MAANDAG 17 MAART 1924. 71 in het algemeen, ten einde een beginseluitspraak van den Raad te krijgen, en trekt in verband daarmede zijn oorspronkelijk voorstel in. De Voorzitter deelt mede, dat de heer van Eek, onder intrekking van zijn voorstel, de navolgende motie heeft voor gesteld »De Raad der gemeente Leiden spreekt de wenschelijkheid uit, dat aan het in de gemeentebedrijven en -diensten werk zame personeel medezeggenschap wordt toegekend in zake het beheer dier bedrijven en diensten, en verzoekt Burge meester en Wethouders een regeling van die medezeggen schap te ontwerpen." Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Eerdmans kan niet nalaten zijne teleurstelling erover uit te drukken, dat de zaak, welke de heer van Eek hier ter sprake brengt, op zoo zonderlinge wijze wordt be handeld. Spreker herinnert zich, dat de Raadsleden dit Ingekomen Stuk bereikt heeft tegelijkertijd met het Ingekomen Stuk betreffende het georganiseerd overleg, hetwelk in de daarop volgende Raadsvergadering nog niet terstond behandeld is, terwijl dit Ingekomen Stuk pas ruim zes weken na de toe zending aan de orde gekomen is. De heer van Eek heeft dus al den tijd gehad om zich te bezinnen over hetgeen hij over dit onderwerp aan den Raad wilde vragen. Het is hem er blijkbaar meer om te doen om hier te spreken dan om een uitspraak van den Raad te krijgen, welke een of anderen practischen maatregel ten gevolge heeft. Een dergelijke wijze van behandeling moet bij zijn medeleden teleurstelling wekken. Zijn voorstel om adviseerende commissie's te benoemen is nu ineens van de baan en nu komt hij met een voorstel om medezeggenschap in te voeren, terwijl hij op de uitdrukkelijke vraag of hij adviseerende dan wel beslissende bevoegdheden aan die com missie's wilde toekennen, geen antwoord heeft gegeven. Dit is niet de juiste manier om dergelijke belangrijke sociale vraagstukken te behandelen. De heer van Eck doet opmerken, dat hij wegens droeve familieomstandigheden afwezig is geweest en dus niet over zooveel tijd heeft kunnen beschikken. Er wordt in de motie wel gesproken van adviseerende..commissie's, maar het spreekt van zelf, dat bij de arbeiders de begeerte zal worden opgewekt om dat uit te breiden en van het geven van advies tot mede- beslisseri te komen. De heer Spendel zegt, dat spreker meer moet preciseeren wat hij wenscht, maar, als hij dat doet, zegt de Raad dat hij veel te ver gaat. Onder medezeggenschap kan worden ver staan advies uitbrengen en mede beslissen. Wat de Raad wil en wat spreker wil, kan dan blijken, als de zaak nader aan de orde komt. De heer Knuttel zal zijn stem aan dit voorstel van den heer van Eck geven, echter zonder eenigen waarborg dat hij ook zal meegaan met hetgeen er eventueel uit zal voortkomen. Spreker ontkent tegenover den Wethouder, dat de mede zeggenschap overal, waar zij is ingevoerd, tot mislukking heeft geleid. In Rusland heeft men er de meest uitstekende resultaten mede bereikt. De medezeggenschap is daar volstrekt niet opgeheven, zooals men beweert. Wat er niet meer bestaat is, dat alleen de arbeiders, in een bedrijf werkzaam, dat bedrijf beheeren. Thans geschiedt dat door de arbeiders uit het bedrijf, de vakvereenigingen en het sovjet-bestuur. De heer Elkerbout zegt, dat bij de motie van den heer van Eck het vergif in de staart zit. Spreker past er voor om mede te doen aan, zooals »De Standaard" het noemt, den kreeftengang van het socialisme, dat eerst komt met het socialisme, dan met de socialisatie, dan met de medezeggenschap, terwijl hetgeen de heer van Eck nu voorstelt weder minder ver gaat dan de medezeggenschap. Men komt vari de eene voorbereiding in de andere, maar het einddoel is ten slotte toch het bevorderen van het socialisme. Spreker zal dus tegen de motie stemmen. De Voorzitter deelt mede, dat het advies van Burgemeester en Wethouders is om de motie niet aan te nemen. Spreker blijft erbij, dat medezeggenschap in een gemeente-be drijf weinig is ten voordeele van de arbeiders, en dat zij nog eenigen zin zou kunnen hebben bij particuliere bedrijven. Het heeft niets te maken met het publiek bedrijf en het geven van advies komt voldoende tot zijn recht in het georganiseerd overleg, zooals dit nu is ingericht. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer van Eck wordt met 23 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Spendel, van Rosmalen, van Hamel, Sijtsma, Huurman, Oostdam, Mevr. Dietrich-de Rooy, de heeren Coster, Eerdmans, van der Wall, Witmans, Wilbrink, Eikerbout, Pera, Bergers, Mulder, Meijnen, Sanders, Splinter, Reimeringer, Mevr. van Itallievan Embden, de heeren Heemskerk en Wilmer. Vóór stemmen: de heeren van den Heuvel, van Stralen, Knuttel, Baart, Groeneveld, van Eck, Verwey en Kooistra. XI. Voorstel tot wijziging van het tarief voor den vuil ophaaldienst. (Zie Ing. St. No. 69.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de kosten van demping en rioleering van de sloot langs de Pieter de la Courtstraat. (Zie Ing. St. No. 68). De beraadslaging wordt geopend. De heer van den Heuvel wijst er op. dat in dit Ingekomen Stuk wordt medegedeeld dat tot wegverbreeding, die ook door de Commissie voor de Werkverschaffing is bepleit, niet kan overgegaan worden, omdat het in de nabijheid liggende land nog verhuurd is tot December 1924. Spieker wil nu vragen of Burgemeester en Wethouders kunnen toezeggen, dat, wanneer die huur afgeloopen is, dan onmiddellijk met die wegverbreeding een aanvang zal worden gemaakt. De heer Mulder zegt, dat wegverbreeding in de bedoeling ligt en dat die zaak alsnog nader onder de oogen gezien zal worden. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders thans nog geene toezegging kunnen doen, doch dat zij daar mede nog weer bij den Raad zullen moeten komen om het daarvoor benoodigde geld te verkrijgen. ».~r tahHh*<i *70 teirt ïrjgr De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbetering van den Zoeterwoudschen weg tusschen de spoorbaan Leiden-Woerden en de Lammebrug. (Zie Ing. St. No. 79.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilbrink vraagt om bij het opnieuw aanleggen van dezen weg het nieuwe systeem toe te passen, waarmede bij de verbetering van den Morschweg zulke goede resultaten zijn verkregen en bestaande in het aanbrengen van een onderlaag van basalt. De kosten zullen daardoor wel met 10% worden verhoogd, maar de rendabiliteit van het materiaal, dat wordt gebruikt, is 25 hooger. Puin- en grintwegen zijn tegen het tegenwoordig auto-verkeer niet bestand. De heer van Stralen herinnert er aan, dat indertijd in de Commissie voor de Werkverschaffing is voorgesteld de verbetering en verbreeding van den Zoeterwoudschen weg meer definitief te maken. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat de kosten van zulk een definitief plan 100.000.zouden bedragen en aan de uitvoering daarvan op dit oogenblik niet kan worden gedacht. Toch zal binnen afzienbaren tijd, in verband met het toenemend autoverkeer, die weg breeder moeten worden gemaakt dan 5i M., de breedte, welke hij na aanneming van dit voorstel van Burgemeester en Wet houders zal krijgen. Burgemeester en Wethouders spreken in verband met een definitieve verbetering van onteigening van daarvoor benoo digde strooken grond en water. Gisteren heeft spreker den toestand daar eens hekeken en nu vraagt hij, of het niet mogelijk zou zijn om thans tegelijk te besluiten tot het maken van een wandelpad achter de boomen aan de oostelijke zijde van den weg. Ten behoeve van de voetgangers is dat wel wenschelijk. De berm loopt daar wel snel af, maar hij kan worden opgehaald. Deze verbetering zou, gezien welke aankoopen er voor noodig zouden zijn, niet behoeven te kosten de groote som, welke Burgemeester en Wethouders noemen. Op één punt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 11