MAANDAG '25 AUGUSTUS 1924. 205 Het voorstel van den heer Gioeneveld c.s. wordt met 22 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren van den Heuvel, Eikerbout, van Stralen, Groeneveld, Knuttel, Wilbrink, van der Reyden, Kooistra, Baart, van Eek, Spendel, Heemskerk, Dubbeldeman, Bergers, Oostdam, mevrouw van Itallievan Embden, mevrouw Dietrichde Rooij, de heeren Eerdmans, Zuidema, Coster, Witmans en Sijtsma. Tegen stemmen: de heeren van Hamel, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, Splinter en Huurman. De Voorzitter zegt, dat ingevolge deze,beslissing dit punt van de agenda wordt afgevoerd. Spreker deelt mede, dat thans bericht is ingekomen dat Gedeputeerde Staten hunne goedkeuring gehecht hebben aan de reorganisatie van het lager onderwijs, waartoe de Raad in zijne vergadering van 21 Juli heeft besloten, en stelt dus thans aan de orde: f. Voorstel tot het verleenen van eervol ontslag, wegens opheffing van hunne betrekking, aan a. A. Wisse, als hoofd der school aan het Plantsoen A b. P. G. Hocks, B c. F. L. Th. Moene, als onderwijzer A d. J. G. F. van Ewijk, als e. Mevr. A. J. Kooistra-Bink, als onderwijzeres f. Mevr. A. A. van Rijkom-Vellekoop, als onderwijzeres g. Mevr. C. E. Magé-van Parreeren, als onderwijzeres h. Mevr. E. den Ouden-van Leeuwen, als onderwijzeres B i. Mevr. M. F. J. Sens-de Vries, als onderwijzeres Mej. M. Prins, y> k. Mej. E. J. C. Bos, n l. Mej. M. Th. J. Reuser, als (Zie Ing. St. No. 228.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van Hamel zegt, dat het gebruikelijk is om iemand met een langen staat van dienst bij zijn ontslag dank te betuigen voor de bewezen diensten. De heer Hoeks nu is bijkans 40 jaren aan het onderwijs in deze gemeente ver bonden geweest, eerst als onderwijzer, later gedurende 35 jaren als hoofd van een school. Er is des te meer reden voor een dankbetuiging, gezien de bijzondere wijze, waarop de heer Hoeks door de omstandigheden tengevolge van eene andere organisatie en inkrimping van leerkrachten ontslag krijgt, niet geheel met zijn instemming. Spreker heeft als lid van de Schoolcommissie, later vele jaren als Wethouder van Onderwijs, den grooten ijver en de gaven van den heer Hoeks als mensch en paedagoog leeren kennen. Het is meer malen gebeurd, dat spreker den heer Hoeks 's avonds ont moette en dat aan spreker uit een gesprek, dat deze met hem voerde, bleek, dat hij weer in het belang van de school werkzaam was geweest. Kortom, spreker heeft den heer Hoeks leeren kennen als een buitengewoon schoolhoofd en rIs iemand met een goed paedagogisch inzicht. In de school was de heer Hoeks voor zijn medearbeiders een humaan medewerker en chef, en spreker heeft dan ook met groote instemming kennis genomen van het stuk, dat de heer Swierstra j.l. Zaterdag in het Leidsch Dagblad heeft ge schreven, want dat geeft volkomen juist weer zooals de heer Hoeks bestaat. Spreker meent namens den geheelen Raad te spreken, wanneer hij den heer Hoeks hartelijk dank betuigt voor alles wat deze in het belang van het onderwijs in deze gemeente heeft gedaan en hem toewenscht, dat hij nog vele jaren van een welverdiende rust mag genieten. Teekenen van instemming). De heer Knuttel kan niet beoordeelen, welke de staat van dienst van den heer Hocks is, maar wel weet hij, dat op dit lijstje ook andere personen met een langen staat van dienst voorkomen, en het wil er bij hem niet in, dat voor iemand, die toevallig hoold is geweest, een andere maatstaf wordt aangelegd dan voor degenen, die als gewoon onderwijzer een zeker inspannender werk hebben verricht. Het onderscheid, dat hier wordt; gemaakt tusschen menschen van verschillenden rang, wekt bij spreker een eenigszins onaangenamen indruk. Spreker verzoekt aanteekening, dat hij tegen dit voorstel is. Vooreerst heeft z. i. de gemeente met het oog op het belang van het onderwijs geen overtallige onderwijskrachten en tevens heeft hij principieel bezwaar tegen het ontslaan van de gehuwde onderwijzeressen. De heer Meijnen wil zich gaarne en van ganscher harte aansluiten bij de woorden van lof, door den heer van Hamel ten aanzien van den heer Hoeks gesproken. Hij deelt het bezwaar van den heer Knuttel niet, omdat op dit lijstje de heer Hoeks een exceptioneele positie als langdurig hoofd van een school inneemt. Het is niet zijn bedoeling daarmede iets onaangenaams te zeggen ten opzichte van de andere personen, op het lijstje voorkomende, integendeel, bij een vorige ge legenheid heeft hij reeds gezegd, dat onder hen zeer verdien stelijke leerkrachten zijn, al is het moeilijk dat voor ieder hunner naar de juiste graden te delinieeren. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVII. Voorstel tot overbrenging van het dienstjaar 1923 op dat van 1924 van de benoodigde gelden voor de voldoe ning van eenige onbetaald gebleven vorderingen en van ver schillende ontvang- en uitgaafposten van den Kapitaaldienst. (Zie Ing. St; No. 226.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Rekening van de Ontvangsten en Uitgaven der gemeente over het jaar 1923, met inbegrip van die der Haar lemmertrekvaart. (Zie Ing. St. No. 225 en 233.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Knuttel zegt, dat het feit, dat de gewone dienst van de gemeenterekening over 1923 met zulk een reusachtig batig saldo sluit, hoe aangenaam het ook moge zijn, er op wijst, dat de vaststelling van de begrooting minder waarde krijgt. Op de begrooting worden willens en wetens posten ge bracht, welke niet met de werkelijkheid overeenkomen. De gemeente had de groote winsten van de Lichtfabrieken wel moeten zien aankomen. Ook de opbrengst van den hoofde- 1 ij ken omslag is 10% medegevallen. Het is echter mogelijk, dat men dit verschil niet heeft voorzien. Door een en ander verliest de begrooting veel van haar waarde. Het is wenschelijk, dat op dit stuk meer realiteit wordt betracht bij het opmaken der begrooting. Spreker vraagt verder, of Burgemeester en Wethouders, gezien het batig saldo, dat op de volgende rekening zal komen, een voorstel zullen doen tot verlaging van het heffingsper centage van den hoofdelijken omslag. De Voorzitter doet opmerken, dat de rekening 1923 begonnen is met een batig saldo uit vorige dienstjaren van rond ƒ887.000.— terwijl dit saldo ten slotte op de Rekening 2 ton meer bedraagt. Er is dus een medevaller van 2 ton.' Als het systeem van den heer Knuttel werd toegepast, dan zou het geheele batig saldo van de vorige jaren moeten opgaan, maar dat batig saldo is broodnoodig. Overigens is spreker het met den heer Knuttel eens, dat men zoo reëel mogelijk de begrootingsposten moet ramen. Dit is echter in de laatste jaren niet altijd mogelijk geweest ten gevolge van de tijdsomstandigheden, welke tusschen- tijdsche verhoogingen van allerlei posten noodig maken. In dit verband wijst spreker alleen maar op de uitgaven van het Armwezen. Daartegenover staat echter de gelukkige omstan digheid, dat de Lichtfabrieken een grooteren omzet gehad hebben dan met het oog op de heerschende malaise verwacht werd en daardoor grootere winst hebben opgeleverd. Er zijn geweest meevallers en tegenvallers, met het resul taat, dat de begrooting voor 1925 begint met een voordeelig saldo, dat 2 ton hooger is dan het voordeelig saldo, waar mede de begrooting van 1924 begonnen is. Het is gelukkig dat dit zoo is en er moet voor gezorgd worden, dat ook de eerstvolgende jaren een dergelijk batig saldo opleveren. Wat betreft de quaestie van vermindering van belasting, het ^college moet eerst afwachten, hoe de begrooting voor 1925 er uit zal zien, en in verband daarmede, op welk bedrag de post »Belasting naar het inkomen" zal moeten worden geraamd; daarom kan thans nog niet gezegd worden, of, en zoo ja, in hoever tot vermindering van belasting overgegaan zal kunnen worden. Er komt zeker geen verhooging, integen deel, spreker vermoedt wel vermindering. Er zijn evenwel op belastinggebied bij den Raad allerlei verlangens, b.v. de af schaffing van de zakelijke belasting op het bedrijf, waarmede derhave ook rekening moet worden gehouden. Op de vraag of de progressie van de inkomstenbelasting kan worden verscherpt, antwoordt spreker, dat hier de pro gressie nagenoeg tot het maximum dat de wet toestaat, is opgevoerd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 5