154
staat de zaak «enigszins anders. Immers bij een geheel
nieuw bedrijf is inderdaad geen inslag van gedistilleerd
bekend, aangezien nimmer iets ingeslagen werd, terwijl Kol
derman over het jaar 1920 een hoeveelheid van 4743 L.
gedistilleerd heeft ingeslagen.
Doch onze Commissie, de juistheid van het bezigen van
den inslag voor het bedrijf in de Korenbrugsteeg als factor
erkennende, meent dat bij de berekening van de huurwaarde
rekening had moeten worden gehouden met de te verwachten
vermindering van omzet door Kolderman in het perceel
Breestraat No. 51, als gevolg van de wijziging van de tap
en slijtvergunning in een tapvergunning. Daarbij mag tevens
niet uit het oog worden verloren, dat de verplaatsing van
het bedrijf niet vrijwillig geschiedde, doch dat reclamant
door omstandigheden tot die verplaatsing werd gedwongen.
Onze Commissie is van gevoelen, dat het billijk is hiermede
rekening te houden en is van oordeel dat de huurwaarde,
waarnaar reclamant over 1922/23 is aangeslagen, in verband
met gegevens omtrent den inslag in 1922, met .100.
behoort te worden verminderd en dat mitsdien de aanslag
van Kolderman tot 125.behoort te worden teruggebracht.
Door onze Commissie kan niet worden onderzocht of het
bezwaar aangevoerd door J. H. Blijleven, huisvrouw van
P. J. van Zijp, gegrond is, aangezien vanwege reclamante
niet voldoende gegevens werden verstrekt om tot een
conclusie te komen. Waar de echtgenoot van reclamante
(die thans het bedrijf voortzet) evenwel over het vergun
ningsjaar 1923/24, evenals over 1922/23 naar 500.huur
waarde is aangeslagen en tegen dezen aanslag bij Uwe
Vergadering geen bezwaar is gemaakt, is de Commissie van
gevoelen, dat deze aanslag moet blijven gehandhaafd.
Bij het onderzoek van het door W. F. Prins naar voren
gebracht bezwaar deelde de door Burgemeester en Wet
houders aangewezen schatter van de huurwaarde van de
dranklokalen mede, dat in dit geval aanleiding bestaat de
huurwaarde met 50.— te verminderen, aangezien het hem
bekend was geworden, dat deze vergunninghouder slechts
versneden jenever betrok en verkocht, waardoor minder
winst met het bedrijf wordt gemaakt dan was becijferd.
Onze Commissie is van oordeel, dat het billijk is dat de
door den schatter redelyk geachte vermindering plaats
vindt en dat, waar geen enkele andere reden tot herziening
van den aanslag aanwezig is, derhalve de aanslag van dezen
reclamant tot 75.wordt teruggebracht.
In verband met een en ander adviseert onze Commissie
Uwe Vergadering de aanslagen in het gemeentelijk vergun
ningsrecht over het vergunningsjaar 1922/23:
1°. van Jac. J. Paardekooper, C. A. van Dongen, N. A.
v. d. Vaart, J. C. Hoogeveen, A. B. v. d. Beep en J. H.
Blijleven h. v. van Zijp te handhaven;
2°. van P. Kolderman, groot 150.terug te brengen
op 125.en
3°. van W. F. Prins, groot 87,50, terug te brengen
op 75.
De Commissie voor de bezwaarschriften in
het Gemeentelijk Vergunningsrecht.
Th. B. J. Wilmee, Voorzitter.
Weijee, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 263. Leiden, 18 Augustus 1923.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat zij geen bezwaar heeft tegen de navolgende in
hare handen gestelde stukken:
Staat van af- en overschrijving op de begrooting der
Stedelijke Werkinrichting, suppletoire begrooting en rekening
dier instelling, alle betreffende den dienst 1922;
Bekening en verantwoording over 1922 van het Grond
bedrijf, van de Gezondheidscommissie en van het Burgerlijk
Armbestuur;
Suppletoire begrooting en Balans en Verlies- en Winst
rekening van de gestichten Endegeest-Voorgeest-Bhijngeest
dienst 1922;
Balans en Verlies- en Winstrekening van den Keurings
dienst van Waren over 1922.
De Commissie adviseert U tot goedkeuring van die stukken
te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 264. Leiden, 18 Augustus 1923.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering hierbij aan te bieden
de begrooting voor den Keuringsdienst van Waren voor het
district Leiden, voor den dienst 1924, vergezeld van een
toelichtende memorie.
Onder mededeeling dat de Commissie voor den Genees
kundigen Dienst en den Keuringsdienst van Waren tegen
deze begrooting geen bezwaar heeft, geven wij U in over
weging tot hare vaststelling over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 265. Leiden, 18 Augustus 1923.
Met 1 September a. s. eindigt de tijdelijke aanstelling
van den heer C. F. L. Crop als leeraar in de plant- en
dierkunde aan de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus.
In verband daarmede geeft de directeur dezer school in
overweging die tijdelijke aanstelling te verlengen voor den
duur van den cursus 19231924.
Onder mededeeling, dat de Inspecteur van het Middelbaar-
Onderwijs en de Commissie van Toezicht op dat onderwijs
zich daarmede kunnen vereenigen, geven wij Uwe Vergadering
in overweging de tijdelijke aanstelling van den heer C. F.
L. Crop als leeraar in de plant- en dierkunde aan de Hoogere
Burgerschool met! vijfjarigen cursus, behoudens goedkeuring
door den Minister Van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
te verlengen voort den duur van den cursus 19231924.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 266. Leiden, 18 Augustus 1923.
Door de invoering van het verplichte 7e leerjaar zal de
bevolking der Centrale school voor het 7e leerjaar in die
mate toenemen, dat tot uitbreiding van het onderwijzend
personeel dier school met een drietal leerkrachten moet
worden overgegaan.
Met den Schoolopziener van het lager onderwijs in deze
inspectie zijn wij van meening, dat uitbreiding van het
personeel dier school mogelijk is door overplaatsing van
drie onderwijzeressen. Tot degenen, die o. i. voor over
plaatsing naar de Centrale school in aanmerking komen,
behoort Mej. J. B. van Heuven, thans nog onderwijzeres
aan de Jongensschool voor u. 1. o. Aangezien door U op
16 Juli j. 1. o. a. werd besloten deze onderwijzeres met ingang
van 1 September a. s. over te plaatsen naar de o. 1. school
aan de Duiven bodestraat B, zal, indien thans wordt besloten
haar met ingang van dien datum over te plaatsen naar de
Centrale school, het op den 16en Juli genomen besluit
dienen te worden gewijzigd.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in over
weging, met wijziging in zooverre van Uw besluit van 16 Juli
1923, met ingang van 1 September a. s. over te plaatsen
naar de Centrale school voor het 7e leerjaar:
a. Mej. J. B. VAN HEUVEN, thans onderwijzeres aan
de Jongensschool voor u. 1. o.
b. Mej. J. LAFEBEB, thans onderwijzeres aan de Leer
school;
c. Mej. J. EPHBAÏM, thans onderwijzeres aan de o. 1.
school aan de Haverstraat A.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 267. Leiden, 20 Augustus 1923.
Bij circulaire dd. 8 Mei 1923 no. 9196 1 Afd. L. O. F.
heeft de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
o. a. aan de gemeentebesturen medegedeeld, dat de bepaling,
vervat in 9 der slot- en overgangsbepalingen van de wet
van 16 Februari 1923 (Stbl. No. 38) tot wijziging der Lager
Onderwijswet 1920, volgens welke de Bijksvergoeding voor
openbare en bijzondere cursussen voor vervolgonderwijs voor
de laatste maal wordt toegekend voor cursussen, die vóór
20 December 1922 zijn aangevangen, aldus moet worden
geïnterpreteerd, dat voor het vervolgonderwijs, hetwelk in
den loop van 1923 wordt hervat als tweede of volgend