250
MAANDAG 17 DECEMBER 1923.
Leiden, eertijds brugwachter der 2e kl. in dienst der gemeente
Leiden, en ontslagen 1 November 1918,
dat hij eerbiedig verzoektterugbetaling der gestorte
pensioengelden door hem vanaf 17 Februari 1908 t. e. m. 30
September 1913.
Aangezien bij Ministrieele missive van 19 October 1923
wordt geadviseerd, dat bij opnieuw in diensttreden deze jaren
bij den pensioengrondslag in aanmerking kunnen komen,
mits bij verhoogde pensioenstorting waar requestrant nu
reeds die gelden heeft gestort als brugwachter, verzocht hij
even als bij de gemeente Rotterdam is geschied deze
gelden terug te willen betalen en de gemeente Leiden hen
die restitueert;
Destijds heeft het College van Burgem. en Weth. geadviseerd
dat deze zaak bij het Rijk thuis behoorde, wat nu volgens
de Min. circulaire niet het geval blijkt te zijn.
Redenen waarom requestrant zich andermaal tot Uwen Raad
wend, en eerbiedig verzoekt zijn aanvrage in ernstige over
weging te willen nemen, en vertrouwt Uwerzijdsch op Uwe
welwillende medewerking te dezer zake.
En ziet met vertrouwen Uwe beschikking op dit request
gaarne tegemoet.
en 't Welk doende enz. enz.
Uw EdelAchtb. Heeren
Ootmoedigen dienaar
J. Rietkerken.
Leiden 30 November 1923.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
EdelAchtb. Heeren.
Geeft eerbiedig te kennen
Willem van Putten, wonend St. Jacobsgracht No. 7,alhier;
eertijds als brugwachter 2de kl. in dienst werkzaam geweest
zijnde en daaruit ontslagen 1 November '1918,
dat hij eerbiedig verzoekt: terugbetaling der gestorte
pensioengelden vanaf 14 Augustus 1909 tot en met Septem
ber (30) 1913.
Aangezien requestrant, bij Ministerieele missive in dato
11 September 1919 adviseerde dat, dit tijdvak voor pensioen
in aanmerking kan worden gebracht ten gunste van requestrant.
Aangezien de gemeente Rotterdam destijds de gelden aan
betrokkenen vóór de Rijkspensioeninstelling restitueerde; en
de gestorte gelden teruggaf. Zoo verzoekt requestrant beleefd
bovenstaande aanvrage in ernstige overweging te willen nemen,
daarbij releveerend: dat de Commissie uit den Raad reques
trant wenscht hersteld te zien in zijne betrekking als brug
wachter 2e klasse en zulks met bijna algemeene stemmen.
Blijkbaar heeft destijds het College van Burg. en W. te
goeder trouw gemeend dat deze zaak bij het Rijk thuisbehoorde,
wachter echter nu blijkt niet het geval te zijn, krachtens de
Ministerieele circulaire.
Reden waarom requestrant alsnog een beroep doet op den
Raad der Gemeente Leiden, en eerbiedig verzoekt Uwe ge
waardeerde medewerking te dezer zake te willen verleenen
Waar nu de Minister tevens heeft geadviseerddat wanneer
requestrant weder in gemeentedienst terug kwam, de pensioen
bijdrage ook voor dat tijdvak opnieuw zoude worden bijbetaald
en dus hooger zoude moeten zijn, dus alsdan een nagenoeg
dubbele pensioenstorting hebben te voteeren,
en ziet requestrant met vertrouwen Uwe beschikking op
dit request gaarne tegemoet.
't Welk doende enz. enz.
U EdelAchtb. Heeren
Ootmoedigen dienaar
W. v. Putten.
Leiden 30 November 1923.
De Voorzitter. In verband met deze verzoeken brengt
spreker den Raad in herinnering, dat reeds in de vergadering
van 29 Augustus 1921 werd behandeld een verzoek van
adressanten van gelijke strekking. Toenmaals werd door Burge
meester en Wethouders voorgesteld het verzoek voor kennis
geving aan te nemen. Niettemin werd besloten om het verzoek
aan te houden, waarop later volgde een voorstel van de heeren
Dubbeldeman, Sijtsma, van Stralen, Heemskerk en Knuttel
om de verordening, regelende het verleenen van pensioen en
wachtgeld aan gemeente-ambtenaren in dien zin te wijzigen,
dat tot het restitueeren van de overeenkomstig deze verorde
ning gestorte bijdragen ook zou kunnen worden overgegaan,
wanneer een ambtenaar, niet op eigen verzoek, werd ont
slagen, zonder dat aan dit ontslag het predicaat «eervol"
was toegevoegd.
Met andere woorden, de voorstellers wenschten de mogelijk
heid te openen om ook bij niet-eervol ontslag de betaalde
pensioensbijdragen te kunnen restitueeren, waartoe de ge
meentelijke pensioenverordening geen gelegenheid bood.
Immers, nimmer heeft restitutie van betaalde pensioens
bijdragen volgens de verordening plaats, behoudens in één
geval, n.l. wanneer een ambtenaar, zonder dat hij dit heeft
verzocht, eervol ontslag uit zijn betrekking wordt verleend,
zonder dat hij recht heeft op pensioen of wachtgeld. Burge
meester en Wethouders hebben op dit voorstel een uitvoerig
praeadvies uitgebracht, dat is opgenomen onder no. 425 der
ingekomen Stukken van 1921, waarin werd aangetoond, dat,
aangezien de gemeente iedere bevoegdheid mist tot wijziging
der gemeentelijke pensioenverordening, onmogelijk in den
geest van het voorstel van de heeren Dubbeldeman c.s. kon
worden besloten. Met deze interpretatie vereenigde zich het
College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Nog
onlangs werd een dergelijke aangelegenheid besproken in
verband met het verzoek van een gepensionneerde om hem
vrij te stellen van de verplichting tot betaling van pensioens
bijdragen.
Aangezien dus indertijd deze aangelegenheid reeds zeer
minutieus is behandeld, bestaat er niet de minste aanleiding
om de nu weder ingediende verzoeken opnieuw in behande
ling te nemen.
Burgemeester en Wethouders stellen mitsdien voor deze
verzoeken dadelijk in behandeling te nemen en daarop af
wijzend te beschikken.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot
dadelijke behandeling besloten.
De heer Heemskerk begrijpt niet, waarom deze adressanten
nu weer opnieuw zich tot den Raad wenden, waar dit indertijd
voor hen geenerlei vrucht heeft opgeleverd. Spreker vraagt
of er een nieuw gezichtspunt is, dat aanleiding kan zijn tot
het uitbrengen van praeadvies.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
dan het vroegere praeadvies wel zouden kunnen overschrij
ven. Het eenige novum is, dat er een nieuwe Raad is, waarbij
men nu wel succes meent te kunnen hebben. Er is toen
sprake geweest van verandering der verordening, zoodat
terugstorting van pensioensbijdragen mogelijk zou worden,
maar er is toen gebleken, dat voor wijziging der verordening
noodig zou zijn voorafgaande machtiging door de wet.
Tevoren hebben Burgemeester en Wethouders zich ervan
overtuigd, dat Gedeputeerde Staten hun meening deelden,
Burgemeester en Wethouders kunnen niet altijd over dezelfde
onderwerpen praeadvies blijven uitbrengen, maar wil de Raad
in dit geval een praeadvies, dan moet er maar een uitspraak
in dien zin komen. Het is echter geheel overbodig.
De heer van Stralen ondersteunt het verzoek van den
heer Heemskerk. Nu er een nieuwe Raad is gekomen en het
hier een kwestie van billijkheidsoverwegingen geldt, is er
alleszins reden de zaak nogmaals onder het oog te zien. Voor
personeel in overheidsdienst geldt het wettelijk arbeidscontract
niet, terwijl dat arbeidscontract een bepaling bevat, dat per
sonen, die uit den dienst vertrekken, recht hebben op terug
betaling van hun gestorte premiën. Waarom, vraagt spreker,
moet voor personen in overheidsdienst niet hetzellde gelden
wat voor personen in particulieren dienst wel geldt? Het is
een zuivere billijkheidskwestie en spreker aeht het gewenscht,
dat de Raadsleden er hun aandacht nog eens bij kunnen bepalen.
De Voorzitter zegt, dat de wet verbiedt dit verzoek in
te willigen. De eenige oplossing zou zijn, dat de partijge-
nooten van den heer van Stralen in de Tweede Kamer een
initiatief-voorstel indienden, teneinde het mogelijk te maken,
dat de gemeentelijke pensioenverordening, welke in 1913
voorgoed is moeten worden vastgesteld, opnieuw werd ge
wijzigd. Burgemeester en Wethouders hebben uitvoering te
geven aan de gemeentelijke verordening, welke alleen terug
gave van gestorte premiën kent in geval van ongevraagd
eervol ontslag.
De heer Witmans meent, dat er theoretisch veel voor te
zeggen is deze zaak nogmaals te bekijken, maar hij zou eens
positief willen vernemen of, voor het geval door de veranderde
samenstelling van den Raad werd besloten aan het verlangen
van deze menschen tegemoet te komen, de mogelijkheid zou
bestaan, dat dat besluit niet kon worden uitgevoerd, omdat
de wet dat verbood.
De Voorzitter antwoordt, dat een dergelijk besluit ter
vernietiging zou moeten worden voorgedragen. Deed spreker
het niet, dan zouden Gedeputeerde Staten het doen.
Op die manier zou men elk jaar wel op deze zaak kunnen
terugkomen en steeds zonder eenig resultaat.
De heer Sijtsma herinnert er aan, dat de commissie van
onderzoek voor de kwestie van deze brugwachters, bestaande
uit de heeren Heemskerk, Knuttel en spreker, indertijd tot