262
MAANDAG 17 DECEMBER 1923.
Raad. Het heeft hem getroffen, dat hij deze verkiezingen het
verval van het parlementaire stelsel sterker dan ooit naar-
voren is gekomen. Er zijn practijken toegepast, die niet scherp
genoeg kunnen worden gelaakt.
Het eerste feit, dat ook in het Voorloopig Verslag is ver
meld, is de wijze, waarop is opgetreden door de nieuwe
partij, de democratische partij, die zich heeft aangekondigd
als de partij die in alle mogelijke dingen verandering
zou brengen, o. a. verlichting der belastingen, en daarbij
uiterst democratische politiek zou voeren; twee dingen, welke
geheel met elkander in tegenspraak zijn, want, als men
democratisch wil optreden, komt men tot verhooging der
belasting. Bovendien is spreker niets gebleken van het nieuwe
en frissche bloed, dat die partij in den Raad zou brengen.
Nog ernstiger vindt spreker de wijze, waarop bij de ver
kiezingen met het tapverbod is gewerkt. Was hij aanwezig
geweest in de vergadering, waarin die zaak is behandeld, dan
zou hij zonder enthousiasme vóór hebben gestemd, omdat hij,
al gelooft hij niet aan de gunstige resultaten, aan dat tap
verbod toch een kans wil geven, maar hij meent, dat, wan
neer men juist van de zijde, vanwaar het tapverbod is gepro
pageerd, namelijk van de sociaal-democraten, een verkiezings
verklaring aflegt omdat een deel der kiezers er tegen is
geporteerd dat men ineens tegen het tapverbod is, zonder
eenig nieuw gezichtspunt, dit een mate van politiek bederf
is als spreker in Leiden nog nooit heeft aanschouwd.
Aan de verkiezingen zitten onmiddellijk vast de Wethou
dersbenoemingen. Er is wel gezegd, dat die kwestie reeds
dikwijls onder het oog is gezien, maar de samenstelling van
den Raad is toch niet onbelangrijk veranderd. Nu de sterkte
van de rechterzijde bij de laatste verkiezing niet onbelangrijk
is gedaald, had dit volgens spreker invloed moeten hebben
op het college van Burgemeester en Wethouders, lntusschen
hebben de sociaal-democraten vooreen wethouderszetel bedankt.
Indien zij dit nu hadden gedaan omdat zij daarvoor te revo
lutionair waren en omdat zij werkelijk gingen in de richting
van het eenheidsfront tegen het kapitaal, dan zou spreker
zich daarover zeer verheugen. Elke poging van sociaal
democraten om zich los te maken van het eenheidsfront met
de bourgeoisie, ziet spreker met groot genoegen, maar van
een dergelijk streven bespeurt spreker bij de Leidsche raads
fractie geen spoor. Deze fractie gaat metterdaad mede met
de rechtsche meerderheid der Sociaal Democratische Arbei
ders Partij. Spreker kan geen enkele daad van den heer
van Eek of zijn medeleden aanwijzen, die in andere richting
gaat, en zoolang dat het geval is, vindt spreker het een mis
leiding tegenover de kiezers om geen wethouderszetel te
aanvaarden, omdat men dan aanneemt een schijn van revo
lutionair zijn, die niet in overeenstemming is met zijn daden.
De heer van Eek laat in zijn jaarlijksche redevoeringen
steeds meer de Marxistische grondslagen van het socialisme
in den steek. Hij hield nu een betoog als van den profeet
Jeremia. Spreker noemt dit gemoedsontboezemingen, die eiken
wetenschappelijken grondslag missen. Dit is getuigen op
grond van ethische drijfveeren en dat mag wel in een be
paald geval, maar het is als grondslag voor de politiek en
voor de zekerheid van het socialisme geen knip voor den
neus waard. Eu toen in de partij van den heer van Eek
stemmen opgingen, die met kracht voor het proletarische
eenheidsfront pleitten, heeft de heer van Eek dat niet ge
steund.
Men zal hier nu bijvoorbeeld niet Fimmen als spreker laten
optreden, maar in de tweede plaats heeft de heer van Eek
op elk congres van zijn partij op grond van de kinderachtig
ste nonsenspraatjes over Rusland spreker noodigt hem
daarover tot een debat uit zich verklaard tegen dat een
heidsfront.
De heer van Eck. Daar worden wij opgehangen en ge
marteld
De heer Knuttel zegt, dat dat een leugen is en met geen
enkel bewijs kan worden gestaafd.
Dat de heer van Eck een eenheidsfront vormt met de
bourgeoisie, wordt juist bewezen door het feit, dat hij met
de meest fatale leugens zich keert tegen het eenige land,
waar de arbeiders werkelijk revolutie hebben gemaakt, waar
de arbeiders de macht in handen hebben en waar de arbeiders
de bedrijven in hun beheer hebben. De heer van Eck heeft
zelfs in een blad als het Leidsch Dagblad kunnen lezen, hoe
daarin een onafhankelijk journalist schrijft, zooals ieder doet,
die in Rusland is geweest, over het enthousiasme van de
arbeiders voor het sovjet-bewind.
De heer van Eck is tegen de macht van de arbeiders en
daarom is het dan ook van hem een kletserige frase, als hij
zegt dat de tijd zal komen, dat de massa de macht in handen
zal hebben onder leiding der socialisten. Als zijn partij aan
het bewind komt, zal het gaan als in Duitschland, waar de
arbeiders de macht hebben overgegeven aan de militairen
van het oude régime en alles er op zetten om de macht van de
Regeering en de oude dictatuur van de bourgeoisie tegenover
de communisten te handhaven. Dan zal de heer van Eck
staan aan de zijde van de bourgeoisie.
Het eenheidsfront nadert al aardig, maar ondanks den heer
van Eck, die toont tegen dat eenheidsfront te zijn door de
meest achterlijke onwaarheden over Rusland onder zijn sanctie
te laten vertellen.
In verband met het niet aanvaarden van wethouderszetels
door de sociaal-democraten wenscht spreker nog op te merken,
dat, nu de heer van Eck dat niet weigert op grond van
revolutionaire inzichten, omdat hij niet wenscht, zooals de
partijgenooten van spreker in Rusland op zoo schitterende
wijze en met zoo schitterende resultaten het internationale
proletariaat hebben gemaakt
Bij wijze van interruptie vraagt men aan spreker of hij
daarvoor de verantwoordelijkheid op zich neemt en dan wil
hij die vraag met »ja" beantwoorden. Het is in Rusland nog
niet geheel in orde, maar het is oneindig veel beter dan hier.
Spreker wil zeggen, dat, nu de heer van Eck
De heer van Eck. Ik zou er opgehangen worden.
De heer Knuttel noemt dat een fatale leugen. Er wordt
niemand opgehangen, tenzij hij zich aan het grootste misdrijf
heeft schuldig gemaakt of betaald agent van het buitenlandsch
kapitalisme is.
Zelfs de sociaal-democratische leider Martinow heeft zijn
vergissing volledig erkend. Niemand, die zich daar als een
fatsoenlijk mensch gedraagt, wordt daar opgehangen. Maar
als de heer van Eck de dictatuur niet wil en hij wil ook
niet kleine verbeteringen trachten te verkrijgen en daarvoor
de verantwoordelijkheid aanvaarden, wat wil hij dan? Dan
zal hij eenvoudig met zijn partij tusschen twee stoelen in
gaan zitten. Hij wil onvruchtbaar critiseeren, maar wil geen
daden en blijft zoo de held van de frase.
Door een der partijgenooten van den beer van Eck is
gezegd, dat de partij van spreker geen basis heeft. Dat geldt
zelfs niet voor Holland, en ook hier groeit de sympathie van
de arbeiders voor het eenheidsfront. Maar in Duitschland
bijvoorbeeld komen de arbeiders bij tienduizenden naar de
partij van spreker over. De sociaal-democratische partij en
helaas ook de vakbonden zijn daar op het oogenblik bezig
leeg te loopen.
Van de verschillende punten, die bij de begrooting ter
sprake komen, acht spreker het belangrijkst de werkloosheid.
Vraagt men of het mogelijk is dat Leiden op een behoorlijke
wijze in het lot van de werkloozen voorziet, dan beantwoordt
spreker die vraag toestemmend. Op verschillende posten
wordt voor werkloozenzorg te zamen ongeveer 400.000.
tot ƒ500.000.uitgetrokken. Neemt men nu aan, dat een
behoorlijke steun het dubbele zou kosten en men dus met
een millioen een heel eind komen zou, en men neemt aan
dat het belastbaar inkomen in Leiden bijna 20 millioen be
draagt, dan ziet men, dat er maar 5 van het belastbaar
inkomen afgenomen zou moeten worden om een behoorlijke
werkloozenzorg te krijgen. Spreker meent dus, dat het in het
leven roepen daarvan enkel een kwestie is van willen.
De Voorzitter vraagt, of de heer Knuttel er ook aan denkt
dat velen vrij zijn te gaan wonen waar zij willen.
De heer Knuttel staat op zeer reëelen bodem en weet wel,
dat hetgeen hij aangeeft, alleen kan komen door een zeer
krachtig optreden van de arbeidersklasse, die dat zou afdwingen,
en wanneer dat te Leiden zou gebeuren, zou het ook in andere
plaatsen geschieden.
Het is zeer goed mogelijk, maar het blijft ten slotte de vraag
hoe dat geld zal worden besteed. Men zal een deel voor uit-
keeringen moeten blijven besteden. Spreker en de zijnen nemen
in deze een vrij standpunt in, omdat zij niet afwijken van
den eisch: óf werkverschaffing tegen het volle loon óf uit-
keering van het volle loon. Naast het doen van uitkeeringen,
waarvoor dus geen arbeid wordt gepraesteerd, zal op groote
schaal tot werkverschaffing moeten worden overgegaan. In
dit opzicht toonen Burgemeester en Wethouders niet veel
ijver, zooals o. a. blijkt uit het feit, dat de verbetering
van den Zoeterwoudschen weg, welker noodzakelijkheid
wordt erkend, uit zuinigheidsoverwegingen tot een volgend
jaar wordt verschoven. Hoe moet het dan gaan, vraagt spreker,
met de werken, welke niet zoo direct noodig zijn? Er zijn
tal van dingen, over de nuttigheid waarvan geen verschil
van meening bestaat en waarmede toch geen spoed wordt
gemaakt, bijvoorbeeld het gemeentelijk sportterrein en de
gemeentelijke speelplaatsen voor de jeugd. Verder noemt spreker
het boschplan, waarmede hij reeds lang doende is. Als men
het geld, dat anders aan de demping van de Mare zou zijn
weggegooid, in dit verband voor grondaankoop besteedde,
zou een begin kunnen worden gemaakt met dit werk, waardoor