6 MAANDAG 21 JANUARI 1924. de stichting, uitbreiding, enz. van schoolgebouwen voor bijzonder lager onderwijs. (Zie Ing. St. No. 24.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Sijtsma zegt, dat hem zeer getroffen heeft de mededeeling, dat de kosten van stichting van twee schoolge bouwen voor bijzonder onderwijs respectievelijk 10553,60 en 16582,75 hooger zijn geweest dan voorloopig geraamd was. Die overschrijding der voorloopige raming had nog wel veel grooter kunnen zijn en spreker wil nu vragen, of de Raad met zoo iets nu maar vrede moet hebben. De Voorzitter zegt, dat er eerst een voorloopige raming van kosten moet zijn, opdat de Raad een principieele beslis sing kan nemen, en vervolgens worden de plannen door Burgemeester en Wethouders definitief goedgekeurd. Het is dus aanvankelijk meer een quaestie van schatten. Overigens blijkt uit Ing. Stuk no. 24, dat andere posten zijn medegevallen. In totaal is er minder uitgegeven dan geraamd was. De beraadslaging wordt gesloten en vervolgens zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burge meester en Wethouders besloten. XXII. Voorstel: a. tot wijziging van de verordening van 27 Augustus 1923, houdende regeling van de jaarwedden der leeraren aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden; b. tot vaststelling der gewijzigde verordening. (Zie Ing. St. No. 30.) De beraadslaging over de conclusie sub a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt geopend. Mevrouw van Itallievan Embden wenscht een vraag te stellen naar aanleiding van het ingekomen verzoek in zake de wachtgeldregeling, ten aanzien waarvan praeadvies toege zegd is. Wanneer de Raad dit voorstel van Burgemeester en Wet houders aanneemt, kan dan later nog dergelijke wachtgeld regeling ingevoegd worden, of zal daartoe dan geen gelegenheid meer zijn? De Voorzitter antwoordt, dat de wachtgeldquaestie met dit voorstel niets te maken heeft. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig de conclusie sub I van het voor stel van Burgemeester en Wethouders besloten. b. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 tot en met 17 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadsla ging of hoofdelijke stemming opnieuw wordt vastgesteld. XXIII. Voorstel om, met intrekking van het Raadsbesluit van 11 Juli 1921, aan de woningbouwvereeniging »de Een dracht" te verkoopen, een perceel bouwterrein gelegen ten noorden van den Lagen Rijndijk en aan die vereeniging voorschotten en een bijdrage te verleenen, als bedoeld in de Woningwet, ten behoeve van den bouw van 5 eengezins woningen en 2 beneden- en 2 bovenwoningen. (Zie Ing. St. No. 16.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXIV. Praeadvies op het verzoek van het Nederlandsch Olympisch Comité, om subsidie in de kosten van deelname van Nederlanders aan de te Parijs te houden Olympische spelen. (Zie Ing. St. No. 33). Wordt zonder beraadslaging of hootdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XXV. Praeadvies op de verzoeken van Mej. J. M. Vroom en Mej. W. S. Tilanus, in zake hare aanspraken op gemeentelijk wachtgeld. (Zie Ing. St. No. 34.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Kooistra geeft toe, dat precies overeenkomstig de verordening is gehandeld, maar vraagt, of niet een billijker regeling kon worden getroffen voor het toekennnen van wacht geld, totdat het pensioen eventueel zou intreden, want het is een pensioen, waarvan iemand niet voldoende kan bestaan. Spreker had gedacht, dat dit mogelijk was aan de hand van de verordening en van de wettelijke bepalingen. De heer Sanders maakt uit de woorden van den heer Kooistra op, dat deze zich niet-verzet tegen de toepassing, welke Burgemeester en Wethouders ten opzichte van deze dames aan de pensioen- en wachtgeldverordening hebben gegeven. Er is ook geen aanleiding daarin verandeiing te brengen. Die dames vragen een pensioen, dat haar eigenlijk niet toekomt; volgens haar berekening zou het pensioen veel hooger moeten zijn dan zij oorspronkelijk hadden; voor de eene maakt het een verschil van 100.en voor de andere een van ƒ500.maar in aanmerking moet worden genomen, dat bij de wijziging van de wachtgeldregeling in 1922 die regeling speciaal op mejuffrouw Tilanus en nog een andere dame toepasselijk is verklaard door haar tot 1 September terugwerkende kracht toe te kennen, terwijl mejuffrouw Tilanus kort na dien datum is ontslagen. In den loop der jaren krijgt zij extra een uitkeering tot een bedrag van ruim 9000. en, als men dat omzet in rente-kapitaal of in een lijfrente, dan is zij in genoemd verschil van ƒ500.voldoende tegemoet gekomen. Burgemeester en Wethouders vinden dan ook geen aanleiding om het verzoek van deze dames, respectievelijk van den heer Kooistra, in te willigen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XXVI. Voorstel om aan de Noord-Zuid-Hollandsche Tram wegmaatschappij tot wederopzeggens te vergunnen dat, in afwijking van art. 28 der Concessie-voorwaarden, opdestads- lijn zoo noodig met twee bijwagens wordt gereden. (Zie Ing. St. No. 13.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Sijtsma heeft geen bezwaar tegen inwilliging van het verzoek der Tramwegmaatschappij, maar zou willen, dat daarvoor van de zijde der maatschappij kwam een tegen- praestatie in den vorm van het plaatsen van enkele wacht huisjes, waarop reeds meer is aangedrongen, bijvoorbeeld aan den Hoogen Rijndijk en aan den Rijnsburgerweg, doch wat de maatschappij nooit heeft willen doen. De heer Groeneveld brengt in herinnering, dat indertijd de Raad bezwaar heeft gemaakt, dat de tram met meer dan één bijwagen door de stad zou rijden, terwijl Burgemeester en Wethouders daartegen geen bezw7aar hadden. Burgemeester en Wethouders stellen nu voor om aan de maatschappij te vergunnen met meer dan één bijwagen door de stad te rijden. Spreker heeft daartegen geen bezwaar, omdat het een tijdelijke maatregel zal zijn, maar hij is toch een beetje huiverig op dit stuk, omdat Burgemeester en Wethouders zelf eigenlijk in het geheel geen bezwaar hebben tegen het rijden van die lange treinen door de stad. Daarom wil spreker de ver zekering van Burgemeester en Wethouders hebben, dat er zoo spoedig mogelijk weder een einde aan zal komen en het niet langer dan eenige maanden zal duren. De Voorzitter acht de redeneering van den heer Groeneveld niet erg vriendelijk ten opzichte van Burgemeester en Wet houders, want er zou uit opgemaakt kunnen worden, dat Burgemeester en Wethouders van de gelegenheid gebruik zouden willen maken om hier iets voor vast te krijgen wat de Raad slechts tijdelijk wil. Deze vergunning is alleen noodig, omdat de maatschappij nog niet beschikt over de groote bijwagens van het stadsnet. Het is hier een quaestie van slechts eenige maanden, en het voldoen aan het verzoek der maatschappij zal zijn ten .bate van het publiek. Den heer Sijtsma antwoordt spreker, dat de gemeente niets te maken heeft met de tramlijn op den Rijnsburgerweg. Wel kunnen Burgemeester en Wethouders zich nog eens wenden tot de maatschappij om de aandacht te vestigen op de wenschelijkheid van oprichting van één of meer wacht huisjes op het gebied van deze gemeente, maar het zou verkeerd zijn dit vast te knoopen aan het verleenen van deze vergunning. De maatschappij zou dan allicht redeneeren: een wachthuisje kost zooveel; dan laten wij maar 1 bijwagen loopen, en dat zou niet in het belang van het publiek zijn. De heer Eerdmans zegt, dat eenigen tijd geleden door bemiddeling van het Dagelijksch Bestuur een poging is gedaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 6