GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
209
ISeEKOHEN STUKKEN.
N°. 368. Leiden, 11 December 1923.
Aan den Eaad der Gemeente Leiden.
Curatoren van bet Stedelijk Gymnasium hebben de eer
aan den Eaad der Gemeente Leiden de volgende voordracht
aan te bieden ter voorziening in de vacature van een leeraar
voor Nederlandsche taal en Geschiedenis:
1. A. A. EIJNBACH,
litt. doctorandus.
2. Dr. J. B. MANGEE.
Mocht Dr. Manger benoemd worden, dan wenschen
Curatoren dat de benoeming tijdelijk zij.
Namens het College van Curatoren,
D. C. Hesseling, Voorzitter.
M. B. Vos, Secretaris.
N°. 369.
Leiden, 14 December 1923.
Ingevolge Uw besluit van 12 December 1912 (Ingek.
Stukken No. 260) werd aan den heer P. van Ulden voor
den tijd van 5 jaren, ingaande 1 Januari 1914, ondershands
opgedragen het baggerwerk en de uitvoering van bijkomende
werkzaamheden, zulks tegen een door de gemeente te
bepalen pachtsom van ƒ650.per maanden een vergoeding
van 0.50 per M3. voor het vervoer van verschillende afval
stoffen. In verband met het bepaalde bij art. 19, 2e lid,
der loopende overeenkomst, werd de pacht nog met 5
jaren verlengd, hetgeen krachtens art. 20 gepaard ging
met een vermindering van de genoemde sommen met 5%,
zoodat de eigenlijke pachtprijs voor het tweede vijfjarig
tijdvak zou bedragen ƒ617.50 per maand en de vergoeding
voor het genoemde vervoer ƒ0.474 per M3. Evenwel werden
deze prijzen naderhand weder verhoogd en wel de pachtsom
bij raadsbesluit van 21 Juni 1920 (Ingek. Stukken No. 188)
tot 802.75 per maand en de vergoeding voor het vervoer,
laatstelijk bij raadsbesluit van 22 Januari 1923 (Ingek.
Stukken No. 27), tot ƒ0.90 per M3.
In verband met den afloop van de overeenkomst met
den heer van Ulden op 31 December a. s., heeft ons College
in October van dit jaar een openbare verpachting van het
baggerwerk gehouden. Er werd echter slechts ééne inschrijving-
ontvangen, n.l. van de heeren P. van Ulden Sr. "(den
tegenwoordigen pachter) en J. P. van Ulden Pzn., die een
pachtsom verlangden van 1489.per maand en een ver
goeding voor het vervoer van 1.15 per M3., d. i. dus resp.
686.25 en 0.25 meer dan thans betaald wordt. Waar
deze prijzen ons zeer hoog voorkwamen, waren wij met de
Commissie van Fabricage van oordeel, dat op deze aan
bieding niet moest worden ingegaan, doch dat gepoogd
moest worden op voor de gemeente voordeeliger voorwaarden
een overeenkomst te sluiten.
Zooals U bekend is wordt voor de uitvoering van het
baggerwerk een kostbare inventaris vereischt. Zoo moet
men o. a. de beschikking hebben over een 30 a 40 tal vaar
tuigen. Nu was het ons bekend, dat er eenige personen waren,
die gaarne aan de openbare inschrijving zouden hebben deelge
nomen en die ongetwijfeld e-rnstige reflectanten zouden zijn
geweest, zoo niet de aanschaffing van een zoo belangrijk
aantal nieuwe schuiten, waarmede een uitgaaf van 0.000. a
ƒ40.000.was gemoeid, voor hen een onoverkomelijk beletsel
had gevormd. Wij meenden daarom de mogelijkheid te
moeten scheppen, bedoelde gegadigden in dit opzicht tegemoet
te komen en deze mogelijkheid zagen wij in de toepassing van
art. 25 van het geldende contract, dat juist met het oog op
gevallen als het onderhavige was opgenomen. Dat artikel
toch bepaalt, dat de pachter verplicht is, voorzoover de
verpachters zulks wenschen, bij het einde van den pachttijd
of bij het ontbinden van de pachtovereenkomst, zijn geheelen
inventaris van vaartuigen, gereedschappen enz., benoodigd
voor de uitoefening van zijn bedrijf, of een gedeelte van
dien inventaris, aan de gemeente Leiden over te dragen
tegen betaling door deze van de waarde van dien inventaris,
volgens taxatie door drie deskundigen. Weder geheel in
overeenstemming met de Commissie van Fabricage besloot
ons College daarom de openbare verpachting niet te gunnen,
doch stappen te doen tot overneming van een gedeelte van
den inventaris volgens genoemd artikel en voorts den
Directeur der Gemeentereiniging te machtigen, om inmiddels
bij daarvoor in aanmerking komende personen ondershands
prijsopgave voor het verrichten der baggerwerkzaamheden
enz. te vragen, op de basis, dat de benoodigde vaartuigen
door de gemeente ter beschikking Van den pachter werden
gesteld.
De aan den Directeur verstrekte machtiging had tot
gevolg, dat een drietal aanbiedingen inkwamen, van welke
het laagst was die van den heer H. J. de Heijder. Deze
wilde de verschillende werkzaamheden op zich nemen voor
een som van 1000.per maand, terwijl hij de vergoeding
voor het vervoer wenschte te zien bepaald op 0.85 per
M3., onder voorwaarde derhalve, dat de gemeente de be
noodigde vaartuigen verschafte. Inmiddels had ook de
schatting plaats van de vaartuigen, die voor overneming
in aanmerking kwamen. Het waren er, blijkens het in de
Leeskamer ter visie liggende taxatie-rapport, een dertigtalde
aan den heer van Ulden uit te keeren waarde werd door de
deskundigen op ƒ22165.bepaald. Wegens het aanbrengen
van herstellingen wordt een bedrag van 735.vereischt,
terwijl 4 nieuwe vaartuigen zullen moeten worden aange
schaft, waarvan de prijs op 1150.per stuk kan worden
geraamd d. i. in totaal ƒ4600.De ingebruikgeving van
de vaartuigen aan den toekomstigen pachter zal derhalve
een kapitaalsuitgave meebrengen van ƒ27500.
De opdracht van het baggerwerk aan den heer de Heijder
komt der gemeente mitsdien te staan op:
de pachtsom
het vervoer, berekend naar het aantal Ma.
afval, dat in 1922 werd vervoerd, 6000 X 0-85
rente a 6 van 27500.
afschrijving op de vaartuigen (berekend naar
7 over den aanschaffingsprijs van alle
vaartuigen)
12000.-
5100.-
1650.-
1925.—
Tezamen
20675.-
Bij gunning van de pacht aan de heeren van Ulden
overeenkomstig hunne inschrijving bij de openbare verpach
ting zou de gemeente daarentegen ƒ24768.hebben moeten
betalen, zoodat ondershandsche opdracht in den aangegeven
zin een voordeel van ruim 4000.per jaar oplevert.
Zooals uit het voorgaande blijkt overtreft het bij onders
handsche gunning uit te keeren bedrag de som. die volgens
de huidige overeenkomst moet worden betaald (voor 1923
moet gerekend worden op 15033.doch het was wel
te voorzien, dat in den vervolge met een dergelijk bedrag
niet meer zou kunnen worden volstaan.
Na ampele overweging is ons College tot de conclusie
gekomen, dat het onder deze omstandigheden raadzaam is
te achten de pacht ondershands aan den heer de Heijder
op te dragen en tevens gebruik te maken van de aan de
gemeente bij de loopende overeenkomst gegeven bevoegdheid
inzake de naasting van den inventaris in den boven aange
geven omvang. Overneming van de vaartuigen kan voor de
gemeente geenerlei bezwaar meebrengen, daar deze haar, als
verpachtster van het baggerwerk, steeds te pas komen. Als
duur der verpachting is met den heer de Heijder voorloopig
overeengekomen een tijd van 3 jaren, met dien verstande,
dat de pacht geacht wordt onder gelijke voorwaarden weder
voor den tijd van 3 jaren te zijn verlengd, indien zij niet
zes maanden te voren door een der partijen is opgezegd.
Wat de verdere voorwaarden aangaat, meenen wij U te
mogen verwijzen naar de in de Leeskamer ter visie liggende
concept-overeenkomst. De verschillende bepalingen zijn in
hoofdzaak gelijk aan die van het tegenwoordige contract,
behoudens natuurlijk de veranderingen, die van de gewij
zigde omstandigheden een gevolg zijn.
Onder mededeeling, dat bij aanneming van ons voorstel
de daaruit voortvloeiende meerdere exploitatie-uitgaven van
den Gemeentelijken Eeinigings- en Ontsmettingsdienst te
zijner- tijd op de begrooting 1924 dienen te worden geregeld,
geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging:
a. het baggerwerk en de uitvoering van bijkomende werk
zaamheden voor den tijd van 3 jaren, ingaande 1 Januari
1924 ondershands te verpachten aan den heer H. J. de Heijder
alhier, zulks tegen een door de gemeente te betalen pachtsom
van 1000.per maand en een vergoeding van 0.85 per
M3. voor het vervoeren van afvalstoffen, en voorts onder de
in de Leeskamer ter visie liggende voorwaarden;
b. door vaststelling van den hierbij overgelegden supple-
toiren begrootingsstaat, dienst 1923, een bedrag van 27500.
te onzer beschikking te stellen ten behoeve van de over
neming door de gemeente van een door ons College aan te
wijzen gedeelte van den inventaris van den tegenwoordigen
pachter van het baggerwerk, een en ander ingevolge art. 25
der overeenkomst, alsmede ten behoeve van aan dat gedeelte
van den inventaris aan te brengen herstellingen en de aan
schaffing van een viertal nieuwe vaartuigen.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.