MAANDAG 16 JUNI 1924. 125 deze kwestie hebben behandeld, acht spreker niet juist. Men had die menschen bij wijze van proef in een anderen werk kring kunnen plaatsen. Spreker geeft oogenblikkelijk toe, dat zij, omdat zij een zekere zelfstandigheid bezaten, als brug wachters minder geschikt waren. Nu vragen zij niets anders dan het oneervol ontslag in een eervol te veranderen ten einde het hun gemakkelijk te maken op hun verderen levensweg weer een betrekking te krijgen. Spreker heeft zich er voor gespannen, omdat hij het gevoel heeft, dat hier hoogst onbillijk is gehandeld. Üe kwestie van die roode kooien en die van dat kwartje moet men niet zoo streng nemen. Er was een tijd, dat de menschen, vooral de brugwachters, slecht bezoldigd werden, en als zij bij gelegenheid iets extra's verdienden aan de schipperij, dan werd hun wel eens iets in natura toegestopt. Nu heeft men er dien menschen indertijd een verwijt van gemaakt, dat zij die roode kooien, dat fait accompli zooals men het noemde, hadden weggemaakt. Wanneer spreker brugwachter was geweest en hij had die 2 roode kooien gekregen, dan zou iedereen daarvan met zijn vingers afgebleven zijn, want ze waren sprekers wettig eigendom geweest, en dan had moeten blijken, of degeen, die deze kooien had gegeven, ze op onwettige wijze in zijn bezit had gekregen. Intusschen, dit is een futiliteit; het is gegaan om dat kwartje; dat is de druppel geweest, die den emmer heeft doen overloopen. Blijkens de stukken is indertijd deze zaak behandeld door 3 Wethouders, die nu niet meer zitting hebben hier, en ook de Voorzitter heeft daaraan niet deelgenomen. Nu meen ik, dat er alles voor te zeggen is, dat het tegenwoordig Dagelijksch Bestuur nog eens nauwgezet overwege, of in dit bijzondere geval alsnog niet een eervol ontslag aan deze personen ver leend kan worden, want het toenmalig Dagelijksch Bestuur heeft wel wat naar streng recht een besluit in deze genomen. De heer Eerdmans acht deze zaak in het stadium, waarin zij nu verkeert, een bewijs hoe gevaarlijk het is als een Raadslid menschen van dienst tracht te zijn op de wijze als de heer Witmans het wil doen. Deze gewezen brugwachters zijn bij verschillende Raads leden rondgegaan en hebben blijkbaar den heer Witmans bereid gevonden om hun zaak alsnog in den Raad te brehgen. Nu moet spreker verklaren, dat de heer Witmans dezen menschen, die hij wil helpen, een geweldigen duw achteruit heeft gegeven, door namelijk in de toelichting tot het voorstel te zeggen: »Ondergeteekenden ontveinzen zich niet dat het een vraag is, of deze menschen geschikt waren voor hun ambt en zouden dezen niet gaarne toestemmend beantwoorden; zij zouden evenwel onder toezicht werkende, in een andere tak van ge meentedienst te werk kunnen zijn gosteld." Kan men iemand, die redres zoekt, iets ergers aandoen dan zoo iets neder te schrijven? En toch wordt zoo iets aange voerd in een betoog, om aan die menschen alsnog eervol ontslag te verleenen. Het betoog van den heer Witmans, dat gemeente-ambtenaren, die men op hun post niet kan ver trouwen, gehandhaafd moeten worden en steeds onder toezicht gehouden, is een vergrijp van den allerergsten aard tegenover de belangen der gemeenschap, die eischen dat de gemeenschap gediend worde door plichtsgetrouwe ambtenaren. Hetgeen de voorstellers voorstaan werkt een geest in de hand, die absoluut in strijd is met die belangen van de gemeenschap. De heer van der Wall sluit zich geheel aan bij het ge sprokene door den heer Eerdmans. Ook al zou de Raad dien menschen terwille zijn, hij is onbevoegd te tornen aan het eenmaal door Burgemeester en Wethouders gegeven ontslag. De Raadsleden kunnen niet vóór het voorstel van den heer "Witmans stemmen. De heer Wilbrink zegt, dat de heer Witmans deze gele genheid om het »goede heertje« te zijn niet heeft verzuimd. Hij wil gaarne de goede man wezen, ook in den Raad, maar in dit geval heeft hij het precies verkeerd geraden, want hij komt met onjuistheden. In zijn toelichting zegt hij, dat, indien hij in de plaats van die brugwachters was geweest, men van hem die roode kooien niet zou hebben teruggekre gen. Hij stelt het voor alsof die kooien van de brugwachters zijn afgenomen, maar uit de rapporten blijkt, dat de brug wachters die kooien hebben teruggebracht, opdat er tegen hen geen bewijs zou wezen. Hij geeft dus een verkeerde voorstelling van de zaak. Verder was de gemeente volgens den heer Witmans ver plicht geweest die menschen in een andere betrekking te plaatsen en te trachten hen daarin te handhaven, maar, indien een ambtenaar zich in een bepaalde betrekking mis draagt en de gemeente dan op zich neemt om het met hem in een andere betrekking te probeeren, dan heeft zulk een systeem een verderfelijken invloed op de mentaliteit der ambtenaren. De heer Witmans komt dus met zonderlinge argumenten en al was men vóór zijn voorstel, men zou er om zijn ar gumentatie alleen tegen moeten stemmen. De heer Spendel zegt, zich aansluitende bij de vorige sprekers, dat de heer Witmans bezig is dien gewezen brug wachters een kool te stoven. De heer Witmans zegt, dat dat kwartje den emmer deed overloopen. Daarin ligt een bewijs, dat door hetgeen was voorafgegaan die emmer zoo vol was, dat er geen kwartje meer bij kon. Spreker en anderen zijn bij het lezen van het rapport der commissie tot een tegenovergestelde conclusie gekomen als de heer Witmans. Dit rapport staat in het teeken van ver goelijking en de heer Witmans sprak in dienzelfden geest. L)ie menschen hadden een zoodanig strafregister, dat Burge meester en Wethouders na het laatste, dat is gebeurd, hebben ingegrepen en hun oneervol ontslag hebben verleend. Men heeft zich te stellen op het standpunt van handhaving van en eerbied voor het gezag. Waar is het einde, als de amb tenaren zich niet aan het gezag onderwerpen? Juist op dien grond zal spreker stemmen tegen het voorstel van den heer Witmans. De heer Knuttel doet opmerken, dat ook de heer Spendel blijkbaar de stukken niet goed heeft gelezen, waar hij zegt dat het rapport der commissie in het teeken der vergoelijking stond. De conclusie van het rapport was, dat de beschul digingen, tegen die brugwachters ingebracht, als niet bewe zen konden worden beschouwd. En waar de heer Spendel den nadruk legt op de strafregisters, wijst spreker er op, dat een van die menschen een strafregister had, dat de hand having van dien man in zijn betrekking volstrekt niet bemoeilijkte. Spreker is het echter wel in zoover eens met sommige sprekers, dat de heer Witmans niet anders als een zeer onhandige vriend van de beide betrokkenen kan beschouwd worden en dat hij het den Raad niet gemakkelijker heeft gemaakt om opnieuw aan Burgemeester en Wethouders op te dragen om het oneervol ontslag in eervol ontslag te ver anderen. De heer Spendel heeft het gehad over het ontslag, dat gegeven wordt aan ambtenaren, die niet geschikt zijn voor een functie, maar dergelijk ontslag pleegt eervol gegeven te worden. Dit argument gaat dus eigenlijk buiten deze quaestie om; het zou juist steunen hetgeen de heer Witmans ge vraagd heeft. Sprekers standpunt is nog altijd, dat de schuld, die dezen menschen aangewreven werd, allerminst bewezen geacht kan worden, zoodat men het ook niet aangedurfd heeft om een gerechtelijke vervolging in die zaak in te stellen. Daaruit blijkt wel, hoe zwak de zaak stond, dat het een subjectieve op vatting van Burgemeester en Wethouders was en dat het bewijs allerminst geleverd was. Moet men den Raad nu altijd op die zaak laten terug komen? Ja, wanneer die menschen dat wenschen en het hun aangedaan onrecht niet hersteld wordt, dan is het de plicht van den Raad om telkens daarop in te gaan en om Burge meester en Wethouders telkens dezelfde opdracht, desnoods in eenigsziris gewijzigden vorm, te geven. Dat is eenmaal het gevolg van verkeerde handelingen, van een handhaving van het gezag, die de heer Spendel misschien zeer mooi vindt, maar die voor dat gezag allerminst bevorderlijk is. De Raad zal goed doen met zich er niet op den langen duur bij neder te leggen. Het is mogelijk, dat Burgemeester en Wethouders zich opnieuw van een uitspraak van den Raad niets zullen aan trekken, maar dan is het goed dat feit opnieuw te consta- teeren. Bovendien zal het optreden van den Raad dan toch niet geheel vruchteloos zijn geweest, want het voorgevallene zal in elk geval deze uitwerking hebben, dat ontslag op deze wijze niet zoo licht meer verleend zal worden. De heer Heemskerk heeft al meermalen gestemd voor een voorstel om het aan deze brugwachters verleend oneervol ontslag alsnog in een eervol ontslag te veranderen, omdat hij destijds als lid der commissie van onderzoek den indruk had gekregen, dat het feit, waarvan zij beschuldigd werden, niet bewezen kon worden en dus een oneervol ontslag niet ge rechtvaardigd was. Evenals anderen moet spreker echter verklaren, dat de heer Witmans het den Raad niet gemakkelijk heeft gemaakt om voor dit voorstel te stemmen. Immers, de heer Witmans gaat in op de al of niet bekwaamheid van die ambtenaren en verzoekt tevens, dat zij eventueel in een andere gemeentelijke functie tewerkgesteld zullen worden. Voor spreker is er echter slechts één vraag: zijn deze menschen al dan niet schuldig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 5