260
MAANDAG 17 DECEMBER 1923.
Er is in dezen Raad een nieuwe partij gekomen, welke zich
noch bij rechts noch bij links schaart. De sociaal-democraten
hebben zich ook nooit één gevoeld met links, vooral in Leiden
niet. Zij hebben altijd een zelfstandig standpunt ingenomen,
reeds lang vóórdat zij in den Raad kwamen, en de scheiding
tusschen rechts en links niet erkend, met het gevolg, dat zij
ineens na de invoering van het algemeen kiesrecht met 9
zetels in den Raad kwamen.
De sociaal-democraten denkeu over de inrichting der be
grooting en over de vraag, welke besluiten moeten worden
genomen, anders dan de burgerlijke partijen. Bij hen bestaat
de opvatting, dat zooveel mogelijk in het belang dermiuder-
gegoeden moet worden gehandeld, en aan den anderen kant
heerscht de opvatting, dat zooveel mogelijk de belangen dei-
gegoeden moeten worden gespaard. Daarin ligt voor spreker
en de zijnen een aanwijzing, dat deze maatschappij bezig is
plaats te maken voor een andere, terwijl men anderzijds het
kapitalisme zooveel mogelijk steunt, omdat men geen andere
uitkomst ziet.
De tweede reden is, dat, indien het gemeentebestuur eens
bereid was om heen te stappen over de financieele bezwaren
en zeidehier moet eenvoudig van gemeentewege geholpen
worden, het koste wat het kost; dan moeten maar de reserve's,
die zich in handen van de gegoeden bevinden, aangesproken
worden, provincie en Rijk daartegen zouden optreden. De
contróle van die lichamen gaat volgens spreker grootendeels
in de verkeerde richting. Van Rijkswege wordt niet aan het
gemeentebestuur de eisch gesteld, dat bijvoorbeeld de werk-
loozen een minimum-uitkeering zullen ontvangen, maar wordt
integendeel verhinderd een meer menschelijke uitkeering te
geven. Nooit echter wordt van Rijkswege de eisch gesteld
dat er productief werk moet worden uitgegeven of dat krotten
moeten worden afgebroken en moeten worden vervangen door
behoorlijke woningen. Spreker wil daarom aan het Rijk den
eisch stellen, dat de aftrek voor noodzakelijk levensonder
houd zoo wordt gesteld, dat daardoor vrij wordt gemaakt
van belasting het inkomen, dat noodig is om het noodzakelijk
levensonderhoud te bekostigen. Spreker erkent, dat in het
optreden van het Rijk wel een verontschuldiging ligt voor
Burgemeester en Wethouders, maar er ligt ook deze beschul
diging in, dat de gemeente zich maar lijdzaam nederlegt bij
dat tyranniek optreden van het Rijk in de verkeerde rich
ting. Wanneer het gemeentebestuur zelt inzag, in hoe hooge
mate de volkskracht wordt vernietigd door de maatschap
pelijke misère, dan zou het gemeentebestuur zich niet rustig
nederleggen bij het optreden van het Rijk. Men zal moeten
kiezen. Of men zal moeten blijven de gehoorzame dienaar
van het Rijk met als gevolg, dat de kleinen worden gedrukt
en uitgebuit, of men zal dezen moeten steunen tegenover
het Rijk. Men heeft een zeer bescheiden poging gezien in
deze richting in een bijeenkomst van de wethouders der
groote gemeenten om te overleggen in zake de werkloosheids
voorziening, om van den kant der besturen van de groote
gemeenten het Rijk te wijzen op het noodlottige van zijn
taktiek. Spreker hoopt, dat de gemeentebesturen onder den
drang der omstandigheden zullen begrijpen, dat zij niet langer
de medeplichtigen mogen blijven van dergelijk lataal optre
den van het Rijk, waardoor zoo ontzaglijk veel nadeel wordt
berokkend.
Drie jaren geleden heeft spreker een voorstel ingediend
om adviseerende arbeidscommissie's in te voeren. Dat zou een
begin van medezeggenschap zijn. Het was een zeer bescheiden
voorstel, waarbij de kapitalistische inrichting der bedrijven
volledig werd gehandhaafd, maar waarbij toch aan het perso
neel van bedrijven en diensten gelegenheid werd geschonken
eenigen invloed op den gang van zaken uit te oefenen. Elk
jaar dringt spreker bij de begrooting er op aan, praeadvies
op dat voorstel te krijgen. Verleden jaar zeide de burge
meester, dat dit voorstel, dat tijdens zijn ziekte was inge
diend, hem was ontgaan. Nu is er sedert weer een jaar ver-
loopen en het praeadvies is er nog niet. Thans heet het in
de Memorie van Antwoord, dat het «eerlang" komt, maar
spreker vraagt zich af hoelang dat «eerlang" zal duren. Hij
dringt op spoed aan. Dat dralen van Burgemeester en Wet
houders getuigt niet van groote liefde voor het toekennen
van medezeggenschap aan het personeel. Wie een open oog
heeft voor hetgeen in de maatschappij gebeurt, moet inzien,
dat het een groot belang voor de menschen is om niet alleen
arbeidsnummers te zijn.
Spreker hoopt, dat er in dezen Raad ook buiten zijn par-
tijgenooten personen zullen zijn, die een andere ordening der
maatschappij mogelijk en wenschelijk achten, een ordening,
waarin meer menschenliefde heerscht en waarin de moreele
beginselen meer de productie zullen beheerschen. Dan is het
ook van belang te trachten maatregelen te nemen, die in
de toekomst den overgang tot die nieuwe ordening mogelijk
maken. Men kan wel spottend spreken over een nieuwe
maatschappij, maar gevoelt men niet, dat er iets anders moet
komen
Heeft men dan geen oog voor het feit, dat er een algemeene
wensch naar iets anders is en is men niet bereid dien tijd
voor te bereiden Spreker ziet den tijd komen, dat de massa
zelf het roer in handen zal nemen en wanneer men de massa
dan niet de noodige kennis van besturen heeft bijgebracht
zal het er in den eersten tijd moeilijk uitzien. Maar spreker
zou de massa daartoe willen opvoeden, want in de tijden, die
komen zullen, zal men noodig hebben de medewerking van
allen om te komen tot betere toestanden, en hoe minder men
de massa heeft gelaten in onkunde en maatschappelijke
misère, des te meer zonder schokken zal de overgangstijd
zijn. Daarom wenscht spreker medezeggenschap der arbeiders
en uit het dralen met een praeadvies daaromtrent blijkt ook
weer volgens spreker, hoe Burgemeester en Wethouders vast
zitten aan het kapitalisme en zich met den moed der wanhoop
daaraan vastklampen.
Wat uitbreiding der overheidsbedrijven betreft, ook daarvoor
heeft men een dogmatischen angst. Spreker erkent, dat uit
breiding der overheidsbedrijven schade brengt aan den midden
stand, maar als het in het algemeen belang is mag men zich
daaraan niet storen. Ook de machines zijn er gekomen, al
werden daardoor arbeiders werkloos gemaakt. Spreker is voor
uitbreiding van overheidsbedrijven om twee redenen. Ten
eerste kan daardoor de financieele toestand der gemeente
verbeterd worden, als de gemeente monopolie's exploiteert.
Spreker denkt hierbij speciaal aan de waterleiding. Overname
van dat bedrijf door de gemeente zal een voordeel blijken te
zijn. Wanneer men geen gemeentelijke gasfabriek en geen
gemeentelijke electriciteitsfabriek had, zouden de gemeente
naren het gas en de electriciteit ook heel wat duurder
moeten betalen dan nu. Reeds de radicalen, de geestelijke
voorgangers van den heer Sijtsma, hebben te Amsterdam de
overneming van de monopolistische bedrijven bewerkstelligd
met het gevolg dat de prijzen zijn gedaald.
De Voorzitter merkt op, dat de Duinwatermaatschappij op
de levering aan alle kleine arbeiderswoningen geld toelegt.
De heer van Eck. is overtuigd, dat er ook heel wat geld
zal vloeien in de zakken van de aandeelhouders. Hij gelooft
niet, dat de kapitalisten uit philantropische overwegingen
duinwater leveren.
Naast de uitbreiding van de gemeentelijke monopolie's, zal
een gemeentebestuur ook op bet gebied der levensmiddelen
voorziening gunstig kunnen werken in het belang der bevolking.
Door aanvoer en aankoop van levensmiddelen zal het prijs-
regelend kunnen optreden. Amsterdam heeft daarvan een
paar gelukkige voorbeelden gegeven: door het gemeentelijk
optreden zijn de prijzen van brood en brandstoffen daar
telkens sterk gedaald.
Spreker zou een technischen dienst willen instellen, welke
naging of de gemeente hier en daar in het belang der bevolking
kon optreden. Hij geeft evenwel toe, dat het niet vautstaat,
dat uitbreiding der overheidsbedrijven altijd financieel voordeel
voor de gemeente zou meebrengen. Toch is hij ee i voor
stander van het overheidsbedrijf, omdat dit in het algemeen
kan zijn de baanbreker voor het gemeenschapsbedrijf. Wie
er niets van gelooft, dat iets dergelijks komen kan en zich
alleen houdt aan het bestaande, kan het praten erover over
bodig achten, maar men leeft niet alleen voor het heden,
ook voor de toekomst en vooral ook voor de nabije toekomst.
Wie niet ziende blind is, moet toegeven, dat onder den drang
van de wenschen der bevolking en van de noodzakelijkheid
de mogelijkheid gaat geboren worden van een productie door
middel van gemeenschapsbedrijven, van autonome lichamen,
die zuiver in het belang der gemeenschap zullen handelen
en die op een hooger zedelijk peil zullen staan, omdat het
doel dan niet zal zijn winst maken, maar wel om op goede
en goedkoope wijze in de behoefte der menschheid te voorzien.
De overtuiging, dat dit doel voorzit, moet leven bij hen, die
in die bedrijven werken. Die gemeenschapsbedrijven moeten
door goed technisch personeel worden geleid en over voldoende
kapitaal beschikken. Men kan ze vergelijken met trusts, welke
democratisch worden beheerd en werken in het belang
der gemeenschap.
Spreker acht het dus gewenscht, dat de gemeentebesturen
door middel van uitbreiding der overheidsbedrijven aansturen
op een betere productiewijze.
Spreker doet daaromtrent geen voorstellen, omdat deze
toch door den Raad verworpen worden en omdat spreker
weet, dat een gemeentelijk bedrijf niet goed kan gaan als
het bestuurd wordt door menschen, die niet vast van meening
zijn dat alle bezwaren overwonnen moeten worden.
Toch wil spreker een zaak noemen, waaromtrent hij meent,
dat de gemeente regelend moet optreden, namelijk het verkeer.
Spreker gelooft nog niet, dat voor Leiden reeds de tijd is
aangebroken voor gemeentelijke exploitatie van tram en
autobussen. Vooral niet omdat in Leiden het verkeer afhangt
van de wereld buiten Leiden; wel meent spreker,dat er reden