MAANDAG 25 AUGUSTUS 1924. 207 De heer Eerdmans zegt, dat het niet alleen gaat orn het geld, maar om het feit, dat de practijk niet in overeenstem ming is met de bestaande verordening. Er wordt door Bur gemeester en Wethouders volgens een ander stelsel gewerkt. De Voorzitter. Ik weet er niets van! De heer Eerdmans heeft er verleden jaar reeds op gewezen, dat op deze wijze niet mag worden voortgegaan en dat het tijd wordt de zaak in orde te maken. De Voorzitter zegt, dat de ontvangsten van dezen dienst zijn opgenomen onder den post «Andere ontvangsten niet tot de vorenstaande behoorende. De heer Eerdmans voegt spreker toe, dat zij daaronder niet voorkomen en dat dit slechts drie documenten zijn, maar spreker ontkent dat. De beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter stelt allereerst aan de orde de rekening van de ontvangsten en uitgaven der Haarlemmervaart over het jaar 1923. Zonder hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring dezer rekening besloten. Vervolgens stelt de Voorzitter aan de orde de rekening van de ontvangsten en uitgaven der gemeente over het jaar 1923. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten tot voorloopige vaststelling van de geheele gemeenterekening, dienst 1923, overeenkomstig het in Ingekomen Stuk No. 225 afgedrukt concept-besluit. (De Wethouders worden geacht zich van medestemmen te hebben onthouden). XIX. Voorstel tot verlenging van den termijn van ontrui ming van een aantal onbewoonbaar verklaarde perceelen. (Zie Ing. St. No. 232). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XX. Voorstel a. tot het verleenen van vergunning aan de gemeente Alphen aan den Rijn om met de gemeente Zwammerdam een overeenkomst aan te gaan, betreffende de levering van electriciteit in die gemeente door bet gemeentelijk elec- triciteitsbedrijf van Alphen aan den Rijn; b. tot wijziging van artikel 1 van de op 21 April 1914 met de gemeenten Alphen, Oudshoorn en Aarlanderveen ge sloten overeenkomst, betreffende de levering van electri citeit aan die gemeenten door de Leidsche Electriciteits- fabriek. (Zie Ing. St. No. 171 en 229.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders be sloten. XXI. Voorstel om de Commissie van Beheer over de ge stichten «Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijngeest" te mach tigen om over te gaan tot den bouw van een nieuw keuken- gebouw 'c. a. op het terrein dier gestichten. (Zie Ing. St. No. 230.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXII. Praeadvies op eenige adressen, in zake handhaving van de Zondagswet en invoering bij verordening van een z.g. vloekverbod. (Zie Ing. St. No. 175.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Zuidema kan zich wel vereenigen met het prae advies van Burgemeester en Wethouders, voorzoover het betreft het verzoek van de gemeente Wijmbritseradeel. De Raad is geen adresseermachine en de resultaten van dat adresseeren zullen ook gering zijn. Bovendien moet men dat middel zeer spaarzaam gebruiken, daar men anders in be langrijke gevallen ook geen succes bereikt. Ook is hij het eens met de opvatting, dat de uitvoering van de Zondagswet berust bij Burgemeester en Wethouders, die daaromtrent aan den Raad geen verantwoording schuldig zijn. Spreker kan evenwel niet alle opmerkingen van Bur gemeester en Wethouders hierover onderschrijven. Hij is het niet eens met Burgemeester en Wethouders, waar deze zeggen, dat de onderwerpen, in het adres genoemd, reeds door de wet geregeld zijn. In het adres wordt gevraagd ver bod van wedstrijden op Zondag, algeheele winkelsluiting en verbod van den verkoop van ijswafels en van het slaan op de gong daarbij. Spreker geeft toe, dat de Gemeenteraad, gezien de wettelijke bepalingen, het recht mist om wedstrij den te verbieden, want dat is volgens de Zondagswet aan Burgemeester en Wethouders opgedragen. Maar dat geldt niet van de overige hier genoemde punten. De Zondagswet bepaalt, dat «met uitzondering van geringe eetwaren, geene koopwaren hoegenaamd op markten, straten of openbare plaatsen, zullen mogen worden uitgestald of verkocht." Daaruit volgt, dat de Raad ten opzichte van geringe eet waren wel degelijk bevoegd is verbodsbepalingen te maken. De Voorzitter. Juist niet! De heer Zuidema handhaaft zijn stelling. In de Zondagswet zijn die geringe eetwaren uitgeschakeld, zoodat de Raad op dit gebied wel bevoegdheid heeft. De meening wordt wel eens verdedigd, dat de Raad die bevoegdheid mist, maar de Hooge Raad heeft bij arrest van 15 December 1914 anders beslist. Om die reden is in 1914 een bezwaarschrift tegen een door den Gemeenteraad van Leiden ontworpen verorde ning afgewezen. Door den Leidschen Gemeenteraad was de winkelsluiting geregeld en deze had betrekking op een deel van den Zondag; daartegen werd bezwaar gemaakt, omdat de Raad ten deze geen bevoegdheid zou hebben, maar de Hooge Raad heeft die bedenkingen afgewezen, waaruit volgt, dat de Raad wel degelijk de bevoegdheid bezit op dit gebied bepalingen te maken. Wettelijk genomen zijn dus beperkende bepalingen wel toelaatbaar, maar spreker geeft toe, dat daarmede deze zaak niet is afgedaan. De practijk heeft geleerd, dat een besluit tot invoering van een algemeene winkelsluiting in eengroote gemeente als Leiden veel kans loopt toch te worden ver nietigd als strijdig met het algemeen belang. Bovendien zou een dergelijke verordening zoo veel uitzonderingen moeten bevatten, dat van de toepassing in de practijk weinig terecht kwam. Er komt bij, dat Minister Aalberse een paar jaar geleden het voornemen te kennen heeft gegeven deze zaak voor het geheele land te zullen regelen; in 1923 zou hij de zaak aan hangig maken, maar, al is dit niet geschied, in elk geval is een centrale regeling in voorbereiding. Met een en ander kan rekening worden gehouden, maar dit behoeft geen reden te wezen voor den Raad om stil te zitten en zonder meer op deze adressen afwijzend te beschik ken. Het vorige jaar heeft de Haagsche Raad een verorde ning gemaakt op den verkoop van bloemen op Zondag en in dat opzicht ware er ook te Leiden wel iets te doen. Kan spreker dus in het algemeen wel meegaan met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, wat de Zon dagswet betreft, hij moet bezwaar maken tegen den verkoop van IJsco's op Zondag. De Raad is niet alleen bevoegd hier in te grijpen even goed als deze het rondbrengen van melk op Zondag kan verbieden, maar het is ook noodzakelijk hier tegen maatregelen te nemen. De godsdienstoefeningen worden dikwijls op hinderlijke wijze gestoord door het slaan op de gong door de venters met ijswafels. Het zou beter geweest zijn, wanneer het praeadvies in verschillende deelen verdeeld was, daar het thans moeilijk is over één bepaald punt een uitspraak uit te lokken. Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wethouders, wanneer het aan hangige adres omtrent den verkoop van melk op Zondag aan de orde is, ook hun aandacht zullen schenken aan den ver koop van ijswafels en verzoekt den Burgemeester maatregelen te nemen tegen het slaan op de gong, vooral bij kerken. Spreker komt dan tot het vloekverbod. Hij is zeer erken telijk voor de uitspraak van Burgemeester en Wethouders, dat zij met adressant het vloeken een zonde achten en een groot kwaad, dat bestreden moet worden. Hopelijk zal het overgroote gedeelte van den Raad zich daarmede kunnen vereenigen, waardoor de bespreking van deze teedere zaak gemakkelijker wordt. Het gaat nu om de vraag, door wien en met welke middelen dit euvel bestreden moet worden. Burgemeester en Wethouders brengen een viertal bezwaren tegen het door adressant gevraagde gemeentelijke vloekverbod in, welke, ook volgens spreker, niet zonder beteekenis zijn. Een christelijke overheid behoeft echter voor die bezwaren niet op zijde te gaan. Het eerste bezwaar is de moeilijke omschrijving van wat eigenlijk gestraft moet worden. Dat dit bezwaar niet onover komelijk is, blijkt uit het feit, dat er reeds meer dan honderd gemeenten zijn, waar een vloekverbod bestaat. Ook in Leiden zal dus eqn verbod mogelijk zijn. Als Burgemeester en Wethouders vragen, waarom hier e

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 7