MAANDAG 25 AUGUSTUS 1924. 203 30 Mei 1924 afwijzend werd beschikt op het verzoek van F. H. Friesema, dd. 29 April 1924, om vergunning tot het gedeeltelijk vernieuwen van het perceel Levendaal No. 26, Kad. Sectie l), No. 894 Yan deze afwijzende beschikking had Friesema ingevolge art. 78 van de verordening op het Bouwen en Sloopen in beroep kunnen komen bij Uwe Vergadering binnen 30 dagen, nadat die beschikking te zijner kennis was gekomen. Waar hij dien termijn niet in acht genomen heeft, moet zijn beroep derhalve niet ontvankelijk verklaard worden. Burgemeester en Wethouders doen daartoe het voorstel. Zonder beraadslaging ot hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 8°. Voorstel van den heer Sijtsma en Mevr. van ltallie van Embden, om Burgemeester en Wethouders uit te noodigen de mogelijkheid te overwegen van bezuiniging op den Gemeente lijken Reinigings-en Ontsmettingsdienst door vereenvoudiging. Dit voorstel luidt als volgt: »Ondergeteekenden hebben de eer U voor te stellen Bur gemeester en Wethouders uit te noodigen de mogelijkheid te overwegen, in den gemeentelijken reinigings- en ontsmet tingsdienst zoodanige vereenvoudigingen aan te brengen, dat de kosten ervan niet onbelangrijk zullen worden verminderd, zonder dat een behoorlijk functioneeren van den dienst er onder lijdt; en voorts om, liefst vóór de behandeling van de begrooting, dienst 1925, het resultaat hunner overwegingen den Raad mede te deeien." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De Voorzitter stelt voor dit voorstel in handen van Bur gemeester en Wethouders te stellen om praeadvies. De be doeling van Burgemeester en Wethouders is, dit praeadvies zoo mogelijk uit te brengen vóór bet verschijnen van de Memorie van Antwoord betreffende de begrooting, of, indien dat niet kan, bij die Memorie. Er heerscht ten aanzien van die zaak misverstand; ge woonlijk schrijft men het groot nadeelig saldo van dezen dienst toe aan de vuilverbranding, hoewel van het geheele tekort ad 237000.slechts 27000.voor haar rekening komt. Bovendien spreken de voorstellers in hun toelichting van steeds voortgaande vermeerdering van kosten, terwijl uit de getallen kan blijken, dat integendeel de kosten ver minderen. Van dezen dienst, welke als bedrijf twee jaren bestaat, is de tweede rekening f 2000.minder dan de eerste en wat de begrootingen betreft, bedroeg het geraamd nadeelig saldo van het vorige jaar (1923) 287000.— en is dit voor 1924 geraamd op 250000.Het bedrijf kan duur zijn, maar rnen mag niet spreken van steeds toenemende onkosten: het tekort over 1923 ad 237000.— is bovendien nog 50000.beneden de raming gebleven. Burgemeester en Wethouders zijn ook voor bezuiniging geporteerd, maar spreker wijst er op, dat het voorstel van den heer Groeneveld c.s. betreffende het aanleggen van trottoirs in de Breestraat weer niet voortkomt uit een zucht tot bezuiniging. Is de bedoeling van het voorstel van den heer Sijtsma en mevrouw van ltallie om bij de reiniging tot een geheel nieuw systeem te komen en b.v. de vuilverbran ding af te schaffen, dan kan dit voorstel op de begrooting van 1925 niet den minsten invloed hebben; immers zulk een nieuw systeem zou toch niet in den loop van het jaar 1925 in werking kunnen treden. Verder vestigt spreker er de aandacht op, dat bij deze zaak ook groote hygiënische belangen zijn betrokken, welke men toch niet geheel kan gaan verwaarloozen om alleen financiëele redenen. Mevr. van Itallievan Embden meent, dat niet alleen het hygiënisch belang moet medetellen maar ook de veilig heid van het publiek, die langzamerhand op de Breestraat in het gedrang komt. Het is volstrekt niet noodzakelijk om in de Breestraat dure trottoirs te maken; het zal reeds voldoende zijn om de stoepjes te maken zonder impedimenten. De heer Sijtsma zegt, dat de Raad al een praeadvies heeft ontvangen. Hij kan uit hetgeen de Voorzitter gezegd heeft reeds afleiden, hoe dat praeadvies van Burgemeester en Wet houders zal luiden. Naar spreker meent heeft de Voorzitter echter eenige onjuist heden gezegd. Spreker heeft over de jaren 19141924 de kosten van de Gemeentereiniging nagegaan en hem is daarbij gebleken, dat die kosten om-eerst in 1919 te beginnen vroeger was het nog veel minder bedroegen 1.57s per inwoner en per jaar en in 1922 f 3.56, dus 27s maal zooveel. Het is dus heel wat duurder geworden! Het groote publiek denkt er ook zoo over; daarvan zal ver moedelijk ook blijk geven een adres, dat thans al in over weging is en waarop, naar spreker verzekerd is, druk ge- teekend zal worden. Het is dus goed, dat den Raad bereikt een voorstel om tot bezuiniging te komen dan wel tot een zoodanig praeadvies, dat deri Raad en het publiek duidelijk wordt, dat er niets aan te doen is. De Voorzitter ontkent, dat hij onjuistheden heeft gezegd. Hij heeft betoogd, dat men niet kan zeggen op grond van de uitkomsten van de twee laatste jaren, dat de uitgaven voor den Reinigingsdienst steeds vermeerderen; zij zijn in die jaren juist verminderd. Vroeger was het geen bedrijf. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. De Voorzitter deelt alsnog mede: 1°. dat aan D. van Dommelen, eervol ontslagen agent van politie, met ingang van 1 Januari 1924, een suppletie-pensioen is toegekend van 44.zoolang het hem verleend Rijks pensioen blijft bepaald op ƒ1002. 2°. dat aan A. Dirkzwager, werkman bij Gemeentewerken, met ingang van 1 September 1924, een suppletie-pensioen is toegekend van 59.zoolang het hem verleende Rijkspensioen blijft bepaald op ƒ970. De Voorzitter stelt voor punt I van de agenda voorloopig aan te houden. Gedeputeerde Staten hebben verdaagd de be slissing omtrent het al dan niet goedkeureu van het Raads besluit van 21 Juli 1924 betreffende de reorganisatie van het openbaar lager onderwijs, hetgeen vermoedelijk hierin zijn oorzaak vindt, dat de hoofdinspecteur van het lager onder wijs zijn rapport eerst na de laatst gehouden zitting van Ge deputeerde Staten heeft ingezonden. Hoogst waarschijnlijk zal spreker tijdens deze vergadering bericht ontvangen of Gede puteerde Staten huii goedkeuring aan dit Raadsbesluit hebben gehecht. Is dit laatste het geval, dan kan punt I der agenda aan de orde worden gesteld. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. II. Balans en Verlies en Winstrekening, dienst 1923, van het Grondbedrijf. (Zie Ing. St. No. 231.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken besloten. III. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1923, van het Openbaar Slachthuis. (Zie Ing. St. No. 231.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van dezen suppletoiren staat van begrooting besloten. IV. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1923, van het Openbaar Slachthuis. (Zie Ing. St. No. 231.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken besloten. V. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1923, van de gestichten »Endegeest", Voorgeest" en »Rhijngeest". (Zie Ing. St. No. 231.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van dezen suppletoiren staat van begrooting besloten. VI. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1923, van de gestichten «Endegeest", Voorgeest" en «Rhijngeest". (Zie Ing. St. No. 231.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken besloten. VII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1923, van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. No. 231.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van dezen suppletoiren staat van begrooting besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 3