MAANDAG 21 JANUARI 1924. 3 Namens Burgemeester en Wethouders stelt spreker voor dit adres voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Pera meent, dat uit het door den Voorzitter ge sprokene blijkt, dat aan het verlangen van adressanten voldaan zal worden. Zij verkeeren in de meening, dat degenen, die het diploma behaald hadden zonder aanteekening, niet benoem baar waren tot agent le klasse, maar naar de Voorzitter heeft medegedeeld zal als overgangsmaatregel gelden, dat zij, die het diploma zonder aanteekening behaald hebben, alsnog benoemd zullen kunnen worden tot agent le klasse, doch dat voor 't vervolg de eisch zal gelden van het bezitten van liet diploma met aanteekening. De heer Kooistra zegt, dat de betrokkenen den indruk hadden gekregen en ook hij zelf naar aanleiding van wat ter zake bij de behandeling der begrooting is gezegd geworden, dat degenen, die het diploma hebben zonder aanteekening, niet voor bevordering in aanmerking zouden komen. Met den overgangsmaatregel, waarvan de Voorzitter nu spreekt, waren die menschen niet bekend. De Raad verneemt nu, dat degenen, die vóór 1924 het diploma zonder aanteekening behaald hebben, zullen vóórgaan bij de anderen, die daarna het diploma met aanteekening zullen behalen. De Voorzitter. Dat behoeft heelemaal niet! De heer Kooistra zegt, dat hij en de Voorzitter van meening verschillen. De Voorzitter. Aan mij staat de bevordering, niet aan u De heer Kooistra wijst erop, dat de menschen erop ge rekend hebben, dat zij zouden bevorderd worden als zij het diploma behaalden; hun is zelfs wel gezegd, dat zij dan spoedig tot agent 1e klasse zouden bevorderd worden. Het gaat dus niet aan, dat zij achtergesteld worden bij hen, die daarna een diploma met aanteekening behaald hebben. Het punt van verschil is dus, dat de Voorzitter die menschen wil bevorderen, wanneer de tijd daar is, terwijl spreker wil, dat degenen, die vóór 1924 het diploma behaald hebben zonder aanteekening, het eerst voor bevordering in aanmerking komen, want het bezitten van practische ervaring zal ook wel van beteekenis zijn. Spreker onderstelt, dat iemand met twee dienstjaren, die verleden jaar het diploma met aanteekening heeft gehaald, in de practijk niet zoo goed kan optreden als iemand, die het gewone diploma vroeger heeft gehaald en meer jaren practijk heeft. Het zou goed zijn om hen, die het diploma reeds eerder hebben gehaald, bij eventueele bevordering te laten voorgaan bij hen, die in '1924 het diploma met aan teekening zullen halen. De Voorzitter bedankt den heer Kooistra ook voor dit advies. De heer Heemskerk is het eens met den heer Kooistra, dat zij, die reeds het diploma hebben behaald, zich door de ondervinding der laatste jaren wijs hebben gemaakt, dat het bezit van het diploma zou kunnen leiden tot hun bevordering tot agent le klasse. Nu heeft de Voorzitter wel de toezegging gedaan, welke het waarschijnlijk maakt, dat binnen niet al te langen tijd die menschen zullen worden bevorderd, maar de mogelijkheid blijft bestaan, dat enkelen ondanks het bezit van het diploma niet zullen kunnen worden bevorderd. Naar spreker meent, zou de Burgemeester goed doen door, tenzij er bijzondere redenen zijn voor het tegendeel, die menschen tot agent 1ste klasse te maken en niet te wachten totdat zij in aanmerking komen, die alsnog het diploma met aan teekening moeten halen. De Voorzitter begrijpt niet wat de heeren wenschen. Hij krijgt allerlei adviezen over zaken, waarvoor hij alleen de verantwoordelijkheid draagt. Nooit heeft hij gezegd, dat, als morgen iemand het diploma met aanteekening haalt en er een ander is, die het gewone diploma heeft, maar ouder is, deze laatste per se niet zal voorgaan. Het is echter zeer rede lijk, dat in 't algemeen de bezitter van het diploma met aan teekening voor gaat. Werd de maatregel niet met verstand toegepast, dan zou men tot dwaasheden komen. Er zijn op dit oogenblik twee tijdelijk aangestelde agenten reeds in het bezit van het diploma met aanteekening, maar natuurlijk zullen die bij de bevorde ring niet voorgaan boven ouderen, die het gewone diploma hebben. Zij, die op dit oogenblik in het bezit zijn van een gewoon diploma, zijn bevorderbaar tot agent 1ste klasse, maar in het vervolg wordt geëischt het diploma met aanteekening, terwijl van andere kwaliteiten zal afhangen wie het eerst zal worden bevorderd. Als een agent na een jaar het diploma met aan teekening haalt, gaat hij niet per se voor bij een agent, die jaren lange practijk heeft en het gewone diploma bezit. Wat spreker afkeurt is, dat men met het inzenden van dit adres niet heeft gewacht totdat de commissie van advies, die spreker bijeengeroepen had, advies had uitgebracht. Deze commissie heeft spreker een vraag gedaan en, als hij nu niet in den geest van het gevraagde had beslist, had hij kunnen begrijpen, dat men zich daarover was gaan beklagen. Alles bijeengenomen acht hij dit een in hooge mate ongepast adres. De heer Kooistra kan zich bij de mededeeling van den Voorzitter wel inzooverre neerleggen, dat hij niet heeft be doeld, dat al de menschen, die in het bezit zijn van een gewoon diploma, direct zouden worden bevorderd. Wat de dienstcommissie aangaat de politie is van het georganiseerd overleg uitgesloten spreker heeft bij zich een stuk, gedateerd 12 Januari, waarin die commissie aan den Burgemeester verzoekt om in dezen geest te werken. Die menschen hebben verzocht dm den Burgemeester over deze aangelegenheid te spreken, maar de Commissaris heeft geantwoord, dat de Burgemeester voor hen daarover niet te spreken was. Op 12 Januari is de zaak in het georganiseerd overleg geweest en sedert is blijkbaar de zaak afgewikkeld. De Voorzitter meent, dat de spionnen van den heer Kooistra hem verkeerd hebben ingelicht. Het georganiseerd overleg is gehouden op 28 December jl. Spreker kan niet begrijpen, dat de bespreking in het georganiseerd overleg aan den heer Kooistra wordt overgebracht. Dat is in de hoogste mate ongepast. De heer Kooistra zegt, dat de mededeeling aan de organi satie is gericht en dat deze daarmede kan doen wat zij wil. Die is toch vrij in haar doen en laten De Voorzitter moet dit ten sterkste ontkennen. Wat betreft de quaestie, dat spreker niet te spreken was, hij is voor iedereen te spreken als het noodig is, maar men heeft in casu het georganiseerd overleg en daar kan men zich uiten. Overigens had men het adres tot spreker kunnen richten. De beraadslaging wordt gesloten en vervolgens zonder hoofdelijke stemming besloten het adres voor kennisgeving aan te nemen. 2°. Adhaesiebetuiging aan dat adres van het Hoofbestuur van den Algemeenen Bond van Politiepersoneel in Nederland. Wordt aangenomen voor kennisgeving. 3°. Verslag van de Commissie tot wering van Schoolverzuim over 1923. Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag. 4°. Adres van de Kamer van Koophandel en Fabrieken van Rijnland, in zake verbetering van het vaarwater. 5°. Verzoek van de vereeniging van Leeraren te Leiden, om een wachtgeldregeling gelijk aan die van het Rijk vast te stellen voor de leeraren aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool voor Jongens en die voor Meisjes. 6°. Verzoek van W. Fontein om een dubbel houten schuurtje te mogen bouwen op het terrein achter de perceelen Rijns- burgerweg, Sectie P, Nis. 794 en 795. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet houders om praeadvies. 78. Voorstel van den heer Groeneveld tot wijziging van artikel 2 der verordening van 17 Mei 1920 (Gemeenteblad no. 23), regelende de heffing van eene belasting onder den naam van Marktgeld. Zal worden behandeld bij punt 30 der agenda. 8°. Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij om vergunning tot uitbreiding van de prise d'eau onder Katwijk en Wassenaar. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethou ders om praeadvies. 9°. Voorstel van den heer Sijtsma, in zake het ontwerpen van een gewijzigd marktgeldtarief voor de Zaterdagsche markt. Zal worden behandeld bij punt 30 der agenda.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 3