172 richting van Nederland inbegrepen), algemeene geschiedenis, aardrijkskunde, kennis der natuur (gezondheidsleer inbe grepen), zingen, teekenen, lichamelijke oefening, wiskunde, theorie en practijk van onderwijs en opvoeding, Frausche taal, Duitsche taal, Engelsche taal, nuttige handwerken voor meisjes en spraakvorming. 2. Het onderwijs aan de afdeeling B omvat de volgende vakken: Nederlandsche taal en letterkunde, opvoedkunde (methode van onderwijs inbegrepen), geschiedenis, aardrijks kunde, kennis der natuur, gezondheidsleer en wiskunde. Art. 18. 1. Jaarlijks in de maand Juli worden het leerplan en de rooster door den directeur, na overleg met de leeraren, opgemaakt en aan Burgemeester en Wethouders ter vast stelling toegezonden. 2. Het leerplan vermeldt de schooltijden, het aantal uren, wekelijks voor elk vak bestemd, de namen der leeraren voor elk vak in elke klasse, de te gebruiken boeken en den omvang van het onderwijs in de verschillende vakken in elke klasse. 3. De rooster wordt opgemaakt overeenkomstig de bij Koninklijk besluit gegeven voorschriften. 4. Een exemplaar van leerplan en rooster wordt door den directeur ten minste 10 dagen voor den aanvang van het schooljaar gezonden aan den betrokken Hoofdinspecteur en Inspecteur van het lager onderwijs. Art. 19. 1. De adspiranten, die tot de eerste klasse der afdeeling A worden toegelaten, moeten op 1 Augustus van het afge- loopen schooljaar hun vijftiende jaar zijn ingetreden. 2. De adspiranten, die tot de tweede klasse worden toe-' gelaten, moeten op 1 Augustus van het afgeloopen school jaar hun zestiende jaar zijn ingetreden. 3. De toelating tot de eerste klasse geschiedt na het met gunstig gevolg afleggen van een examen afgenomen door directeur en leeraren der school, volgens een door hen opgemaakt programma, dat aan de goedkeuring van Bur gemeester en Wethouders wordt onderworpen. 4. Zonder toelatingsexamen kunnen tot de tweede klasse worden toegelaten: a. bezitters van een einddiploma eener hoogere burger school met driejarigen cursus; b. zij, die de eerste drie leerjaren eener hoogere burger school met vijfjarigen cursus, van eene hoogere burgerschool voor meisjes met zesjarigen cursus, van eene middelbare school voor meisjes of van een gymnasium met gunstig gevolg hebben doorloopen, blijkende uit hunne toelating tot de vierde klasse; c. de bezitters van een diploma, onder Rijks toezicht afgegeven vanwege de Yereenigingen ter bevordering van het meer uitgebreid lager onderwijs. 5. Tot de tweede en hoogere klassen kunnen adspirant- leerlingen worden toegelaten, nadat door het afleggen van een examen gebleken is, dat zij de lessen in die klassen met vrucht zullen kunnen volgen. 6. Adspirant-leerlingen, die op 1 Augustus van het afge loopen schooljaar ouder waren dan 23 jaar, worden niet toegelaten. Art. 20. 1. De in het vorige artikel bedoelde toelatingsexamens worden jaarlijks in de maanden Juni of Juli afgenomen. 2. De uitslag der examens wordt bij meerderheid van stemmen opgemaakt. Bij staking van stemmen beslist de stem van den directeur. Art. 21. De adspiranten worden niet tot de toelatingsexamens toegelaten, dan na overlegging van hun geboorte-akte en van een geneeskundige verklaring, waaruit blijkt, dat zij lichamelijk geschikt zijn voor het ambt van onderwijzer (es). Art. 22. Met goedkeuring van Burgemeester en Wethouders kunnen na met inachtneming van art. 21 afgelegd examen, leerlingen ook tusschentijds tot de school worden toegelaten. Art. 23. Voor alle of eenige lessen der cursussen kunnen zich bij den directeur laten inschrijven onderwijzers(essen), op ver toon hunner akte van bekwaamheid als onderwijzer(es) en anderen, op wier verzoek om toelating door Burgemeester en Wethouders gunstig is beschikt. Art. 24. 1. De leermiddelen worden aan de leerlingen van de afdeeling A van wege de gemeente ten gebruike verstrekt. 2. De leerlingen van de afdeeling B en de deelnemers aan de cursussen moeten zelf voor de aanschaffing van de noodige leermiddelen zorgen. Art. 25. 1. De leerlingen, die genoegzame vorderingen gemaakt hebben, worden tot eene hoogere klasse bevorderd. 2. Het besluit omtrent de bevordering wordt door directeur en leeraren bij meerderheid van stemmen opgemaakt. Bij staking van stemmen beslist de stem van den directeur. 3. De leerlingen der afdeeling A, die voor de tweede maal niet tot een hoogere klasse bevorderd worden of de akte van bekwaamheid als onderwijzer(es) niet verkrijgen, kunnen op voorstel van den directeur, door Burgemeester en Wet houders van de school worden verwijderd. Art. 26. Ingeval van herhaald willekeurig verzuim van lessen, kunnen de* leerlingen, op voorstel van den directeur, door Burgemeester en Wethouders van de school worden verwijderd. Art. 27. 1. De directeur is bevoegd aan een leerling, op grond van wangedrag, voor ten hoogste 14 dagen, het bijwonen van de lessen te ontzeggen. Hij geeft daarvan onmiddellijk kennis aan Burgemeester en Wethouders en, indien de leerling minderjarig is, eveneens aan diens ouders of verzorgers. 2. Bij herhaling, alsmede in ernstige gevallen, kunnen Burgemeester en Wethouders tot ontzegging voor langer en tijd of verwijdering van de school besluiten. Art. 28. De practische opleiding van de leerlingen der afdeeling A heeft plaats aan een of meer door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen openbare lagere scholen, of aan een of meer klassen van openbare lagere scholen. Art. 29. Voor het onderwijs aan de kweekschool en aan de cur sussen wordt een schoolgeld geheven, hetwelk bij afzonderlijke verordening wordt vastgesteld. Art. 30. Waar in deze verordening wordt gesproken van leeraren worden daaronder ook leeraressen begrepen. Art. 31. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 September 1924. Op dien datum wordt gerekend te zijn vervallen de verordening van 27 December 1920 (Gem.blad No. 55), gewijzigd bij verordening van 10 October 1921 (Gem.blad No. 47). VERORDENING, tot heffing van schoolgeld aan de Kweekschool voor Onder wijzers en Onderwijzeressen te Leiden. Artikel 1. Ter tegemoetkoming in de kosten van de gemeentelijke kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en van de daaraan verbonden cursussen wordt een schoolgeld geheven voor iederen leerling, die aan deze inrichting onderwijs geniet. Art. 2. 1. Het schoolgeld is verschuldigd door de ouders, voogden of verzorgers der leerlingen, of, wanneer deze meerderjarig zijn, door de leerlingen zeiven. 2. Zij, die eens anders kind zonder vergoeding geheel als het hunne verzorgen, worden voor de toepassing van deze verordening als de ouders van het kind beschouwd. Art. 3. Het heffingsjaar valt samen met het schooljaar, hetwelk loopt van 1 September van het eene tot 1 September van het daarop volgende jaar. Art. 4. 1. Het schoolgeld bedraagt: a. voor iederen leerling van de afdeeling A 50.'sjaars;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 4