258 MAANDAG 17 DECEMBER 1923. personen hooren noemen, die volgens hem niet werkloos zouden zijn, terwijl de Wethouder heeft gesproken van 15 benoemden, waarvan een kern van 5 en 10 werkloozen. Spreker wijst er op, dat dit niet klopt. De heer Wilmer wijst er op, dat de heer Sijtsma in zijn motie spreekt van een overtuiging, die zou zijn gekregen. Spreker kan zich niet voorstellen, dat de Raadsleden een overtuiging hebben gekregen, dat de Wethouder verkeerd heeft gehandeld, en ook niet het omgekeerde. Spreker zou daarom wenschen, dat de heer Sijtsma het woord overtuiging in zijn motie vervangt door indruk. De heer Kooistra zou ook nog iets over de motie willen zeggen. Waar deze motie verband houdt met het door spreker ingediende voorstel, geeft hij den heer Sijtsma in overweging de motie in te trekken en dan zijn voorstel te steunen. De Voorzitter ontraadt nogmaals de aanneming der motie ten zeerste. Voor een dergelijke motie van afkeuring zou plaats zijn, indien de Wethouder willens en wetens werkloozen had geweerd of vriendjes had geholpen, maar dat is het geval niet. Als er benoemingen hebben plaats gehad, zijn er altijd personen, die zeggen, dat zij het anders zouden hebben gedaan. Dat zal wel ten eeuwigen dage zoo blijven. De heer Oostdam wil, als hij zijn stem aan de motie zal geven, dit niet beschouwd zien als een beschuldiging aan het adres van den Wethouder, doch wil daarmede dan te kennen geven, dat, indien er zulk nauwgezet, moeilijk en accuraat werk is te verrichten, de benoeming o. a. van een meisje van 17 jaar en van een jonge dame, die altijd bij haar vader huishoudster is geweest, niet had moeten plaats hebben. De heer Reimeringer zegt, dat de jonge vrouwelijke kracht, die er werkzaam is, is een werkloos meisje van 18 jaar, dat in het bezit is van het diploma M. U. L. O. en uitstekend op de hoogte is van de registers. Spreker had het zich veel gemakkelijker kunnen maken door eenvoudig 15 werkloozen aan te stellen, maar hij heeft dat niet gedaan, omdat de aard van het werk eischte, dat met ernst de benoemingen plaats hadden. De heer Sijtsma constateert uitdrukkelijk, dat het geens zins zijn bedoeling is den indruk te vestigen als zou de Wethouder vriendjes hebben benoemd. De Wethouder heeft zich waarschijnlijk niet voldoende laten inlichten of liever te sterk laten beinvloeden door derden, waardoor hij wellicht te veel op schoon schrift heeft gelet. De Voorzitter herhaalt, dat de Wethouder een kern van ambtenaren heeft genomen, van wie hij uit de practijk wist, dat zij geschikt waren. De heer Reimeringer zegt, dat een bewijs, dat hij een goede keuze heeft gedaan, hierin is gelegen, dat het werk op tijd klaar komt. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Sijtsma, nader in dien zin door den den voorsteller gewijzigd, dat daarin in plaats van „over tuiging" wordt gelezen „indruk", wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 11 aangenomen. Vóór stemmende heer van Eek, Mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Witmans, Verwey, Oostdam, van Stralen, Spendel, Coster, van der Wall, Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Baart, Sijtsma, Kooistra, van Rosmalen, Knuttel, van den Heuvel, Wilbrink en Mevrouw de Stoppelaar—Zeeman. Tegen stemmen: de heeren Mulder, Reimeringer, Meijnen, Sanders, Bergers, Heemskerk, Pera, van Hamel, Wilmer, Splinter en Eerdmans. (De heer Huurman had inmiddels de vergadering verlaten.) De Vooqzitter verklaart hiermede de interpellatie voor gesloten. XVI. Interpellatie van den heer Sijtsma, in zake de toe passing van de verordening op het rijden met zwaar beladen vrachtauto's. De heer Sijtsma zegt, dat hij wenscht te vragen wat de reden is, dat in den laatsten tijd de verordening betreffende het rijden met lastauto's zoo slap wordt toegepast. Er zijn bij spreker menschen geweest om te klagen en hij heeft daarna zelf gezien, hoe zware vrachtautomobielen met mas sieve banden veel te snel reden o. a. op de Hoogewoerd. Spreker weet, dat wegen voor dit verkeer gesloten zijn, maar dat Burgemeester en Wethouders daarvan ontheffing kunnen verleenen onder bepaalde voorwaarden betreffende snelheid van rijden enz. Er mag dus niet snel worden gereden, maar de bepaling wordt niet of slecht toegepast en spreker vraagt nu wat er aan is te doen. Spreker heeft gehoord, dat er een paar agenten voor de toepassing der verordening zijn aange wezen, maar het schijnt moeilijk met eenige juistheid de snelheden te contröleeren. Spreker zou daarom meer agenten voor het contróleeren daarvan willen zien aangewezen, opdat de verordening krachtiger kan worden toegepast en de burgerij minder last van de vrachtauto's ondervindt. De Voorzitter zegt, dat dit een niet zoo gemakkelijke kwestie is. Voor het rijden met zware automobielen is ont heffing noodig en, vóór die verleend wordt, moet worden nagegaan van welke soort de banden zijn, hoeveel het gewicht is, enz. enz. Verder moet er natuurlijk controle plaats hebben, maar, als men dat den geheelen dag door wil doen, heeft men een zeer uitgebreid politiecorps noodig. Vroeger had men de zoogenaamde auto-vallen, maar tegenwoordig is voor den rechter voldoende de verklaring, dat er klaarblijkelijk met een snelheid boven de 15 K.M. is gereden. Moeilijk is het echter te bepalen, of er bijvoorbeeld met een snelheid van 6, 9 of 12 K.M. is gereden. Dat neemt de rechter ook niet aan, of het moet uitdrukkelijk zijn geconstateerd en daarvoor zijn minstens vier agenten noodig. Spreker heeft de opdracht gegeven zoo streng mogelijk toe te zien. Het ware wellicht goed, dat er eens een paar over treders flink gestraft werden; dat zou een waarschuwing voor de anderen zijn. De heer Sijtsma dankt den Voorzitter voor diens inlichtingen en zegt geen motie te zullen voorstellen. Hij is het met den Voorzitter eens, dat er bij overtredingen eens flink gestraft moest worden. In het algemeen zijn de straffen, welke worden opgelegd, veel te licht. Indien in die richting op de rechter lijke macht eens invloed kon worden uitgeoefend, zou dat misschien helpen. De Voorzitter betreurt het zeer, dat de desbetreffende belastingverordening niet is goedgekeurd, ook omdat die er toe zou hebben medegewerkt, dat zooveel mogelijk luchtbanden werden gebruikt. Wellicht zal de met ingang van 1 December jongstleden ingevoerde provinciale regeling in zake het zware autoverkeer op de wegen een goede uitwerking hebben. Spreker heeft er eerst tegen opgezien om nog meer borden te plaatsen, vooreerst met het oog op de kosten en in de tweede plaats uit aesthetisch oogpunt, maar er zal wel toe moeten worden overgegaan. Zoo zullen er zoowel aan de Breestraat, als aan de Hoogewoerd borden dienen te worden gezet, omdat die beide moeilijk als één doorloopende straat kunnen worden beschouwd en de rechter, als er niet twee borden stonden, wellicht niet tot veroordeeling zou overgaan. De heer Knuttel vraagt, of er geen andere weg is dan deze omslachtige. De eigenaars moeten nu ontheffing hebben van het verbod. Spreker vraagt, of nu niet de ontheffing van menschen, die een paar keer te hard hebben gereden, kan worden ingetrokken. De Voorzitter zegt, dat de moeilijkheid gelegen is in het feit, dat te Leiden auto's komen, die in andere plaatsen, soms Groningen of Maastricht, thuis behooren. Maar de auto houders, die te Leiden wonen, zullen zich wel aan de voor waarden houden en anders zal hun ontheffing worden inge trokken. Spreker verklaart hiermede de interpellatie voor gesloten. XVII. Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1924. (Zie Ing. St. Nis. 289 en 317.) De Voorzitter zegt, dat eerst aan de orde komt het voor stel van den heer Sijtsma om geen algemeene beschouwingen te houden over de begrooting. Spreker vraagt, of de heer Sijtsma dit voorstel nog wenscht toe te lichten. De heer Sijtsma zegt, dat hij zijn voorstel wel zou willen beschouwd zien als een voorstel van orde. De heer Knuttel vraagt daarover het woord. De heer Sijtsma zegt, dat hij dan zijn voorstel zal toelichten. Het voorstel van spreker heeft absoluut niet de bedoeling om de vrijheid van het woord te beperken, maar hij acht algemeene beschouwingen onnoodig, waar er in het atdeelings- verslag toch slechts eenige algemeenheden zijn vermeld, die niets te maken hebben met het algemeen gemeentebelang. Het eenige resultaat van spreken daarover is het langer maken der zitting en het daardoor maken van onnoodige kosten. Verleden jaar zijn ook bij de algemeene beschouwin gen lange debatten gehouden en gingen de volgnummers der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 10