160
MAANDAG 14 JULI 1924.
De Voorzitter acht het van het grootste belang, dat er
door de gemeente een tram loopt. Men zou er grooten last
van hebben, als die er niet was. Dan kon men wandelen.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Het op artikel I door den heer van Eek ingediend amende
ment wordt met 18 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heerenvan Hamel, Huurman, Splinter,
van der Reijden, Oostdam, Heemskerk, Bergers, Spendel,
Coster, Eerdmans, van der Wall, Zuidema, Mulder, Meijnen,
Sanders, van Rosmalen, Wilmer en Wilbrink.
Vóór stemmen de heeren van Stralen, Dubbeldeman,
Kooistra, van den Heuvel, Baart, Groeneveld, Knuttel, van
Eek, Verwey, Witmans, Mevrouw Dietrichde Rooy en de
heer Eikerbout.
Artikel I wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming,
art. II zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange
nomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke
stemming wordt vastgesteld.
De punten XXXVIII, XXXIX en XL van de agenda
worden aangehouden tot een volgende vergadering.
XLI. Voorstel tot het verleenen van medewerking aan het
Bestuur der Vereeniging tot instandhouding van bijzondere
scholen voor gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs
aan het Noordeinde No. 40, voor de aanschalfing van leer-
en hulpmiddelen voor die school en tot vaststelling van den
daarop betrekking hebbenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 199).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XL11. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van de meerdere kosten van verbouwing van het gebouw,
waarin de buitengewone school voor lager onderwijs is ge
vestigd, en ten behoeve van de aanschalfing van meubilair.
(Zie Ing. St. No. 193).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
NLII1. Voorstel in zake het verbinden van eene oeconomische
afdeeling aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus.
(Zie Ing. St. No. 200.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
De Voorzitter stelt thans aan de orde het door den heer
van Stralen ingediend voorstel, luidende:
»Ondergeteekende stelt Uwen Raad voor te besluiten dat
de ondersteuning aan uitgetrokken werkloozen niet wordt
verminderd, doch bepaald blijft op 13.50 voor man en vrouw
plus ƒ1.50 per kind,"
waarbij tevens in behandeling komt het desbetreffend ver
zoek van den Leidschen Bestuurdersbond.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Stralen geeft te kennen, dat zijns inziens
de machtiging, welke in de vorige Raadsvergadering aan de
Commissie voor de Steunverleening is gegeven om bepaalde
personen van de ondersteuning uit te sluiten, niet inhield de
bevoegdheid tot verlaging van de normen voor de werk-
loozenondersteuning. Waar die normen indertijd door den
Raad zijn vastgesteld, had men mogen verwachten, dat
Burgemeester en Wethouders, indien zij meenden, dat daarin
wijziging moest worden gebracht, tevoren den Raad daarmede
in kennis zouden stellen. Dat is echter niet geschied: Burge
meester en Wethouders hebben aan de organisatie's bericht,
dat in verband met een circulaire van den Minister met
ingang van 5 Juli later is die datum veranderd in 19 Juli
de verlaagde normen zouden gelden, waardoor het onder
steuningsbedrag voor een gezin met drie kinderen met f 2.—
per week werd verlaagd. Waar de ondersteuningsbedragen
toch al zoo bedroevend laag zijn, mag naar het oordeel van
de sociaal-democraten onder geen beding opnieuw een ver
laging worden toegepast, omdat daardoor de ellende in de
gezinnen nog zou worden vergroot, en mag de Raad niet
zonder verzet deze handeling van de Regeering laten passeeren.
Het is met deze zaak eigenaardig gegaan. De Commissie
voor de Steunverleening heeft in verband met de beslissing
van den Raad wijzigingen voor de regeling ontworpen,
waarbij zij meende de normen van 13.50 als hootdbedrag
en van 1.50 als kinderbijslag te moeten handhaven. Zij
heeft daarvan aan de Regeering kennis gegeven, maar toen
kwam de circulaire van den Minister, waarin werd mede
gedeeld, dat die normen respectievelijk tot 13.en 1.
moesten worden verlaagd voor de dubbel uitgetrokkenen
werd alleen de kindertoeslag van 1.35 tot ƒ1.terug
gebracht, en nu had spreker verwacht, dat de Commissie
zich tot den Minister zou hebben gewend, teneinde te ver
krijgen, dat de bedragen, welke zij noodig achtte, mochten
worden gehandhaafd, doch daarvan is geen sprake geweest.
Een dag nadat de circulaire van den Minister was ontvangen,
kreeg de chef van de steunverleening bericht dat met ingang
van 5 Juli de ondersteuningsbedragen moesten worden verlaagd.
Spreker heeft zijn voorstel ingediend teneinde te voor
komen, dat deze ongemotiveerde verlaging van den steun
wordt doorgevoerd. Burgemeester en Wethouders zullen wel
aanvoeren, dat die vermindering dwingend door den Minister
wordt opgelegd en dat daaraan niets te doen is, maar spreker
meent, dat de Raad voor de eventueele bedreiging van den
Minister niet uit den weg moet gaan en dat de gemeente
niet de verantwoordelijkheid moet aanvaarden hiervoor, dat
de ondersteuning van die menschen nu weder met enkele
guldens verlaagd zou worden.
In elk geval staan aan de gemeente middelen} ten dienste
om dat te voorkomen, evengoed als geschied is in andere
groote plaatsen, waarmede totnogtoe Leiden op één lijn gesteld
is, nl. Amsterdam, Rotterdam, den Haag en Utrecht, waar de
steunnorm tot dusver gelijk was aan die te Leiden, nl. 13.50
en waar zij ongewijzigd is gebleven.
Het zou onbillijk zijn, wanneer die verlaging alleen voor
Leiden werd ingevoerd. Het komt hierdoor, dat het Rijk aan
die vier andere gemeenten geen subsidie verleent in de onder
steuning aan werkloozen. Spreker geeft er dan ook de voor
keur aan, dat de gemeente de Rijkssubsidie weigert en niet
de ondersteuning aan de werkloozen verlaagt, te meer daar
het Rijkssubsidie thans niet zoo heel veel meer bedraagt. Per
week zal dat subsidie stellig niet veel meer dan een paar
honderd gulden bedragen.
De heer Sanders heeft aan spreker verzekerd, dat hij en
de commissie en waarschijnlijk ook het gemeentebestuur op
het standpunt staan, dat een uitkeering van 13.50 niet te
hoog is, en spreker begrijpt dan ook niet, waarom er zoo'n
haast is gemaakt om zoo spoedig mogelijk de betreffende
bepaling uitgevoerd te krijgen.
De Minister acht het wel gewenscht, dat de gemeente
spoedig tot die verlaging overgaat, maar in de circulaire is
in elk geval geen datum genoemd.
De Voorzitter zegt, dat er wel een termijn in de circulaire
genoemd is en dat het College juist in tegenstelling daar
mede een langeren termijn daarvoor heeft gegeven. Men
moet de waarheid spreken.
De heer van Stralen weet niet, wat de Voorzitter onder
een langen termijn verstaat.
De Raad heeft indertijd die steunnorm van 13.50 goedgekeurd
en het zal w-el niet de bedoeling van den Raad geweest zijn om,
toen hij aan de steuncommissie machtiging gaf om wijzigingen
aan te brengen en bepaalde personen uit te sluiten, tevens
machtiging te geven om den steunnorm te verlagen. De Raad
had daarin eerst gekend moeten zijn; dat ware behoorlijk
geweest.
Wel is de zaak op verzoek van eenige Raadsleden aan
vankelijk even uitgesteld, maar 1.1. Donderdag heeft de steun
commissie vergaderd en, hoewel kennis dragende van het
door spreker in te dienen voorstel om dien steunnorm te hand
haven, is men doorgegaan en heeft men hals over kop een
gewijzigd reglement laten drukken.
Spreker blijlt er bij, dat de Raad, zelfs al zou de gemeente
daardoor haar subsidie verspelen, niet mag goedvinden, dat
op deze wijze het peil van de gezinnen naar beneden wordt
getrokken. Welke motieven de Minister heeft om deze ver
laging door te drijven, moet hij weten, maar de Raad draagt
de verantwoordelijkheid voor de wijze, waarop die gezinnen
zullen moeten rondkomen. En waar de Wethouder zelf een
bedrag van 13.50 niet te hoog acht, is hij met het geheele
College verplicht alle pogingen in het werk te stellen om ver
laging der normen te voorkomen. Spreker hoopt, dat de Raad
zijn voorstel zal aannemen.
De heer Baart wijst er in de eerste plaats op, dat, toen
het nieuwe reglement voor de steunverleening aan den
Minister moest worden gezonden, de Commissie in haar
geheel op het standpunt stond, dat de normen van 13.50
en 1.50 niet te hoog waren. Men had dan ook mogen ver
wachten, dat een ernstige poging zou zijn gedaan om te
trachten die normen te doen handhaven.
J 1 s