174 kweekscholen zal worden gesalarieerd, met dien verstande, dat ter berekening van de aan eenigen leeraar toekomende bezoldiging al zijne uren aan beide afdeelingen en aan de cursussen zullen worden samengevoegd en onder bepaling, dat tengevolge van dit besluit de bezoldiging van het op. 31 Augustus 1924 aan de kweekschool (afd. A en/of B) en/of aan de cursusseD verbonden leerarenpersoneel geen vermin dering zal ondergaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 243. Leiden, 25 Augustus 1924. Met nevensgaande voorstellen van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit inzake verlaging der electriciteitstarieven en wijziging van de Gas- en de Electriciteitsverordening, kunnen wij ons geheel vereenigen. Onder verwijzing naar den inhoud van de missive van Com missarissen geven wij U mitsdien in overweging over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordeningen: A. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914 (Gemeenteblad No. 36) betreffende de levering van gas door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Elec triciteit te Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 16 Juli 1923) (Gemeenteblad No. 20). Artikel I. In het eerste lid van artikel 4 van bovengenoemde ver ordening wordt in plaats van „alinea" gelezen „lid". Art. II. Het eerste lid van artikel 7 wordt gelezen als volgt: „Ter beoordeeling van Commissarissen kan aan bewoners van kleine woningen of gedeelten van woningen gas worden verstrekt over een muntgasmeter, waarbij de aanleg van de muntgasinstallatie geschiedt van gemeentewege op aanvrage van den eigenaar of van den huurder in het laatste geval met schriftelijke toestemming van den eigenaar en waarbij de muntgasverbruiker kosteloos in bruikleen ontvangt een muntgasmeter, benevens de noodige binnenleidingen en gastoestellen, waarvan de soort en het aantal nader door de Directie worden vastgesteld." Het tweede lid van artikel 7 wordt gelezen als volgt: „De aanleg van muntgasinstallatie's, als bedoeld in het vorig lid, geschiedt alleen in perceelen, waarvan de huur waarde bij de week wordt uitgedrukt en een door Com missarissen vast te stellen bedrag niet overschrijdt en in welke geen abonnementsleidingen voor electrisch licht aan wezig zijn. Bovendien wordt geen muntgasinstallatie aan gelegd in huizen, waarin reeds gas over een gewonen meter geleverd wordt, zelfs niet wanneer het huis in verschillende perceelen verdeeld is." Het derde, vierde en vijfde lid van artikel 7 vervallen. In het zesde lid van artikel 7 wordt in plaats van „De muntgasverbruiker" gelezen: „Hij, die ingevolge het bepaalde bij het eerste lid van dit artikel muntgas verbruikt,". In het zevende lid van artikel 7 wordt na het woord „toe stellen" ingevoegd: bedoeld in het eerste lid van dit artikel,". Ha het zevende lid van artikel 7 wordt ingevoegd een nieuw lid, luidende als volgt: „Uitbreiding van eene bestaande muntgasinstallatie, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, geschiedt uitsluitend door de Gasfabriek tegen betaling van eene tegemoetkoming in de kosten van uitbreiding. De geheele installatie blijft het eigendom van de gemeente." In het twaalfde lid van artikel 7 wordt in plaats van „gasmeter" gelezen: „muntgasmeter" en in plaats van „vanwege": „door". In het veertiende lid van artikel 7 wordt in plaats van „De verbruiker" gelezen: „Hij, die ingevolge het bepaalde bij het eerste lid van dit artikel muntgas verbruikt,". Aan artikel 7 worden na het vijftiende lid twee nieuwe leden toegevoegd, luidende als volgt: „Commissarissen zijn bevoegd te allen tijde te vorderen, dat de eigenaar of diens rechtverkrijgende de muntgas installatie in eigendom overneemt tegen betaling van een door hen vast te stellen som." „De Directie is bevoegd in gevallen, te harer beoordeeling, aan verbruikers in andere perceelen dan genoemd in het tweede lid van dit artikel, gas over een muntgasmeter te verstrekken. In deze gevallen worden den muntgasverbruiker door de Gasfabriek geen binnenleidingen noch toestellen, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, verstrekt". Art. III. In het laatste lid van artikel 9 vervallen de woorden „sedert de laatste opneming". Aan artikel 9 wordt een nieuw laatste lid toegevoegd, luidende als volgt: „Een verzoek tot herijk schort de betaling van de berekende hoeveelheid gas niet op. Eventueele verrekening vindt plaats, zoodra het resultaat van den herijk bekend is." Art. IV. Het derde lid van artikel 11 wordt gelezen als volgt: „Verbruikers, die het door hen aan de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit verschuldigde geregeld door over schrijving hetzij op de postrekening, hetzij op eene der bankrekeningen der Fabrieken, voornoemd, wenschen te betalen, ontvangen daartoe, mits zij alle aan de Fabrieken verschuldigde bedragen zonder uitzondering en franco op deze wijze vereffenen, eene schriftelijke opgave van het verschuldigde, dat alsdan binnen acht dagen na de ver zending dier opgave op de postrekening of op eene der bankrekeningen der Fabrieken moet zijn overgeschreven." Het vierde lid van artikel 11 wordt gelezen als volgt: „De Directie is bevoegd van verbruikers bij den aanvang van de gaslevering of later, zoo dit wenschelijk mocht blijken, eene borgstelling te vorderen. Zij is tevens bevoegd gedeeltelijke vooruitbetaling of wel dagelijksche contante betaling te eischen". In het zesde lid van artikel 11 wordt in plaats van de woorden „zoo dikwijls dat door de Directie wordt noodig geacht" gelezen: „over meer maanden tegelijk, zulks ter beoordeeling van Commissarissen", terwijl aan dat lid een nieuwe zin wordt toegevoegd, luidende: „Dit kan echter, indien de Directie het noodig oordeelt, ook meermalen in een maand geschieden". In het zevende lid van artikel 11 wordt in plaats van de woorden „in rekening gebracht" gelezen: „verrekend". Aan het achtste lid van artikel 11 wordt een nieuwe zin toegevoegd, luidende als volgt: „Het bepaalde in het tweede lid van dit artikel vindt overeenkomstige toepassing". Art. V. In de eerste zinsnede van het eerste lid van artikel 12 wordt in plaats van de woorden „Postrekening der" gelezen „postrekening of op eene der bankrekeningen van de." De tweede zinsnede van het eerste lid van artikel 12 wordt gelezen als volgt: „Indien de aangeslotene in gebreke, is gebleven binnen den genoemden termijn het verschuldigde te voldoen, wordt, onder heffing van 0.40 als vergoeding wegens extra administratie- en incassokosten, de betreffende vordering nog éénmaal aangeboden. Indien ook bij deze laatste aan bieding geene betaling volgt, is de Directie bevoegd den gastoevoer dadelijk af te sluiten en den meter weg te nemen. De aansluiting wordt eerst hersteld na betaling van het verschuldigde (waaronder ook zijn begrepen de administratie- en incassokosten), vermeerderd met de vergoeding voor de onkosten van het afsluiten van den gastoevoer en het her stellen van de aansluiting volgens het bepaalde in artikel 17." Ha het eerste lid van artikel 12 wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende als volgt: „Betreft het de invordering van eene quitantie voor gas- en electriciteitsverbruik tezamen, dan zijn de in het vorig lid genoemde kosten slechts eenmaal verschuldigd." In de eerste zinsnede van het tegenwoordige tweede lid van artikel 12 wordt na het woord „curator" ingevoegd „of een derde, ten genoegen van de Directie", en wordt in plaats van de woorden „is de Directie niet bevoegd" ge lezen: „is de Directie, ook al zijn nog gelden van vóór de faillietverklaring verschuldigd, niet bevoegd." In de tweede zinsnede van het tegenwoordige tweede lid van artikel 12 wordt in plaats van de woorden „de curator" gelezen: „degene, die zich aansprakelijk heeft gesteld,". Het laatste lid van artikel 12 vervalt. Art. VI. In artikel 13 wordt in plaats van de woorden „ook al heeft geen verder verbruik plaats" gelezen: „hetzij geen verder verbruik plaats heeft, hetzij de nieuwe bewoner het door den aangeslotene verlaten perceel reeds heeft betrokken". Art. VII. Ha het eerste lid van artikel 14 wordt ingevoegd een nieuw tweede lid, luidende als volgt:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 6