2 MAANDAG 21 JANUARI 1924. Eenige verbetering in den economischen toestand van ons land is intusschen wel merkbaar. De redevoeringen van de voorzitters der Kamers van Koop handel van Amsterdam en Rotterdam klonken ietwat meer opgewekt. Veel zal echter afhangen van de ontwikkeling der toe standen in de overige landen van Europa. De financiën van land en stad blijven evenwel nog steeds zorgelijk. Gedurende de begrootings-debatten zijn vele gemeente belangen ter sprake gekomen. Üok in de uitvoerige rede van den voorzitter van de Kamer van Koophandel voor Rijnland kwamen vele wetenswaardige zaken betreffende den economischen toestand van Leiden en omgeving tot uiting. Bij deze gelegenheid hier nader op in te gaan ligt niet in mijne bedoeling. Van harte hoop ik, dat Uw Raad in zijn wel zeer veran derde samenstelling, wat zijn leden aangaat, waarbij ook het optreden van eene nieuwe partij valt op te merken, met niet minder ijver en toewijding, de groote en gewichtige belangen van onze goede stad Leiden en hare ingezetenen zal behartigen, als zijn voorgangers dat deden. God geve ons allen de wijsheid en, de kracht en den zin tot samenwerking, om in den loop van dit jaar 1924 de Stads- zaken zóó te behandelen dat dit moge strekken en uitkomen tot heil van Leiden en van alle inwoners, zonder onderscheid, de behartiging van wier belangen aan u en mij is toevertrouwd. Laten wij gezamenlijk en in eendracht al ons best doen, om het hooge doel, waarvoor wij gekozen of benoemd zijn, te bereiken. Dat zij zoo. De heer van Hamel zegt den Voorzitter namens den Raad dank voor den gelukwensch, tot den Raad en zijne individueele leden gericht, en geeft namens den Raad uiting aan diens groote waardeering van en erkentelijkheid voor hetgeen de Voorzitter in het afgeloopen jaar voor de gemeente gedaan heeft. Spreker wenscht hem en eveneens den zijnen toe onverminderde gezondheid, onverminderde werkkracht en werklust, om in het belang der gemeente alles te doen wat te doen valt. In dezen Raad is wel eens oppositie; er zijn misschien wel eens leden, die wat lang spreken, maar over het algemeen is de oppo sitie hier van een zeer goedaardig karakter en op dit stuk valt een vergelijking met andere gemeenten zeer in het voordeel van Leiden uit. Spreker besluit met den wensch, dat de Raad ook in het pas ingetreden jaar van harte met den Voorzitter zal samen werken en dat dezen ook zullen bijblijven de groote takt, die hij steeds getoond heeft te bezitten, en niet het minst zijn goed humeur. Teekenen van instemming.) De Voorzitter dankt den heer van Hamel voor diens vriendelijke woorden en deelt vervolgens mede, dat zijn ingekomen 1°. Mededeeling van Gedep. Staten dat de beslissing op de begrooting 1924 wordt verdaagd en machtiging wordt verleend tot het doen van uitgaven tot de helft der aangevraagde sommen en het ontvangen van alle in de begrooting geraamde inkomsten. 2°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde raadsbesluiten tot wijziging der begrooting, dienst 1923, ten behoeve van de gelden voor de door de Maatschappij tot exploitatie van Tramwegen uit te voeren kunstwerken, in verband met den aanleg van de electrische tramlijn 'sGravenhage—Voorburg—-Leiden. 3°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goedge keurde raadsbesluiten tot beschikbaarstelling van gelden: a. voor de uitbreiding van de in aanbouw zijnde Roomsch- Katholieke Parochiale school aan het Pieterskerkhof, b. ten behoeve van de uitkeeringen aan werkloozen door de Gemeen telijke Steuncommissie, c. het verleenen van voorschotten aan de woningbouwverenigingen »Ons Belang" en »de Eendracht", d. ten behoeve van het te bouwen pompstation in verband met de centrale rioleering der gemeente. 4°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde raadsbesluiten, a. in zake het verkoopen van een terrein gelegen ten zuiden van den Haagweg en het verleenen van een voorschot en een bijdrage, als bedoeld in de Woning wet, aan de woningbouwvereniging »Ons Belang", ten behoeve van den bouw van 10 benedenwoningen, waarvan 1 met winkel, en 10 bovenwoningen; b. in zake den bouw van gemeentewege van 148 woningen op een terrein nabij den Haagweg. 5°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed gekeurd raadsbesluit in zake het sluiten van kasgeldleenin- gen gedurende het le kwartaal 1924. 6°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde raadsbesluiten tot verpachting van het baggerwerk en de uitvoering van bijkomende werkzaamheden aan H. J. de Heijder, tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de overneming en aanschaffing van baggervaartuigen en tot onderhandsche opdracht van het maken, leveren en op stellen van den ijzeren bovenbouw en de bewegingsinrichtingen van de nieuwe Singelbrug aan de N.V. Hollandsche Constructie werkplaatsen. 7°. Mededeeling van Gedep. Staten, dat de thans geldende overeenkomst met de gemeenten Leimuiden en Rijnsater- woude in zake de uitvoering der Vleescbkeuringswet door dat College met 3 maanden is verlengd, aangezien Burge meester en Wethouders van die gemeenten niet binnen den bij Koninklijk Besluit vastgestelden termijn een regeling tot samenwerking met de gemeente Leiden ter goedkeuring heb ben aangeboden en dat de verlengde overeenkomst met Alkemade is goedgekeurd. 8°. Mededeeling van den Minister van Onderwijs, dal het besluit tot benoeming van A. A. Rijnbach tot leeraar aan het Gymnasium wordt goedgekeurd. 9°. Beschikking van de Ministers van Arbeid en Financiën, houdende toekenning van een voorschot en een bijdrage, als bedoeld in de Woningwet, ten behoeve van den bouw van 20 arbeiderswoningen door de woningbouwvereeniging »Ons Belang" op een terrein bezuiden den Haagweg. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres vati de afdeeling Leiden van den Algemeenen Bond van Politiepersoneel in Nederland, in zake de bevorde ring van agenten van politie, die in het bezit zijn van het politiediploma, tot agent le klasse. üe Voorzitter spreekt er zijn bevreemding over uit, dat dit adres niet eerst aan hem is gezonden, alvorens het bij den Raad werd ingediend, al kunnen de vragen, welke er in worden gedaan, tot den Raad worden gericht. In de avondvergadering van Dinsdag 18 December jongstleden werd bij de behandeling van de begrooting in een eenigszins verwijtenden vorm aan spreker gevraagd, of er niet te veel agenten 1ste klasse waren, vergeleken bij het aantal agenten 2de klasse. Spreker heeft toen medegedeeld, dat hij de gedachte had om voortaan alleen de agenten, die in het bezit waren van het diploma met aanteekening, tot agent 1ste klasse te bevorderen, teneinde den stand der politie te verhoogen. Dat was op 18 December en reeds op 20 December hebben adres santen vergaderd en besloten dit adres te zenden, maar het eigenaardigste is, dat het adres is gedateerd 28 December, den datum, waarop een vergadering van de commissie van overleg van de politie heeft plaats gehad. Nu beklaagt men zich er in het adres over, dat deze commissie omtrent dit onderwerp niet geraadpleegd is, terwijl de onderteekenaren van het adres, omdat een van hen voor deze vergadering was opgeroepen, konden weten, dat het spreker's voornemen was het georganiseerd overleg te hooren. Het eerste misverstand is, dat men meent, dat, als iemand het diploma heeft behaald, hij altijd tot agent 1ste klasse zou worden benoemd. Dat is nooit de bedoeling geweest. Het diploma was het radicaal om benoemd te kunnen worden, als iemand het diploma had gehaald en eenige dienstjaren had, werd hij, als zijn gedrag en ijver goed waren, ook tot de eerste klasse bevorderd, maar dat was geen wet van Meden en Perzen. Nu heeft men naar aanleiding van spreker's voornemen, om voor de bevordering tot agent 1ste klasse als eisch te stellen het bezit van het diploma met aanteekening, in het georganiseerd overleg gevraagd om hen, die het gewone diploma reeds hebben behaald, niet het radicaal voor benoem baarheid tot agent 1ste klasse te doen verliezen. Het is inderdaad sprekers voornemen om bij wijze van overgangsmaatregel hen, die het diploma hebben verkregen, dat radicaal te laten be houden en den nieuwen maatregel eerst, na het laatst ge houden examen te doen ingaan. Spreker concludeert uit een en ander, dat het adres is ongepast, ontijdig en niet geheel oprecht. Het noodige geld toestaan, wat ook gevraagd wordt, behoeft niet, omdat op de begrooting geld voorkomt, voldoende om vijf vacature's als agent te vervullen. Bij de behandeling der begrooting is er sprake geweest van het schrappen van dien post, en naar aanleiding daarvan heeft spreker gezegd, dat het hier betrof een quaestie van vertrouwen en dat, als het niet noodig was, dat geld niet gebruikt zou worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 2