254
MAANDAG 17 DECEMBER 1923.
ling. Hieruit volgt, dat al degenen, die deze tijdelijke aan
stelling niet hadden en die ook niet in vasten dienst waren
aangesteld, noodwendig in lossen dienst werkzaam moesten zijn.
Het belang van iemand of hij tijdelijk dan wel los was
aangesteld, bestaat dus reeds vanaf 1 October 1913. Het feit,
dat de betrokkenen niet in 1914 of 1915 een beslissing ver
zochten om hun lossen dienst als tijdelijken dienst te be
schouwen is een logisch gevolg van de omstandigheid, dat
zijzelf overtuigd waren, dat zij in lossen en niet in tijdelijken
dienst waren.
Toen de Pensioenwet 1922 in werking trad op 1 Juli 1922
werden ook zij, die na 1 Juli 1922 drie maanden lossen dienst
konden aanwijzen, pensioengerechtigd. In verband hiermede
werden aan de losse arbeidskrachten losse-aanstellingen uit
gereikt. Daartegen is nimmer eenige oppositie gevoerd, hoe
wel toch voor de betrokkenen ingevolge artikel 29 der
Pensioenwet 1922 bij den Pensioenraad en Centralen Raad van
Beroep de gelegenheid was opengesteld tegen het niet be
hoorlijk nakomen van artikel 27 dier wet, dat bepalingen
bevat omtrent het uitreiken van aanstellingen, in beroep te
gaan. Ook toen waren de losse werklieden blijkbaar nog van
meening, dat hun dienstverband een los karakter droeg.
Dat zij thans een andere meening zijn toegedaan, vindt
zijn grond in de omstandigheid, dat een hunner adviseurs
met name de heer van Stapele uit Rotterdam, aanvankelijk
heeft beweerd, dat inkoop van lossen dienst voor 1 Juli 1922
mogelijk was. Van de zijde van Burgemeester en Wethouders
werd dit bestreden en werd er de nadruk op gelegd, dat alleen
tijdelijke dienst kon worden ingekocht.
Nu gebleken is, dat de interpretatie van den heer van
Stapele foutief is, probeert men het over een anderen boeg
te gooien en wil men thans lossen dienst als tijdelijken
dienst beschouwd zien, ondanks het feit dat men dezen dienst
van 1 October 19131 Juli 1922 algemeen als lossen dienst
aanmerkte.
Niet alleen van de zijde van de ambtenaren en werklieden
doch ook volgens de meermalen uitgesproken meening van
uwe Vergadering kennen we in Leiden wel degelijk losse
werklieden. Leest men de ingekomen adressen eenigszins
nauwkeurig, dan valt het niet moeilijk een bevestiging van
deze opvatting ook in deze adressen terug te vinden.
Het ligt niet op den weg van de gemeente om aan ten
onrechte opgewekte verwachtingen, die nu blijken niet voor
vervulling vatbaar te zijn, tegemoet te komen door het af
geven van frauduleuse verklaringen.
Spreker geeft den heer Baart de stellige verzekering, dat
de kwestie der kosten geheel buiten beschouwing is gebleven.
Wat de zaak zelve betreft, spreker geeft toe, dat er per
sonen langen tijd in lossen dienst zijn gehouden, maar daartoe
hebben de omstandigheden geleid. Reeds lang was in over
weging een plan om voor de gasfabriek een nieuwe stokerij
te bouwen, die een belangrijke inkrimping van personeel
tengevolge zou hebben en met het oog daarop heeft men
dien menschen, toen men hen aannam, medegedeeld, dat zij
in lossen dienst kwamen en binnen korter of langer tijd weer
zouden worden ontslagen. Spreker heeft een lijst van die
menschen vóór zich, waaruit blijkt, dat er onder zijn, die op
hun 39ste, hun 50ste, hun 53ste, hun 41ste jaar zijn aan
gesteld, terwijl in het Werkliedenreglement staat, dat iemand
boven de 36 jaar niet voor een tijdelijke of vaste benoeming
in aanmerking mag komen. Verder treft spreker een jongen
aan, die op zijn 15de jaar is aangesteld, terwijl personen
beneden de 18 jaar volgens het Werkliedenreglement niet
mogen worden aangenomen in tijdelijken of vasten dienst.
Hoe die menschen dus te goeder trouw kunnen beweren,
dat zij tijdelijk zijn aangesteld, is spreker onbegrijpelijk.
Bovendien moet niet worden vergeten, dat een afzonder
lijke wachtgeldregeling is vastgesteld voor niet vast aange
stelde ambtenaren en werklieden der Lichtfabrieken, aan
wie tengevolge van de ingebruikneming van die stokerij en
van het nieuwe ketelhuis van de Electriciteitsfabriek eervol
ontslag werd verleend, een regeling, welke nergens anders
bestaat. Dit wijst er op, dat het beslist de bedoeling is ge
weest deze personen in lossen dienst te nemen.
Burgemeester en Wethouders moeten de wet uitvoeren en
kunnen dus niet anders handelen.
De heer Baart is nog niet overtuigd. Hij geeft toe, dat
die menschen bij hun aanstelling niet hebben gevraagd of zij
voor los dan wel voor tijdelijk werden aangesteld, maar men
kan weten, dat reeds vóór 1914 de geruchten begonnen te
loopen, dat er een nieuwe gasstokerij zou komen en die
menschen als gevolg daarvan niet als vast zouden worden
aangesteld. Het gevolg is geweest, dat, toen in 1914 de oor
log uitbrak en de nieuwe gasfabriek werd gebouwd, de men
schen hebben gevraagd, of het niet mogelijk zou zijn vast
aangesteld te worden, maar er werd gezegd, dat er bij het
tot stand komen der nieuwe fabriek juist meerderen ontsla
gen zouden worden. Maar nu worden er wel menschen voor
vast aangesteld en rijst dé vraag, waarom dat dan niet kan met
deze menschen, die reeds tien jaar in dienst zijn geweest.
Spreker vraagt of er geen mogelijkheid is dat de menschen
pensioenjaren inkoopen.
In het Werkliedenreglement staat, dat pensioengerechtigd
zijn werklieden, die in dienst der gemeente zijn, met uitzon
dering van hen, die voor korteren tijd dan vier weken in
dienst worden genomen en van hen, die maar enkele dagen
per week arbeiden. Maar deze menschen zijn jaar in jaar uit
aan het werk geweest en zijn geheel als vaste werklieden
beschouwd. Zij hebben gedeeld in periodieke verhoogingen en
vacantiedagen en nu zegt men, dat het maar losse arbeiders
zijn, die niet in aanmerking komen voor pensioen. Spreker
acht dit niet juist en zal tegen het praeadvies van Burge
meester en Wethouders stemmen.
De Voorzitter zegt, dat, nu eenmaal vaststaat dat de
menschen in lossen dienst zijn genomen, volgens de wet niet
anders kan gehandeld worden. De heer Baart moet, indien
hij dit niet goed acht, aan zijn partij ge nooten in de Tweede
Kamer vragen een wetsvoorstel in te dienen tot wijziging
van de Pensioenwet.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt in
stemming gebracht en aangenomen met 21 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen: Mevrouw Dietrich—de Rooy, de heeren
Witmans, Oostdam, Spendel, Mulder, Reimeringer, Meijnen,
Sanders, Costers, van der Wall, Bergers, Heemskerk, Pera,
Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren van Hamel,
Sijtsma, Wilmer, Splinter, Huurman, Eerdmans en Mevrouw
de StoppelaarZeeman.
Tegen stemmen: de heeren van Eek, Verwey, van Stralen,
Baart, Kooistra, van Rosmalen, Knuttel en van den Heuvel.
(De heer Eerdmans was inmiddels ter vergadering gekomen.)
X. Voorstel in zake het sluiten van kasgeldleeningen, ge
durende het le kwartaal 1924.
(Zie Ing. St. No. 363.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XI. Voorstel tot verhuring van het niet tot baggerterrein
ingericht gedeelte van het perceel land Sectie N n°. 178 aan
P. van Ulden.
(Zie Ing. St. No. 364.)
In verband met de mededeeling vau P. van Ulden, dat
hij het land achter de baggerstalen niet wenscht te huren,
wordt dit punt van de agenda afgevoerd.
XII. Voorstel tot het verleenen van een bijdrage in de
kosten van demping en rioleering van de sloot tusschen de
Rijnzichtstraat en de de Wetstraat.
(Zie Ing. St. No. 358.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XIII. Voorstel in zake den bouw van gemeentewege van
148 woningen op een terrein nabij den Haagweg, ten zuiden
van de Nanniestraat en tot beschikbaarstelling van de voor
dien bouw benoodigde gelden.
(Zie Ing. St. No. 365.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Stralen zegt, dat Burgemeester en Wethou
ders blijkens een mededeeling in hun praeadvies de exploi
tatie van deze woningen willen opdragen aan de commissie
van beheer, door hen benoemd. Nu is aan den Raad nooit
mededeeling gedaan van de samenstelling van die commissie,
maar toch is zij aan spreker en zijn partijgenooten bekend
en dit geeft spreker aanleiding namens zijn fractie bezwaar
te maken tegen de wijze, waarop die commissie is samen
gesteld. Waar sprekers fractie in zake de volkhuisvesting
het meest op voorziening heelt aangedrongen, ware het, nu
het eindelijk tot gemeentelijken woningbouw is gekomen,
te verwachten geweest, dat die fractie allereerst een plaats
in die commissie bad gekregen. In rde commissie zijn be
noemd twee leden van buiten den Raad en drie leden uit
den Raad, namelijk de heeren Huurman, Wilmer en Wit
mans. Spreker maakt er Burgemeester en Wethouders een
verwijt van, dat zij niet een vertegenwoordiger van de sociaal
democratische fractie hebben aangewezen.