320 DONDERDAG 20 DECEMBER 1923. omdat pas na de eerste aanbesteding de bezwaren aan het licht zijn gekomen. Verschillende mededingers, onder wie enkele serieuzen, deden zich toen op. Er was bezwaar in deze zaak een bedrag van 35.000.of 40.000.te steken. De eerste inschrijving achtten Burgemeester en Wethouders beslist te hoog, vooral waar de inschrijver geen nieuw kapitaal in de onderneming behoefde te steken, daar hij reeds het materiaal had. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders geoordeeld, laat de gemeente de schuiten leveren, dan is er wellicht kans dat er wel meer inschrijvingen komen. Burge meester en Wethouders meenden, dat dit de beste weg was in het belang van de gemeente, terwijl de inschrijving, die de heer van Ulden op het laatste oogenblik heeft gedaan, toch nog ƒ900.hoogeris dan de laagste van de anderen. Burge meester en Wethouders achtten het daarom in het belang van de gemeente om den laagsten inschrijver het werk te gunnen. Spreker kan verder niet in bijzonderheden treden. De heer Huurman vraagt, of de Wethouder dat dan in besloten zitting wil doen. De heer Mulder is daartoe bereid. Wat het bezwaar van den heer van Stralen betreft, daarin kan de gemeente niet treden. De heer van Ulden had in dienst oude menschen en nog niet volwassen arbeiders, om op die manier het werk zoo goedkoop mogelijk gedaan te krijgen. Daarbij komt, dat degenen die baggeren hun loon verdienen per schuit en vracht. Is men dus vlug dan verdient men meer. Er is ook bezwaar gemaakt, dat de laagste inschrijver een kroeg heeft. Spreker heeft dat bezwaar ook gevoeld. Ofschoon het geen zaak van overwegend belang is, heeft spreker gevoeld dat er iets in zat wat niet gewenscht is. Hij heeft van den heer de Heijder een brief ontvangen, waarin deze meldt zoo spoedig mogelijk het bedrijf van drankverkoop aan een ander te zullen overdoen. De heer Eerdmans noemt dat een wassen neus. De man heeft dat natuurlijk op aandringen verklaard. Hij is van plan zijn zoon in de zaak te zetten. De heer Splinter wenscht het antwoord van den Wethouder nog een weinig aan te vullen. Het is niet mogelijk geweest te doen hetgeen de heer Wilmer gaarne wil, omdat de zaak toen reeds in een te ver stadium van afdoening verkeerde. Er komt bij, dat de Com missie van Fabricage deze zaak zeer serieus heeft behandeld, maar er is daarover, zooals de heer Mulder terecht zeide, in het openbaar moeilijk te spreken. De Raad moest in de Commissie van Fabricage wat meer vertrouwen hebben, maar hetgeen die commissie doet wordt altijd beeritiseerd. De heer Wilmer is zich niet bewust te behooren tot hen, die altijd de Commissie .van Fabricage becritiseeren. Het doet spreker genoegen, dat ook de andere leden, al hebben zij den persoon in kwestie niet gesproken, de onbillijkheid gevoelen, welke in dit geval is begaan. Volgens de mededeeling van den Wethouder heeft de heer van Ulden ingeschreven, nadat de prijs bekend was, en was hij ook toen nog 900.— hooger. Dit cijfer acht spreker te hoog genomen, omdat de heer van Ulden zelf de schuiten leverde. De heer Splinter. Neen, de gemeente moest eerst de schuiten koopen. De heer Wilmer zegt, dat dan nog het bezwaar blijft bestaan, dat de man de eerste maal niet in de gelegenheid is geweest in tö schrijven. Had men tegen den heer van Ulden geen bijzondere bezwaren, dan zou men over dat bedrag van 900.wel zijn heen gestapt, te meer omdat de man de gemeente jarenlang heeft gediend en voor dit werk de noodige routine bezit. Waar de gemeente nu 5000.meer zal hebben te betalen, is de gemeente dit jaar duur uit, of heeft de heer van Ulden met verlies gewerkt. Is dit laatste het geval, dan waren er wel termen hem te bevoordeelen en over dat bedrag van 900. heen te stappen. Spreker zal geen geheime zitting aanvragen. Spreker gevoelt er veel voor niet met het voorstel van Burgemeester en Wethouders mede te gaan. De heer Huurman zegt, dat hij het jammer vindt dat de heer Wilmer niet voor het voorstel van spreker gevoelt, daar het contract 31 December afloopt. Spreker stelt daarom voor een zitting te houden met gesloten deuren, waarin de Wet houder volledige inlichtingen kan geven. Spreker vraagt dit niet uit eenig wantrouwen in de Commissie van Fabricage, maar hij meent, dat de leden volledig ingelicht moeten zijn alvorens hun stem te kunnen bepalen. De Voorzitter stelt voor de behandeling van dit punt dan nog even aan te houden en eerst de andere voorstellen af te doen. Daartoe wordt besloten. XVIIb. Voorstel tot onderhandsche opdracht van het maken, leveren en opstellen van den ijzeren bovenbouw en de be- wegingsinrichtingen van de nieuwe Singelbrug aan de N. V. Hollandsche Constructiewerkplaatsen. (Zie Ing. St. No. 371.) De heer Heemskerk zegt, dat het hem op de laatste nieuw gebouwde brug is opgevallen, dat het talud voor de voetgangers zoo smal is, hetgeen gevaar voor dezen oplevert. De Voorzitter zegt, dat deze brug veel breeder wordt en dat daardoor ook de voetgangerspaden veel breeder worden. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIIc. Benoeming van een leeraar aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. No. 368.) De Voorzitter verzoekt den heeren van Eek, van Stralen, Eerdmans en Sijtsma het stembureau te willen vormen. Wordt benoemd de heer A. A. Rijnbach met algemeene (24) stemmen. (De heeren Kooistra, Knuttel, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Groeneveld, Witmans en mevrouw Dietrich— de Rooij hadden de vergadering inmiddels verlaten.) De Voorzitter doet thans de deuren sluiten. Na heropening wordt de behandeling van het aangehouden punt in zake de verpachting van het baggerwerk enz. voortgezet en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (Ook de heer Eerdmans had inmiddels de vergadering ver laten.) Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten punt 18 der agenda aan te houden tot een volgende vergadering. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering na den leden een aangename Kerstmis, een goed uiteinde en een gelukkig nieuwjaar te hebben toegewenscht. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 8