60
en een voorschot uit de gemeentekas te verleenen, zulks
voor den bouw van 2 winkels c. a. en 12 woningen, echter
ongeveer van hetzelfde type, als eenige maanden te voren uit
het plan om de vermelde reden waren verwijderd.
Hoewel voor deze woningen, niettegenstaande zij niet
voldeden aan de desbetreffende voorschriften door het
Eijk premie werd verleend, is ons College met de Commissie
van Fabricage van oordeel, dat op het verzoek om voor
dezen bouw voorschotten uit de gemeentekas toe te kennen,
niet kan worden ingegaan.
De bouwkosten moeten, wat den grond aangaat, op
ƒ14.600.en wat den eigenlijken bouw betreft op 56500.
d. i. 4.185.per woning en ƒ3.138.50 per winkel met
pakhuis worden geraamd. Aangezien, om van het Eijk voor
schot ingevolge de Woningwet te kunnen verkrijgen, de
bouwkosten (buiten den grond) tegenwoordig niet meer
mogen bedragen dan 2600.per woning, is deze vorm van
medewerking derhalve uitgesloten, en zou dus het bouw-
kapitaal geheel zelfstandig door de gemeente moeten worden
verstrekt, tenzij de vereeniging het van derden kan verkrijgen.
Aannemende, dat voor de winkels een huur van ƒ8.
per week kan worden bedongen, dient, om een sluitende
rekening te bekomen, de gemiddelde huurprijs op 7.15 per
week en per woning te worden gesteld of op 7.18, indien
wegens onderhoud, belastingen en algemeene kosten, ƒ60.
per woning in plaats van 1.46 van het bouw voorschot
wordt aangehouden, gelijk ook het Eijk in den laatsten tijd
doet. Deze huurprijs, die dus slechts een gemiddelde is, zoodat
voor sommige woningen nog een liooger bedrag geldt, gaat
ongetwijfeld de draagkracht van de arbeiders te boven.
Behoudens zeer buitengewone gevallenmoet de steun der
gemeente zich bepalen tot de eenvoudige woningen, welker
huurprijzen binnen het bereik van een normaal arbeiders
inkomen liggen, tot welke categorie de onderwerpelijke
woningen geenszins geacht kunnen worden te behooren.
Deze beperking, reeds voortvloeiende uit de omstandigheid,
dat o. i. de voorziening in de woningbehoefte niet tot de
gewone overheidstaak behoort, dient de gemeente zich ook
aan te leggen met het oog op de groote kapitalen die zij
reeds in den woningbouw heeft gestoken of waarvoor zij
garant is, en de zeer belangrijke bedragen, die nog in de
toekomst benoodigd zullen wezen. Daar komt bij, dat, zoo
in dit geval steun wordt verleend, de consequentie vordert
dergelijke woningen ook op te nemen in het 6e plan der
zelfde vereeniging, voor welks financieering voorstellen worden
gedaan in het hieronder volgend Ingekomen Stuk.
Het is daarom meer in het belang van de gemeente,
indien getracht wordt dezen grond te verkoopen aan parti
culiere bouwondernemers, daar de gemeente dan wellicht
niet alleen op den grond eenige winst kan maken, doch
bovendien niet voor de kapitaalverstrekking ten behoeve
van den woningbouw heeft te zorgen en derhalve van alle
risico bevrijd is. En de kans, dat de gemeente hierin slaagt,
is geenszins uitgesloten, gezien de opleving, die de parti
culiere bouwnijverheid, vooral in den laatsten tijd, vertoont.
Wij achten het dan ook niet onwaarschijnlijk, dat naar deze
strook grond vraag zal ontstaan, daar bovendien de ligging
bepaald gunstig is en de te vragen koopprijs, ook al wordt
eenige winst beoogd, toch nog op een zeer billijk bedrag
kan worden gesteld. En al melden zich in den eersten
tijd geen gegadigden en moet daardoor de grond voor-
loopig open blijven liggen, dan is dat nog niet zoo'n
ernstig inconvenient.
Wij kunnen voorts de vrees van het bestuur der veree
niging, dat hier een zelfde toestand zal ontstaan als het
gevolg was van den niet-afbouw van blok E (3e plan),
niet deelen, daar een blik op de kaart onmiddellijk doet
zien, dat de situatie van het bouwterrein thans een geheel
andere is. Overigens spreekt het vanzelf, dat voor een
behoorlijke afscheiding van het terrein van de openbare
straat zal worden gezorgd.
Wij gaven op grond van een en ander aan het bestuur
der vereeniging te kennen, dat het bij ons bezwaar ont
moette het verzoek om toekenning van voorschot uit de
gemeentekas te steunen.
Intusschen verklaarden wij ons wel bereid Uwe Vergade
ring voor te stellen den benoodigden grond aan de vereeni
ging te verkoopen tegen den kostprijs 2,40 per M2.),
zoo zij er in mocht slagen het bouwkapitaal van andere
zijde te verkrijgen. In dat geval zou de vereeniging derhalve
geheel als een particuliere bouwondernemer het bouwplan
uitsluitend op eigen risico moeten ondernemen en exploi-
teeren, zoodat van de gemeente geenerlei financieele steun,
in welken vorm ook, mocht worden verwacht, noch ver
menging met andere bouwplannen zou zijn toegelaten. Een
concessie werd hierbij intusschen reeds in het vooruitzicht
gesteld, doordat zou worden afgezien van het maken van
winst op het bouwterrein. Ook werd nog onder de aandacht
van het bestuur gebracht, dat ons College de totstandkoming
van een plan uiteraard wel zou hebben kunnen bevorderen,
indien het mogelijk was geweest ter plaatse woningen te
bouwen, welker huurprijzen door de arbeiders konden worden
opgebracht en die toch in aesthetisch opzicht voldeden aan
de eischen, welke in casu, gelijk hiervoren werd opgemerkt,
moesten worden gesteld. In de ter zake gevoerde corres
pondentie schrijft het bestuur ons College min of meer de
bedoeling toe, de woningen van een bouwvereeniging bij
voorkeur naar achtergelegen terreinen te verwijzen, doch uit
het bovenvermelde blijkt, hoe weinig die bedoeling inderdaad
voorzit.
De vereeniging heeft aan het betrokken lid van ons
College daarop nog het voorstel gedaan, dat de gemeente een
voorschot van 50 der stichtingskosten onder 2e hypotheek
zou verstrekken, doch ook dit voorstel kwam ons niet
aannemelijk voor. Het springt toch onmiddellijk in het oog,
dat de aangevoerde bezwaren daardoor niet worden opge
heven; o.a. blijft het risico, dat de gemeente op zich neemt
bij aanvaarding van dat voorstel en bij verstrekking van
een voorschot ad 100 onder eerste hypotheek ongeveer
gelijk, daar ook in het laatste geval een gedeelte van het
voorschot door het hypothecaire onderpand volledig is gedekt.
In het wezen der zaak is er dus zeer weinig verschil
tusschen beide vormen van medewerking en geldt het
principieele bezwaar zoowel in het eene als in het andere geval.
Waar het bestuur der vereeniging zich er verder op beroept,
dat vroeger door haar gebouwde woningen dezelfde grootte
hebben, daar geeft het blijk, ons standpunt in deze aange
legenheid niet te hebben begrepen. Immers verliest het daarbij
uit het oog, dat die woningen kunnen worden verhuurd
tegen voor de arbeiders dragelijke huurprijzen en dat thans
een woning niet meer dan 2600.(buiten den grond)
mag kosten, om met een ongeveer gelijken huurprijs te kun
nen volstaan en ten slotte, dat de gemeente alleen den bouw
van arbeiderswoningen met zoodanigen huurprijs kan
steunen.
Dit in aanmerking nemende, bestaat er dan ook geenerlei
aanleiding, om, alvorens inzake het verleenen van het ge
vraagde voorschot een beslissing te nemen, den uitslag van
een aanbesteding, in welke combinaties die ook mocht
worden gehouden, af te wachten.
Daarentegen ontmoet het bij ons geen bedenking, het
verzoek tot aankoop van den grond voorloopig aan te hou
den, opdat de vereeniging alsnog de gelegenheid hebbe een
oplossing in de een of andere richting te zoeken, waarbij
onze hierboven uiteengezette bezwaren zich niet voordoen.
Tot dat einde heeft ons College ook gunstig geadviseerd op
een tot den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid
gericht verzoek om verlenging van den termijn binnen wel
ken, ingevolge de premiebeschikking, met den bouw moet
worden aangevangen.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Fabricage geven wij Uwe Vergadering mitsdien in
overweging
A. afwijzend te beschikken op het verzoek van de ver
eeniging „de Eendracht" d.d. 18 September 1923, tot het
verleenen van een voorschot en bouwcrediet voor den bouw
van 12 woningen en 2 winkels met pakhuizen, volgens het
bij dat verzoek overgelegde plan;
B. de beslissing op het verzoek der genoemde vereeniging
om voor de uitvoering van het sub A vermelde plan een
perceel bouwterrein aan den Lagen Eijndijk te mogen
koopen, aan te houden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 18 September 1923.
Aan den Eaad der Gemeente Leiden
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen, het bestuur
van de Woningbouwvereeniging de Eendracht te Leiden,
kantoor houdende Lombokstraat 49, Kon. Goedgekeurd bij
Kon Besluit, Ned. Staatscourant van 20 Augustus 1913, No.
194, dat zij Uwen Eaad verzoekt, ten behoeve van den
afbouw van blok G. van het 4e bouwplan der vereeniging,
door het bouwen op een terrein aan den Lagen Eijndijk
te Leiden van 4 benedenwoningen, 8 bovenwoningen, 2
winkels, en 2 pakhuizen, een en ander volgens hierbij over
gelegde teekeningen en explotatierekening.
Ie. aan de vereeniging te willen verkoopen de benoo-
digde grond
2e. aan de vereeniging te willen verleenen een Voorschot
De inhoud bedraagt:
van 4 benedenwoningen elk 232 M3.
van 2 bovenwoningen elk 306 513.
van 2 bovenwoningen elk 344 M3.
van 4 bovenwoningen elk 450 M3.
van de 2 winkels met 2 pakhuizen, resp. 256 en 272 M3.