken maar door de belastingbetalers gedragen worden, en welke, als men niet te doen had met een gemeentebedrijf, ten laste van het bedrijf gebracht zouden worden. De heer van Eek ziet al die dingen over het hoofd. Iemand, die een ingrijpend amendement indient zooals dit, moet toch van te voren van alle cijfers op de hoogte zijn, maar toen vanmiddag de Wethouder gesproken had, moest de heer van Eek erkennen, dat bij zich een halve ton had misrekend. De Raad heeft in den afgeloopen tijd al vier of vijf malen een tariefsverlaging behandeld en de heer van Eek heeft altijd een half uur noodig om zijn standpunt dienaangaande uiteen te zetten, zonder iets nieuws te vertellen. Spreker heeft deze gelegenheid willen benutten om nog eens in het licht te stellen, dat er ook raadsleden zijn die de belangen van de gemeente en de gemeentenaren op andere wijze voor staan dan de heer van Eek. De heer Wilbrink kan zich met het voorstel van den heer van Eek niet vereenigen. Bij het opmaken van de bpgrooting zijn indertijd tegelijk de prijzen van het gas en de elec triciteit in verband met die begrooting vastgesteld en nu verheugt spreker er zich over, dat de Commissie met een voorstel tot verlaging der prijzen kan komen, maar hij had niet gaarne gezien, dat een zoo groote verlaging was voor gesteld, dat men niet wist die voor volgende'jaren te kunnen handhaven zonder een zekere winst-marge te derven. In het algemeen aanvaardt spreker het beginsel, dat men de bedrijven ten bate van de gemeenschap moet exploiteeren en daaruit geen winst mag halen, maar als practische menschen moeten de Raadsleden rekening houden met de bestaande omstandig heden. Het is bekend, dat het betalen van de belasting aan vele personen in de gemeente zeer moeilijk valt en nü acht spreker het niet voor tegenspraak vatbaar, dat het den menschen heel wat gemakkelijker zal vallen een bepaald bedrag op te brengen bij enkele centen per maand, dan het in] zijn geheel te voldoen, als het op een belastingbiljet is vermeld, omdat men gemakkelijker betaalt, als men er iets voor geniet. Bij het betalen van belasting heeft men altijd het gevoel er niets tastbaars voor te ontvangen, al is dat ten onrechte. Waar de gemeente een goed geoutilleerde electriciteits fabriek bezit, acht spreker het in het belang van de gemeente gewensebt om, rekening houdend met de hooge belastingen hier ter stede, uit die fabriek een matige winst te halen. Spreker kan niet inzien, dat de winst thans overmatig is. Al gaat zij een eind boven de begrooting van het vorige jaar uit, dit kan geen bezwaar zijn, want er kunnen ook wel eens tegenvallers komen. Gesteld, dat men voor een volgend jaar een winst raamde van 250000.en dat er ten slotte in het geheel geen winst werd gemaakt, dan zou men er toch niet zoo licht toe komen de prijzen weer te gaan verhoogen. Spreker kan zich geheel vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Eenerzijds ligt er een poging in opgesloten om bij de heerschende depressie het maat schappelijk leven tegemoet te komen, maar anderzijds getuigt het van een goede bedrijfs- en gemeentepolitiek, omdat men de enkele winst, welke men kan maken, niet over boord werpt, maar een goede verhouding schept tusschen de inkomsten uit de bedrijven en de andere inkomsten der gemeente door middel van de belasting. De heer Knuttel geeft toe, dat door het aantal groote verbruikers speciaal van electriciteit de tarievenquaestie meer principiëele beteekenis dan wel practische beteekenis heelt, maar anderzijds wenscht spreker er op te wijzen, dat by debatten over tariefsverlaging steeds dezelfde waarschuwing van de zijde van Burgemeester en Wethouders wordt inge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 7