264 MAANDAG 17 DECEMBER 1923. raad, het Burgerlijk Armbestuur, de Gemeentelijke Steun- commissie en de Crisiscommissie onder één boofd te brengen. Spreker zou nog verder willen gaan en ook enkele andere instellingen, zooals de Arbeidsbeurs en de Gemeentelijke Werkinrichting, met de genoemde onder de leiding van één centraal hoofd plaatsen. Daardoor zal zeer veel kunnen worden bezuinigd zonder te schaden aan het doel, dat elk dier inrich tingen nastreeft. Spreker zal noch op de theoretische noch op de practische beschouwingen van den heer van Eek diep ingaan. Aan de theoretische beschouwingen van den heer van Eek heeft spreker altijd weinig houvast; hij weet nooit precies wat de heer van Eek bedoelt. Met den heer Knuttel is dat anders; als deze spreekt, herkent men in hem direct den principiëelen tegenstander. De heer van Eek zegt tegen het kapitalisme te zijn en hoopt, dat de leden van den overkant ook tegen het kapitalisme en de uitwassen daarvan zullen zijn. Ook spreker is tegen de uitwassen van het kapitalisme en kan even goed zeggen tegen het kapitalisme te zijn. Hij wil een maatschappij, gebaseerd op "het christelijk solidarisme, waarin het kapitaal geen onevenredig grooten invloed heeft en ook de arbeid den hem toekomenden invloed op het productie-stelsel krijgt. De heer van Eek wil het tegenwoordige productie-systeem verbeteren en als Voorbeeld van die verbeteringen haalt hij aan, dat in de gemeentelijke bedrijven verandering moet komen door een reorganisatie van het georganiseerd overleg. Spreker heeft meermalen betoogd, dat het georganiseerd overleg niet de volmaaktheid heeft bereikt. Hij verwijst echter in dit verband naar een artikel van den partijgenoot van den heer van Eek, prof. Bonger, in de «Socialistische Gids", waarin deze betoogt, dat volgens het socialisatie-rapport in het toe zicht op de bedrijven geen personen uit de bedrijven zelf mogen zitting nemen. De heer van Eek moet dus met zijn theorieën over medezeggenschap voorzichtig zijn. De medezeggenschap in het georganiseerd overleg zou spreker niet verder willen uitstrekken dan tot het geven van een advies, maar een advies, waaraan dan ernstige aan dacht zou worden geschonken, zoodat de menschen zich bewustzijn, invloed op de bedrijven te kunnen uitoefenen. Wat aangaat de zaken van direct practischen aard, door den heer van Eek besproken, zooals steun aan werkloozen, opruiming van krotten en productieve werkverschaffing, zijn spreker en de zijnen het met den heer van Eek eens, al gaan zij in verschillend opzicht niet zoo ver als hij. Spreker herinnert den heer van Eek nogmaals aan datgene, waaraan hij hem reeds meermalen herinnerde, n.l. aan de raadgeving, die een partijgenoot hem eenige jaren geleden in »Het Volk" gegeven heeftwees voorzichtig met uw mooie theorieën, want, wanneer gij ooit iets te zeggen zult hebben, waar blijft gij dan met uw mooie woorden. Maak de arbeiders niet te veel illusie's; besef eens, dat, wanneer gij de verantwoordelijkheid zoudt dragen, gij die ook niet zoudt kunnen bevredigen. De heer van Eek dringt aan, dat het gemeentebestuur zich met andere gemeentebesturen in verbinding zal stellen om de wetgeving te veranderen. Dat is ook een oud stok paardje. Maar ten aanzien van het veranderen van wetten heeft iedere partij zijn vertegenwoordigers in de Tweede Kamer. Over de motie betreffende de Zondagswet kan verschillend geoordeeld worden. Spreker legt zich volkomen neer bij de manier, waarop de Burgemeester de Zondagswet handhaaft. Het strijdt wel niet tegen de beginselen van spreker als er Zondags muziek op straat wordt gemaakt, maar hij wil in deze gaarne het orthodox-protestantsche deel der bevolking ter wille zijn. De heer Wilbrink had wel willen medegaan met het voor stel van den heer Sijtsma, maar nu er toch algemeene be schouwingen gehouden worden wil hij ook wat zeggen. Hij is met anderen van oordeel, dat er niet te klagen is over de samenstelling van het college van Burgemeester en Wet houders, als men ziet, dat dit in de tegenwoordige moeilijke omstandigheden toch een sluitende begrooting heeft weten te verkrijgen. Natuurlijk zijn de moeilijkheden daarmede niet van de baan en als men ziet, dat het overschot van den dienst 1922 en een deel van het overschot van den dienst 1923 al in de begrooting verdisconteerd zijn, is het voor ieder ernstig raadslid begrijpelijk, dat er alle reden is om aan ernstige bezuiniging te denken. Het is in de eerste plaats de taak van het College van Burgemeester en Wethouders te zorgen, dat de gemeente zoo bestuurd wordt, dat men op het einde niet voor een débacle komt te staan, dat wil zeggen dat niet meer wordt uitgegeven dan de inkomsten bedragen. Het kan noodig zijn te leenen, maar dat mag alleen geschie den voor werkelijk productief werk, zoodat het komend ge slacht er de vruchten van kan plukken. Men moet vasthouden aan het beginsel, dat de uitgaven van elk dienstjaar door de inkomsten van dat dienstjaar worden gedekt. Men is er echter nog niet door te trachten voor dit jaar de touwtjes aan elkander te knoopen, want er moeten middelen tot bezuiniging worden ge zocht. Die middelen zijn niet gemakkelijk te vinden, vooral nu indezen tijd van malaise zeer veel buitengewone uitgaven worden gevraagd, o. a. voor steunverleening en armenzorg, waarvoor de kosten bijna van het gemeentelijk budget vormen. Dat maakt de taak van Burgemeester en Wethou ders moeilijk, aangezien eenerzijds vermindering van belas ting wordt gevraagd voor een groot deel der burgerij en anderzijds wordt aangedrongen op verhooging der uitkee- ringen aan de werkloozen. Spreker sluit zich aan bij den heer Wilmer, waar deze sprak over centralisatie van verschillende instellingen, maar hij wenscht verder te gaan en ook te bezuinigen op de subsidiën. Zoo is er bij suppletoire begrooting weer 3000. meer aangevraagd voor de schoolkindervoeding en de school- kinderkleeding. In 1921 zijn voor het eerst ook gelden toe gestaan voor de schoolkinderkleeding en spreker is daar van den aanvang af tegen geweest, niet alleen uit financieele over wegingen voor schoolkinderkleeding wordt ƒ9000.ge vraagd en de verhouding tusschen de uitgaven voor school- kindervoeding en schoolkinderkleeding is als 1 tot 2 maar op principiëele gronden, omdat hij als Christelijk-Historische van het beginsel uitgaat, dat de zorg voor de kinderen, waaronder te verstaan is voeding, kleeding en reiniging, bij de ouders behoort. Waar deze subsidiepost steeds neiging heeft tot uitbreiding, wil spreker daarop nog eens de aandacht vestigen. Ook al zou men hetzelfde bedrag noodig hebben, dan kan het nog wel op andere wijze gebruikt worden, en als er centralisatie gezocht wordt van alle sociale zaken, dan rekent spreker dit er ook onder. Aan den anderen kant zijn er ook zwakke posten in de begrooting, die volgens spreker meer dan de raming zullen vorderen. Er is een voorstel betreffende den reinigingsdienst, en waar al 10% op dezen post is bezuinigd vermoedt spreker, dat deze post meer zal vorderen. Betreffende de vraag hoe de meerdere middelen moeten worden gevonden, zegt spreker, dat men moet beginnen zooveel mogelijk op den hoofdelijken omslag te leggen. Spreker zou daarentegen zoo spoedig mogelijk de zakelijke bedrijfsbelasting willen afschaffen of deze in ieder geval met 50 willen verminderen, waar Burgemeester en Wethouders verklaren, dat zij dit geen ideale belasting vinden. Er is nog een andere weg om aan inkomsten te komen, namelijk door de tarieven voor de producten der bedrijven minder laag te stellen dan mogelijk is en er zoo winst uit te halen. Spreker kan in deze het standpunt van den Wethouder niet geheel deelen en wil ook alleen met hem medegaan voor zoover dit noodzakelijk is, maar aan den anderen kant wil spreker er op wijzen, dat het door den heer van Eek ingenomen standpunt eenigszins tweeslachtig is. De Voorzitter zou wonschen, dat de spreker dit behandelde bij de inkomsten. De "heer van Eek heeft er ook niet over gesproken. De heer Wilbrink zal dan nu in het algemeen enkele opmerkingen fnaken over de rede van den heer van Eek. Waar deze spreker en den overigen leden der rechter zijde verwijt, te staan in den dienst van het kapitalisme, zegt spreker altijd getracht te hebben het algemeen belang te dienen en nooit, althans niet bewust, het kapitalisme te hebben gediend. Volgens den heer van Eek moet de gemeente nu reeds werkzaam zijn in het belang van de maatschappij, die zijns inziens zal komen. De heer van Eek brengt daarmede een politiek ideaal in den Ilaad en wil de andere leden pressen daaraan mede te werkenmaar spreker is daartoe niet bereid, zoolang hij niet de overtuiging heeft, dat die nieuwe maat schappij betere levensvoorwaarden voor de menschen in het algemeen zal brengen. Als de heer van Eek meent, dat datgene wat hij beoogt wel zal komen, als men maar ver trouwen in de menschen stelt, dan voorspelt spreker hem, dat hij met dat vertrouwen in de menschen bedrogen zal uitkomen. En waar de heer van Eek zelf zegt, dat de klassenstrijd een zedelijk gevaar met zich kan brengen, wil spreker hem er voor waarschuwen om desondanks toch dien strijd te voeren, omdat hij, als komt hetgeen hij verwacht, hij ook den chaos wellicht niet meer zal kunnen tegenhouden. Spreker is het met den heer van Eek niet eens, dat slechts een klein deel der burgerij waarde zou hechten aan een sluitende gemeentebegrooting en dat er geen gevaar bestaat voor een financieel débacle. Hij ontzegt den heer van Eek het recht, ook al heeft zijn partij een vertegenwoordiger meer in den Raad gekregen, te spreken namens het grootste deel der burgerij, zelis al zou de heer Witmans zich er bij aan sluiten. Over de advertentie's, door de democratische partij geplaatst, zal spreker het niet hebben na hetgeen de heer Witmans daarover heeft gezegd, maar hij wil er aan herinneren, dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 16