162
MAANDAG 14 JULI 1924.
Uw College mede te deelen, dat ik er bezwaar tegen heb om
het huidig tarief van steun verleening nog langer te besten
digen. Ik verzoek U mij spoedig te willen mededeeleo, dat
het vorenstaande tarief door U zal worden toegepast."
Spreker heeft deze steunregeling bestudeerd. Er waren
enkele qaestie's in, welke hem niet zeer duidelijk waren, en
juist toen hij, mede in verband met dezen brief, ter zake
van die quaestie eens naar het Departement wilde gaan,
kreeg spreker bezoek van de heeren Baart en van Stralen,
die hem verzochten aan het Departement ernstig te protes
teeren tegen de verlaging van den steun. Spreker zeide, dat
hij erover zou gaan spreken, maar dat het in de eerste plaats
op den weg van de heeren of van hun geestverwanten in de
Tweede Kamer lag zulk een protest uit te brengen, omdat
spreker het wellicht niet zou doen in de bewoordingen zoo
als zij dat wenschten. Spreker heeft den heeren het adres
opgegeven, waar zij zijn moesten. De heeren hadden erooren
naar, maar spreker heeft niet gehoord of zij het hebben ge
daan en zoo ja, welke resultaten zij hebben bereikt.
Volgens den heer van Stralen zijn indertijd de ondersteu
ningsnormen door den Raad vastgesteld, maar dat is onjuist.
Er is indertijd beslotentot instelling van een Commissie
voor de Steunverleening, die overeenkomstig een reglement
van den Minister zou ondersteunen, en daarna is een plaat
selijk reglement opgemaakt, dat niet in den Raad is geweest
en niet door den Raad is vastgesteld. Waar de Commissie
had te handelen overeenkomstig het reglement van den
Minister, is het niet meer dan juist dat zij, wanneer de Mi
nister het reglement wijzigt, ook overeenkomslig dat gewij
zigd reglement handelt.
Waar de heer Baart de Commissie verwijt overhaast te
hebben gehandeld, wijst spreker er op, dat de Minister eerst
had bepaald, dat de gewijzigde regeling, welke dateert van
13 Mei, op 15 Juni in werking moest treden, maar dat de
invoering door verschillende omstandigheden op 19 Juli, dus
een maand later, is gesteld. Van overhaasting is hier dus
geen sprake.
De heer Baart heeft zich opnieuw beroepen op de steun
regeling in den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht,
gelijk de heeren steeds doen, als dit onderwerp hier aan de
orde is. Telkens als het gebeurde, heeft spreker geantwoord,
dat voor die gemeenten een afzonderlijke regeling is ge
troffen, omdat daar de levensstandaard zooveel hooger is
dan elders, zooals b.v. te Leiden. Trouwens, de bewering
van den heer Baart, dat te Amsterdam de normen niet zou
den zijn veranderd, is onjuist. In die vier genoemde groote
plaatsen is het maximum van den steun wel degelijk aan
merkelijk teruggebracht, o. a. te Amsterdam van f 34.50 op
21.De overige wijzigingen zijn voor alle plaatsen precies
op dezelfde wijze geregeld.
Wat betreft de vraag wat er zal gebeuren, als de nieuwe
steunregeling van den Minister niet wordt gevolgd, terecht
wees de heer van Stralen er reeds op, dat de Minister dan
de ondersteuning aan de metaalbewerkers, de typografen en
de sigarenmakers zal intrekken.
Spieker heeft zich daarvan op de hoogte gesteld op het
Departement en heeft daar een bevestiging gekregen, dat
dat inderdaad gebeuren zou. Meer nog; spreker heeft daar
ook sterk den indruk gekregen, dat, wanneer een besluit
genomen zou worden om den steunnorm niet terug te brengen
tot 13.gelijk de Minister verlangt, dergelijk besluit ter
vernietiging aan de Kroon zou worden voorgedragen. Naar
aanleiding daarvan heeft spreker geschreven aan het Depar
tement en daarop is het volgend antwoord gekomen
»In antwoord op nevensverrneld schrijven heb ik de eer
Uw College mede te deelen, dat ik zal moeten besluiten aan
Uwe gemeente elke subsidie in de kosten van steunverleening
en werkverschaffing te onthouden en schorsing eventueel
vernietiging van het desbetreffend besluit zal moeten worden
overwogen, indien de Raad liwer gemeente mocht besluiten
een hooger tarief dan het nieuwe door mij vastgesteld, toe
te passen.
Ik verzoek U mij ten spoedigste met de beslissing van
den Raad in kennis te stellen".
Wie bekend is met de terminologie van het Departement
en bekend is met de ondervinding, welke hier ter zake reeds
is opgedaan, zal volkomen overtuigd zijn, dat inderdaad
dergelijke beslissing ter vernietiging zou worden voorge
dragen.
Er is eenige ondervinding op dit gebied. Twee jaren ge
leden heeft de Raad besloten om den norm, welke toen door
den Minister was gesteld op 13.50, te verhoogen tot 15.
maar daartegen is de Minister in krachtige termen in verzet
gekomen en de Raad heeft zich daarbij neergelegd.
Een andere quaestie van minder ver strekkenden aard,
welke dit jaar aan de orde geweest is, betrof het in minde
ring brengen van de helft van het gezinsinkomen in plaats
van tweederde gedeelte. De ter zake door den Raad geno
men beslissing is eveneens door de Kroon geschorst en toen
Burgemeester en Wethouders voorstelden zich daarbij neder
te leggen, heeft de Raad dienovereenkomstig besloten.
De heer Eikerbout vraagt, hoe groot het Rijkssubsidie in
deze steunverleening is. Spreker kan mededeelen, dat het
subsidie verleden jaar 55000.— heeft bedragen. Het subsidie
over dit jaar is natuurlijk in evenredigheid met den steun.
Een en ander geeft spreker aanleiding om den Raad ten
sterkste te ontraden om het voorstel van den heer van Stra
len aan te nemen, en in overweging te geven vast te houden
aan den norm, welke door den Minister is aangegeven.
De heer van Stralen had zich omtrent het standpunt van
Burgemeester en Wethouders geen illusie's gemaakt, maar
door hetgeen de heer Heemskerk heeft gezegd is hij teleur
gesteld. Met spreker en diens partijgenooten betreurende, dat
deze verlaging moet worden toegepast, heeft de heer Heemskerk
echter gezegd, dat men zich er niet tegen kan verzetten,
omdat de Minister haar nu eenmaal heeft doorgedreven, en
wijselijk heeft hij nagelaten om den Minister van zijn politieke
richting daarover hard te vallen. De heer Heemskerk is zeer
in zijn nadeel veranderd. Bij de vorige samenstelling van
den Raad zijn, dank zij zijn medewerking, meerdere ver
beteringen voor de werkloozen tot stand gekomen, maar den
laatsten tijd bepaalt hij zich er toe verslechteringen, welke
de Regeering invoert, te betreuren tot afkeuring komt hij
niet eens en ten slotte gaat hij met de verlaging- en ver-
slechteringsvoorstellen mee.
De heer Heemskerk heeft niet het recht spreker en diens
partijgenooten te verwijten, dat zij alleen uit propagandis
tische overwegingen optreden zooals zij doen. Spreker had
van den heer Heemskerk, gezien diens verleden op dit gebied,
zulk een uitdrukking niet verwacht. Het is te betreuren,
dat de heer Heemskerk de werkloozen op deze wijze in den
steek laat, gelijk ook de vertegenwoordigers van de christelijke
arbeiders dat hebben gedaan in de Commissie voor de Steun
verleening. Spreker had van hem niet verwacht dat hij zou
zeggen, dat de loonnormen in het algemeen laag zijn en dat
de ondersteuningsnormen daarmede meer in overeenstemming
moesten worden gebracht. Al zijn in verschillende bedrijven
de loonen verlaagd, dan is dat nog geen argument om in
diezelfde mate de ondersteuningsnormen te verlagen, omdat
de ondersteuningsbedragen, welke worden uitgekeerd, nog ver
blijven beneden de onvoldoende loonen van de groepen, welke
het slechtst betaald worden.
De heer Zuidema, die zich een democraat noemt maar uit
wiens optreden het tegendeel blijkt, heeft gezegd, dat spreker
en diens partijgenooten hebben gemeend, dat door het instellen
van een Commissie voor de Steunverleening het ideaal was
bereikt. Spreker ontkent dat; men heeft het wel als een
beduidende verbetering beschouwd, dat de werkloozenonder-
steunning van het Burgerlijk Armbestuur werd los gemaakt.
De heer Zuidema heeft ten onrechte gezegd, dat de ver
laging van de ondersteuningsnormen in het belang van de
werkloozenkassen is, omdat anders de animo om tot die kassen
toe te treden zou verdwijnen. Dit is hierom niet juist, omdat
werkloozen, die geen lid van een werkloozenkas waren, niet
in aanmerking kwamen om ondersteund te worden door de
Commissie voor de Steunverleening en het slachtoffer zijn
geworden van het Burgerlijk Armbestuur.
Dus de drang voor de arbeiders om aangesloten te zijn bij
werkloozenkassen is even sterk gebleven, omdat zij daardoor
aanspraak hebben op ondersteuning van de commissie, welker
instelling spreker en de zijnen met vreugde hebben begroet
en die zij niet gaarne zouden zien verdwijnen.
De bestrijding van het voorstel door den Wethouder acht
spreker niet bijzonder sterk.
De heer Sanders zegt wel, dat zijn plan om naar den Haag
te gaan om verandering te krijgen reeds vast stond, vóórdat
hij het bezoek van den heer Baart en mij kreeg maar ik
meen, dat de heer Sanders niet aanwezig was toen die circu
laire kwam en dat toen onmiddellijk de Burgemeester, als de
plaatsvervanger van den heer Sanders aan den heer Wijkmans
opdroeg dat met 5 Juli de norm veranderd moest worden.
Toen bestond toch zeker het voornemen nog niet om een
poging tot handhaving der steunbedragen te doen.
De Voorzitter zegt, dat de Minister wijziging van den steun
norm verlangde tegen 15 Juni. Spreker heeft tijdig gewaar
schuwd en heeft om de menschen voor te bereiden uit zich
zelf den termijn met 3 weken verlengd.
De heer van Stralen richt zich thans tegen Burgemeester
en Wethouders, terwijl hij dit tegen den Minister zou
moeten doen.
De heer van Stralen wijst er op, dat de circulaire van den
Minister is van 14 Juni en dat klopt dus niet met de opdracht
om per 15 Juni den verlaagden steunnorm in te voeren.
Dat gaat niet. Immers, aan het slot van den brief zegt de
Minister: »Ik verzoek U mij spoedig te willen mededeelen