170 N°. 241. Leiden, 25 Augustus 1924. Onder mededeeling, dat ons College zich met het hier onder afgedrukt voorstel van de Commissie van Beheer over de Gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Bhijn- geest" geheel kan vereenigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging genoemde Commissie te machtigen, tot den bouw van 4 verplegerswoningen op het terrein der Ge stichten over te gaan voor de som van 18000.te be talen uit de middelen van het afschrijvings- en vernieu wingsfonds dier inrichtingen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 8en Augustus 1924. In zijne zitting van .10 April 1913 besloot de Gemeenteraad op voorstel van Uw College (Zie Ingek. Stukken No. 96 van dat jaar) tot beschikbaarstelling van gelden voor den bouw van een viertal verplegerswoningen nabij het gesticht „Endegeest". De naaste aanleiding tot dit voorstel was, zooals U uit het daarbij afgedrukt schrijven van onze Commissie kan blijken,hierin gelegen, dat op de begrooting voor 1913 een bedrag was uitgetrokken ter aanstelling van een tweeden uitwonenden verpleger. Door gedeeltelijke op heffing van het gedwongen internaat, hetwelk zoowel van de zijde van de Gestichtsdirecteuren als van de verplegenden en hunne organisatie's zeiven als een van de voornaamste oorzaken werd beschouwd van de vaak minder gunstige ondervindingen, die met eeD deel van het mannelijk personeel zoowel hier als elders werden opgedaan, beoogde men tot een verminderde mutatie van dit personeel en tot een betere verpleging te geraken. Met dezen maatregel alleen kon echter het gewenschte resultaat niet volledig worden bereikt; omdat een doelmatige inrichting van den verplegingsdienst eischt, dat het uitwonend personeel in de onmiddellijke nabijheid van het gesticht woont en in den regel aldaar een behoorlijke huisvesting niet is te vinden, moest men tevens wel overgaan tot de stichting van dienstwoningen, die dan door de ge huwde uitwonende verplegers konden worden betrokken. Op grond van deze overwegingen en in verband met haar voornemen om in de eerstvolgende jaren tot een geleidelijke uitbreiding van het aantal uitwonende verplegers over te gaan achtte onze Commissie destijds den bouw van een 4 tal verplegerswoningen voorloopig voldoende. In den loop der jaren heeft onze Commissie bij het toenemen van het aantal verplegenden, en in verband met de gunstige ervaring met gedeeltelijke opheffing van het gedwongen internaat opgedaan, op voorstel van den Geneesheer-Directeur aan het aantal gehuwde uitwonende verplegenden eenige uitbreiding gegeven, tengevolge waarvan thans reeds een negental uitwonenden in dienst is, welk aantal binnenkort nog met één zal worden vermeerderd. Van dit negental wonen vier verplegers in de woningen, welke in 1913 zijn gebouwd, terwijl de overigen in Leiden en omliggende ge meenten wonen, omdat zij in Oegstgeest niet allen een passende woning kunnen vinden. Zooals boven echter reeds werd medegedeeld, eischt een doelmatige inrichting van den verplegingsdienst, welke het noodig kan maken dat op een gegeven oogenblik een zoo groot mogelijk deel van het verplegend personeel ter be schikking is, dat de uitwonenden in de onmiddellijke om geving van het gesticht wonen, hetgeen te meer klemt, wanneer het aantal uitwonenden toeneemt. Aan dezen eisch voldoet de tegenwoordige toestand, waarbij nog niet de helft van het aantal uitwonenden in de nabijheid van het gesticht woont, niet meer, zoodat in het belang der ver pleging uitbreiding van het aantal verplegerswoningen gewenscht is. Wij verzochten daarom den Directeur van Gemeente werken ons een schetsontwerp met een globale begrooting der kosten voor een blok van 4 verplegerswoningen, welk aantal naar onze meening voldoende is, te doen toekomen. Dit ontwerp gelieve U als bijlage hiernevens aan te treffen. In overleg met den Geneesheer-Directeur is de indeeling der woningen in het algemeen ontworpen overeenkomstig die der bestaande, terwijl een plaatsing op het aan de ge stichten toebehoorend terrein, gelegen onmiddellijk noord- oostwaarts van de bestaande woningen, het meest aange wezen. is; de keuze van dit terrein heeft overigens op de bouwkosten van deze 4 woningen, welke op 18.000. worden geraamd, geen noemenswaardigen invloed. Bij de beoordeeling van dit kostencijfer de Directeur der Gemeentewerken vestigt er nadrukkelijk onze aandacht op houde men in het oog, dat de materialen voor dit werk van verren afstand moeten worden aangevoerd en dat overigens de kosten per woning uit den aard der zaak veel hooger zijn bij dit complex van slechts 4 enkele woningen dan bij de omvangrijke bouwplannen der woningbouw verenigingen, die vele tientallen dubbele woningen omvatten. Voor de bestaande 4 verplegerswoningen werd door den Baad in 1913 een bedrag van 11.875.toegestaan. Het thans noodig geoordeeld bedrag 18.000.is ongeveer 50 hooger, welke verhooging met het oog op de tegen woordige loonen en materiaalprijzen zeer matig mag heeten. Het terrein, waarop de woningen eventueel zullen ver rijzen, behoort administratief tot de gestichten en behoeft dus niet meer van de gemeente te worden overgenomen, zooals in 1913 bij den bouw der eerste verplegerswoningen wèl het geval was. Onder mededeeling, dat de voor den bouw der woningen benoodigde gelden uit de middelen van het afschrijvings- en vernieuwingsfonds kunnen worden betaald, geven wij Uw College beleefd in overweging den Baad voor te stellen, onze Commissie tot den bouw van vier verplegerswoningen op het terrein der Gestichten te machtigen voor de som van 18.000.te betalen uit de middelen van het afschrijvings- en vernieuwingsfonds. De Commissie van Beheer voornoemd, Aug. L. Beimeringer, Voorzitter. J. A. v. d. Stok, Secretaris. N° 242. Leiden, 25 Augustus 1924. De inwerkingtreding van het Koninklijk besluit van 11 September 1923, Staatsblad 440, tot vaststelling van de regelen en voorwaarden voor het verleenen van eene rijks bijdrage o. a. aan de gemeentelijke kweekscholen en de op grond van dat Koninklijk besluit op 30 Mei j.l. door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen vast gestelde regelen, betreffende de opleiding voor de hoofdakte, maken wijziging van de verordening op de kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen noodig. Zoo is bij dat Koninklijk besluit o. m. bepaald, dat het schooljaar in plaats van op 1 Mei op 1 September zal aan vangen. Verder moet wijziging van de bepalingen betreffende de toelating van leerlingen plaats vinden, aangezien in het Koninklijk besluit is voorgeschreven, dat leerlingen, die eene hoogere burgerschool met 3-jarigen Cursus, of de eerste drie leerjaren van eene hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, van eene hoogere burgerschool voor meisjes met zesjarigen cursus, van eene middelbare school voor meisjes of van een gymnasium met gunstig gevolg hebben door- loopen, alsmede de bezitters van een diploma, onder Bijks- toezicht afgegeven vanwege de Vereenigingen ter bevorde ring van het meer uitgebYeid lager onderwijs, zonder examen tot de tweede klasse worden toegelaten. O. i. vereischt de hierbij aangeboden concept-verordening op de kweekschool en de daaraan verbonden cursussen geen verdere toelichting. Slechts mogen wij nog aangeven, waarom wij de bepalingen, betrekking hebbende op de salarieering van het leeraren personeel uit de oude verordening niet in de nieuwe hebben overgebracht. Nu de af deeling B voortaan, wat de salarissen der leerkrachten betreft op dezelfde wijze door het Bijk zal worden gesubsidieerd als de afdeeling A en de leeraren aan de Bijkskweekscholen voor de lessen aan de afdeeling B dezelfde belooning ontvangen als voor die aan de afdeeling A, schijnt het ons gewenscht hier evenzoo te handelen, zoodat dan de afzonderlijke belooning voor de afdeeling B onzer kweekschool moet vervallen. Wij zouden er echter tegen willen waken, dat de tegenwoordige leeraren door deze verandering met September a. s. in salaris achter uitgaan. Aangezien verder, vermoedelijk binnen afzienbaren tijd, voor het personeel der Bijkskweekscholen eene' nieuwe salarisregeling zal worden vastgesteld en de tegenwoordige salarisregeling door de korting van 5 of 10 waartoe in Uwe Vergadering van 19 Mei j. 1. is besloten, toch oojs niet onveranderd in de nieuwe verordening kan worden overge nomen, achten wij het geraden thans te volstaan met het nemen van een besluit als hier sub II is aangegeven. Nader hand, als de nieuwe rijksregeling is verschenen, kan dan worden overwogen of vaststelling van eene afzonderlijke verordening op de salarieering van het kweekschoolpersoneel aanbeveling verdient. Ook de schoolgeldregeling voor de kweekschool zal wijzi ging moeten ondergaan. Immers verbindt art. 23 van het bovengenoemd Koninklijk besluit aan het verkrijgen van rijkssubsidie de voorwaarde, dat van iederen leerling een schoolgeld wordt geheven, dat ten minste gelijk is aan dat voor leerlingen eener overeenkomstige Bijkskwepkschool. In verband hiermede hebben wij eene nieuwe verordening op het schoolgeld ontworpen, welke in hoofdzaak gelijk is aan O Ligt in de Leeskamer ter visie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 2