Hugo van Poelgeest. 202 MAANDAG 25 AUGUSTUS 1024. b. tot verkoop aan de Woningbouwvereeniging «Eensgezind heid" van een terrein ten oosten van den Zijlsingel, Sectie K. Nis. 724, 723, 722, 3433 en 707 c. tot overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente van eenige perceelsgedeelten aan den Morschweg en tot beschik baarstelling van gelden voor de verbreeding van een gedeelte van den Morschweg. 3°. Missive van Gedep. Staten, houdende mededeeling, dat de beslissing omtrent het Raadsbesluit van 21 Juli j.l., tot reorganisatie van het lager onderwijs wordt verdaagd. 4°. Missive van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde gemeenterekening, dienst 1922. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van het Bestuur van het St. Elisabethgesticht om het perceel Nieuwe Rijn Nis. 66—66a, van de gemeente aan te koopen. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 29. Motie van den heer Dubbeldeman in zake de wenschelijk- heid dat het Burgerlijk Armbestuur niet optreedt als Bureau voor loondrukking. Deze motie luidt als volgt: »De Raad is van oordeel dat het gewenscht is, dat het Armbestuur niet optreedt als een Bureau voor loondrukking". De motie wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter stelt voor om de motie te behandelen na afdoening van de gedrukte agenda. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dien overeenkomstig besloten. 3°. Voorstel van den heer Groene veld, Mevr. van Itallie van Embden en den heer Sijtsma, om langs de Breestraat trottoirs te doen aanleggen. r Dit voorstel luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Ondergeteekenden stellen voor langs de Breestraat trottoirs te doen aanleggen. T. Groeneveld. W. van Itallievan Embden. K. Sijtsma. Leiden 16 Augustus 1924. Voorgesteld door 3 leden maakt het voorstel een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter stelt voor om dit voorstel te behandelen bij de begrooting voor 1925. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. De Voorzitter verzoekt den voorstellers om deze aange legenheid ook ter sprake te brengen in de afdeelingen bij het begrootingsonderzoek. Dan zal daarop antwoord kunnen komen in de Memorie van Antwoord. Onderwijl zullen Bur gemeester en Wethouders kunnen laten onderzoeken wat de kosten van een en ander zullen zijn. 4°. Bezwaarschrift van J. J. Paardekooper, tegen zijn aan slag in het Vergunningsrecht, dienst 1924/1925. Wordt gesteld in handen van de Reclame-commissie. 5°. Missive van H. van Poelgeest, in zake het in de Raads zitting van 11 Augustus j.l. gesprokene door den heer van Stralen, betreffende de loonen op de Steenfabriek «Ouderzorg". Deze missive luidt als volgt: Leiderdorp (Holland), 20 Augustus 1924. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edelachtbaar College, Naar aanleiding van de dagblad verslagen betreffende Uw zitting van Maandag 11 dezer, spreek ik mijn ernstige afkeuring uit over het met name in debat brengen van «Ouderzorg" door den Heer van Stralen en over de wijze, waarop dit geschiedde, zonder dat van welke zijde ook daartegen werd opgekomen. In de eerste plaats veroordeel ik natuurlijk, dat de Heer van Stralen onjuistheden ten beste gaf over de loonen op «Ouderzorg", die aanmerkelijk hooger zijn dan zijn betoog zou doen vermoeden. Ik heb in het Leidsch Dagblad op die onjuistheden gewezen en mij bereid verklaard over loon bedragen aan belangstellende raadsleden inlichtingen te ver schaffen om een goed oordeel mogelijk te maken. Hiervan is tot heden door twee Uwer leden gebruik gemaakt; niet door den Heer van Stralen, die liever andere bronnen blijft aanboren. Nog meer keur ik af, dat ten opzichte van «Oudeizorg" zonder eenige reden werd uitgesproken de verdenking, dat het zou parasiteeren op de werkeloosheid en een verband met Arbeidsbeurs en Armenraad zou aanhouden, om het loon te drukken en goedkoope werkkrachten te verkrijgen. Tot voor lichting van die leden onder U, die de ingezonden stukjesin het Leidsch Dagblad niet lazen, herhaal ik hier mijn ver klaring, dat wat de Arbeidsbeurs betreft het toch alleszins te plaatsen is, dat «Ouderzorg" in het voorjaar, als er vele nieuwe arbeidskrachten noodig zijn, zich ook wel tot die instelling wendt, maar dat van onze zijde de Armenraad nooit is aan gezocht om werkkrachten te verschaffen. Het zal Uw College bekend zijn, dat de Armenraad de bij hem aanhangige ge vallen steeds grondig onderzoekt. Mijn eerste contact met dezen Raad kreeg ik dan ook door het verstrekken van inlichtingen bij een onderzoek van een verdacht geval. Bij die gelegenheid vroeg men mij of ik, als er ondersteunden waren, die geen werk konden vinden, of dit voorgaven, deze op mijn fabriek aan het werk wilde stellen, als er plaats voor hen was. Het is te begrijpen, dat ik voor deze enkele toevallige krachten niet mijn tarieven en voorwaarden zou verhoogen; ze moesten dus werken voor het geldende stukloon en het zou van hun arbeidsprestatie afhangen of ze hetzelfde gingen verdienen als de andere arbeiders. Het is ook te begrijpen, dat ik er de bestaande tarieven niet voor heb verlaagd en dat er dus van voordeel in dien zin geen sprake kon zijn. Het verband met den Armenraad neemt dan ook steeds in mijn gedachten een soortgelijke plaats in als dat met andere publieke personen of lichamen van allerlei aard (b.v. de reclas- seering), die ik zoo mogelijk terwille ben om de individuen of de gemeenschap te dienen. Over hot algemeen een werk, dat men om het principe moet doen, maar dat weinig vol doening geeft. En tenslotte kom ik er tegen op, dat in een College als de Leidsche Raad, onweersproken maar mag worden verkon digd, dat een bescheiden lom een schande-loon is en dat daar een onderwerp als dit in zulk een sfeer wordt gebracht en gehouden, dat een verslaggever (zie de L. Cf.) die overigens volkomen juist eerst bewijzen vraagt, behoudens deze bewijzen aan het geval verbindt de omschrijving «dief stal van loon' Het is schande noch diefstal, als een onderneming, waar bovendien ieder toch vrij is te komen en te gaan, de loonen in overeenstemming brengt met de mogelijkheden van het product. Integendeel, het is de eenige weg, waarmede ten slotte allen het best gediend zijn, zeker in deze malaise-jaren. Deze tijd moge treurig zijn, ook in al zijn gevolgen, maar zij, die aan de gevolgen zoo goed mogelijk het hoofd bieden, piegen schanddaad, noch diefstal. Op al deze gronden en omdat ik mijn onderneming door het gehouden debat benadeeld acht, meen ik gerechtigd te zijn er bij Uw College ten sterkste op aan te dringen, dat in den vervolge een dergelijke politieke propaganda, die de eer en den goeden naam van bona fide burgers of onderne mingen aantast, met kracht worde geweerd. Met de verschuldigde hoogachting, Uw dw. dr. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen. 6°. Verzoek van Mej. J. van Zeist, onderwijzeres aan de bewaarschool in het Elisabethshof, om haar, hoewel sedert 26 October 1922 ongesteld, nog gedurende 6 maanden, de helft van haar salaris toe te kennen. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 7°. Beroep van L. Th. v. d. Laken, namens F. H.Friesema, tegen een afwijzende beschikking van Burgemeester en Wet houders, betreffende de vernieuwing van het perceel Levendaal 26. De Voorzitter deelt in verband met dit beroepschrift mede, dat bij beschikking van Burgemeester en Wethouders van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 2