32 van hun bedrijf of dienst, die zij hetzij op technisch, hetzij op administratief, hetzij op commercieel gebied als des kundigen beschouwen en in wier adviezen zij uit ervaring weten vertrouwen te kunnen stellen. Het behoeft daarom niet te verwonderen, dat zij niet zoo spoedig vertrouwen zullen schenken aan adviezen van een hun als het ware opgedrongen commissie, welker samenstelling geenszins waar borgen biedt voor de deskundigheid harer leden. En mocht men de instelling van zulke commissiën willen bepleiten als middel om het personeel die deskundigheid bij te brengen, dan stellen wij daartegenover, dat o. i. de bedrijven en diensten der gemeente een te kostbaar bezit zijn, dan dat wij ze aan dergelijke niet ongevaarlijke proef nemingen zouden willen blootstellen. De door den heer van Eek voorgestelde samenstelling der commissiën, n.l. rechtstreeksche keuze door en uit het personeel, achten wij in beginsel juistér dan de bestaande wijze van benoeming van de leden der dienstcommissiën door de vakvereenigingen. Aan den bestaanden toestand meenen wij evenwel om practische redenen tc moeten vast houden aan een samenstelling van de commissiën, als door den heer van Eek bedoeld, welke eigenlijk neerkomt op uitschakeling van de vakbeweging, zouden trouwens de bonden van het personeel, al ware het alleen uit zelfbehoud, bezwaarlijk kunnen medewerken. Ten slotte heeft naar onze meening de heer van Eek door de toelichting, welke hij bij de indiening van zijn voorstel, door hem als revolutionnair betiteld, heeft gegeven, (zie Handelingen 1920, bladz. 626), aanneming van zijn voorstel Uwen Raad vrijwel onmogelijk gemaakt. Immers niet de behartiging van de belangen der bedrijven en diensten staat hem bij de instelling van zijn arbeidscommissie's voor oogen, maar in de eerste plaats het behartigen van de belangen van het daarbij werkzaam personeel. Hij zeide toch onder meer het volgende„Wanneer in dezen tijd aan arbeiders bepaalde rechten toegekend worden, dan zullen zij die rechten ook trachten te gebruiken in het belang hunner klasse, in het belang van het proletariaat. En mochten in den eersten tijd misschien menschen gekozen worden, die er een andere opvatting van hebben, dan zouden de werkers wel zorgen dat die zoo spoedig mogelijk door anderen vervangen worden." Met ronder woorden kon niet worden uitgedrukt, dat de heer van Eek met de instelling van arbeidscommissie's niet anders beoogt, dan de bedrijven en diensten te bezigen als instrumenten voor de behartiging van de belangen van één bepaalde groep ingezetenen, n.l. van hen, die in dienst der gemeente zijn. Voor een College als het onze, dat zich ten doel stelt de gemeentelijke bedrijven en diensten te exploiteeren ten bate van alle ingezetenen zonder onderscheid en niet ten behoeve van één bepaalde groep, is het voorstel van den heer van Eek, afgezien van andere redenen, reeds door zijn toelichting alleen onaannemelijk. Wat de instelling van arbeidscommissie's bij de politie aangaat, daaromtrent mist Uwe Vergadering wettelijke be voegdheid. Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergade ring alsnu in overweging het voorstel van den heer van Eek niet aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. In alle gemeentebedrijven en -diensten worden ingesteld arbeidscommissies, die op gezette tijden samenkomen onder leiding van het bedrijfs- of diensthoofd. Deze commissies worden gekozen door en uit het in het bedrijf of in den dienst werkende personeel en hebben een adviseerende bevoegdheid in zake het gansche beheer van het bedrijf of den dienst. Voor de uitoefening van die taak is het betref fende bedrijfs- of diensthoofd verplicht al de omtrent bedrijf of dienst door de commissie gevraagde inlichtingen te ver strekken. Ook in onderdeelen van bedrijven of diensten, waarin een personeel van minstens twintig personen werkzaam is, worden dergelijke commissies ingesteld, indien de meerder heid van het in het bedrijf of den dienst werkzame personeel zulks verlangt. De samenstelling, bevoegdheden en werkzaamheden dier commissies worden nader bij reglement geregeld. Bij de politie wordt eveneens een dergelijke commissie ingesteld onder leiding van den Burgemeester, die zich kan doen vervangen door den Commissaris van Polite. D. A. van Eck. N°. 44. Leiden, 31 Januari 1924. In verband met den voorgenomen bouw van woningen aan het verlengde van de Wasstraat, is het noodig, dat deze straat in Zuid-Oostelijke richting over een lengte van onge veer 50 M. wordt doorgetrokken. Deze verlenging zal inge volge de verordening op den aanleg van straten en wegen moeten geschieden door de gemeente, waartoe niet eerder wordt overgegaan dan nadat de belanghebbende de voor den straataanleg benoodigde gelden geraamd op 7500.ter nadere verrekening in de gemeentekas heeft gestort. Boven dien dient aan den straataanleg de kostelooze overdracht van den voor straat bestemden grond aan de gemeente vooraf te gaan. Onder mededeeling, dat, gelijk de overgelegde teekening doet zien, de bedoelde verlenging van de Wasstraat in het voorloopige uitbreidingsplan van dit gedeelte der gemeente past, geven wij U mitsdien, overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Fabricage, in overweging: a. te besluiten, den grond ten Zuid-Oosten van de Was straat, alhier, kadastraal bekend als gedeelten van deperceelen Leiden, Sectie M nis. 792 en 793, ter grootte van ongeveer 600 M2 en op de hierbij overgelegde teekening in gele kleur aangegeven, zonder eenige kosten voor de gemeente in eigen dom en onderhoud bij de gemeente over te nemen, onder voorwaarde, dat vooraf door of vanwege den eigenaar van den grond, ter bestrijding van de volledige kosten van den straataanleg en daarmede verband houdende werken, een bedrag groot 7500.ter nadere verrekening in de gemeente kas wordt gestort en dat de vastgestelde of nader vast te stellen rooilijnen in acht worden genomen; b. door vaststelling van den hierbij overgelegdenbegrootings- staat, model D, een bedrag van 7500.van of namens bovengenoemden eigenaar te ontvangen, te onzer beschikking te stellen ten behoeve van de verlenging van de Wasstraat in Zuid-Oostelijke richting. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 45. Leiden, 1 Februari 1924. De eigenaresse van twee gedeelten der Rodenburgerstraat, gelegen ter weerszijden van de Thorbeckestraat, heeft zich tot ons College gewend met het verzoek te willen bevorderen, dat de haar toebehoorende straatgedeelten, op de over gelegde teekening als A en B aangeduid, door de gemeente kosteloos in eigendom en onderhoud worden overgenomen. Tegen zoodanige overneming van gedeelte A bestaat geen bezwaar; het is bestraat, gerioleerd en verkeert in behoor lijken toestand, terwijl het aan beide kanten aansluit aan andere straatvakken, welke mede reeds aan de gemeente toebehooren. Het gedeelte, op de kaart met B aangegeven, is echter noch bestraat, noch gerioleerd, weshalve tegen kostelooze overneming daarvan bedenkingen rijzen. Immers zouden de kosten van de latere bestrating en rioleering dan geheel ten laste van de gemeente komen, terwijl zij voor de helft door den eigenaar of den exploitant van het terrein C be lmoren te worden gedragen. Aan de Noordoostzijde van terrein B is reeds bebouwing aanwezig, zoodat de straat aanleg van de daaraan grenzende helft mettertijd voor rekening van de gemeente komt. Tenzij reeds thans de kosten, verbonden aan de bestrating en rioleering van de zuidwestelijke helft van het terrein B in de gemeentekas worden gestort, zal overneming van dezen grond zich mitsdien moeten bepalen tot de noord oostelijke helft van het terrein. Het storten van eene bij drage in de bestratings- en rioleeringskosten is in het laatste geval natuurlijk niet noodig, daar die kosten te zijner tijd voor zooveel noodig voor rekening komen van hem, die het terrein C bebouwt. Onder mededeeling, dat de eigenaresse van de hier be doelde straatgedeelten verklaard heeft bereid te zijn tot kosteloozen afstand, behalve van terrein A, ook van de noordoostelijke helft van terrein B, in voege als boven omschreven, geven wij Uwe Vergadering, overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, in overweging te besluiten het gedeelte van de Rodenburgerstraat, ge legen ten Noord-Westen van de Thorbeckestraat, zoomede den grond, gelegen ten Zuid-Oosten van laatstgenoemde straat, beide kadastraal bekend als gedeelten van het per ceel Leiden, Sectie M no. 3133, ter grootte van resp. 870 M2. en 375 M2. en op de hierbij gevoegde teekening met gele kleur aangegeven, zonder eenige kosten voor de gemeente in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 2