Vervolgens is eene kleine wijziging van artikel 9 der Gas- verordening wenschelijk gebleken. Bij de tegenwoordige redactie toch kan bij miswijzing van den gasmeter slechts voor de sedert de laatste opneming nog niet berekende, doch wel verbruikte, hoeveelheid gas betaling worden ge- eischt, ook al is er reeds langer te weinig betaald, hetgeen tot schade voor de Gasfabriek kan leiden en ook reeds heeft geleid. Na schrapping van de woorden „sedert de laatste opneming" in lid 7 zal nu voortaan achteraf betaling ge vorderd kunnen worden voor al het tengevolge van een fout in den meter nog niet berekende gasverbruik. In de derde plaats worden enkele wijzigingen van de artikelen 11 en 12 der Gas verordening, handelende over de invordering van aan de Fabrieken verschuldigde bedragen, in overweging gegeven. Zoo dienen het derde lid van art. 11 en het eerste lid van art. 12 in verband met het den laatsten tijd sterk ontwikkelde bankgiroverkeer te worden aangevuld met de vermelding, naast de postrekening, ook van de bankrekeningen der Fabrieken. Het aantal respijtdagen voor overschrijving van het verschuldigde bedrag is daarbij op acht gesteld, welke termijn in den regel ook voor de tweede aanbieding der quitantie's geldt. De aanvulling van het vierde lid van art. 11 vindt haar oorsprong in de overweging, dat het mogelijk moet zijn om, wanneer dit noodig wordt geoordeeld, van nieuwe verbruikers en van hen, die steeds nalatig blijken in hunne betalingen, eene borgstelling te eischen. De voorgestelde wijziging van art. 12 strekt in hoofdzaak om eene derde aanbieding der quitantie's mogelijk te ma ken. Onder de tegenwoordige regeling waarbij na twee vergeefsche aanbiedingen nog gedurende twee dagen gele genheid wordt gegeven tot betaling ten kantore der Fa brieken, bij gebreke waarvan afsluiting van den gastoevoer kan plaats vinden komt het veelvuldig voor, dat een beambte moet worden uitgezonden om den meter weg te nemen, waartoe het dan echter niet komt, omdat men op het laatste oogenblik aan dien beambte betaalt. Zoodoende heeft men toch een derde aanbieding, en wel zonder extra kosten. Het is daarom gewenscht, om, onder heffing van een bedrag ad 0.40 wegens extra administratie- en incasso kosten, de quitantie's na den bovenbedoelden termijn van twee dagen (in de praktijk veelal langer) voor de derde en laatste maal aan te bieden. In het artikel is de bevoegd heid omschreven van den Directeur, om, wanneer ook dan betaling niet volgt, den gastoevoer dadelijk af te sluiten. Het voorgestelde tweede lid van art. 12 is nieuw en gegrond op de overweging, dat het billijk is om bij niet- betaling van een gecombineerde gas- en stroomquitantie slechts eenmaal de administratie- en afsluitingskosten, zoo mede die van het herstellen van den gas- en stroomtoevoer, in rekening te brengen. In den regel toch worden de beide afsluitingen en herstellingen gelijktijdig door één beambte der Fabrieken bewerkstelligd. Het tegenwoordige tweede lid van art. 12 ware aan te vullen met de bepaling, dat ook een ander dan de curator, mits ten genoegen van de Directie der Fabrieken, zich voor het gasverbruik, enz. gedurende het faillissement van een verbruiker aansprakelijk kan stellen, in welk geval hij als aangeslotene wordt beschouwd. De aanvulling van artikel 13 beoogt de verplichtingen van den aangeslotene bij het eindigen van de gaslevering nauw keuriger te omschrijven; in de praktijk is de wenschelijk- heid daarvan gebleken. Aan artikel 14 zouden wij de bepaling toegevoegd willen zien, hieronder als nieuw tweede lid voorgesteld. Het is n.l. noodig, om zegel verbreking en het gebruik van andere muntstukken, dan waarop de meter is ingericht, in gevallen van kwade trouw met kracht tegen te gaan. In dergelijke gevallen zal dus voortaan een boete kunnen worden opge legd, terwijl bij zegelverbreking of bij het bezigen van ver keerde muntstukken dit laatste, indien bij herhaling gepleegd bovendien afsluiting van den gastoevoer moge lijk moet zijn. Artikel 17, lid 1, dient hiertoe eenige wijzi ging te ondergaan. De verandering van lid 3 van dit artikel (vgl. ook art. 12, lid 1, nieuw) behoeft wel geen nadere toelichting. De overige verschillen, welke bij vergelijking van de des betreffende artikelen der bestaande verordening met onze wijzigingsvoorstellen kunnen worden opgemerkt, zijn te beschouwen als redactieveranderingen of -verduidelijkingen en vinden, evenals de wijzigingen in de Electriciteitsver- ordening, voor een deel hun oorsprong in ons streven, om de bewoordingen van de Gas- en die der Electriciteitsver ordening, waar mogelijk, overeen te doen stemmen. De toelichting tot de wijzigingen van de Electriciteits- verordening kan kort zijn, aangezien voor de meeste ver anderingen, met name die van de artikelen 9, 11, 12, 13, 14 en 17, dezelfde motieven gelden als voor de hierboven behandelde overeenkomstige artikelen der Gasverordening en wij bovendien de wijziging, welke art. 10 in verband met de tariefsverlaging moet ondergaan, reeds uitvoerig hebben besproken. Wij bepalen ons derhalve tot de mededeeling, dat de bij artikel 6, eerste lid, vastgestelde huur van 0 90 per aan- sluitingspunt van binnenleidingen tengevolge van de daling der materiaalprijzen tot 0.60 per aansluitingspunt kan worden teruggebracht en in verband daarmede de minimum- huur van 4.50 tot 3. Overigens hebben wij ook in de Electriciteitsverordenipg hier en daar redactieverbeteringen aangebracht, van de nadere bespreking waarvan wij ons wegens hare eenvoudig heid ontslagen mogen rekenen. Wij geven Uw College thans in overweging, den Baad voor te stellen over te gaan tot vaststelling van de twee verordeningen, welke in ontwerp hiernevens zijn gevoegd. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, J. F. X. Sanders, Voorzitter. E. Schotman, Secretaris. Aan Heer en Burgemeester en Wethouders van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 9