MAANDAG 30 JULI 1923.
151
waarvoor huurverhooging niet aan haar oordeel is onder
worpen, zoodat moet worden aangenomen dat de huren
daarvan ten hoogste 20% (10%) boven die van 1 Januari
1916 (1918) bedragen.
Een volledig overzicht van deze woningen is in den voor
beantwoording Uwer missive beschikbaren korten tijd niet
te geven, maar goeddeels zullen het wel de woningen van
zeer geringe huurwaarde zijn, welke bet hier betreft (in
poorten, sloppen en achterbuurten gelegen).
Er zijn echter ook eenige verhuurders van betere wonin
gen die de huren niet hebben verhoogd of slechts met de
vrije 20% (10%).
Het komt de Huurcommissie in hare meerderheid voor,
dat voor eene afwijkende regeling zooals wordt bedoeld bij
art. 7 der wet van 2 Juni 1923 (Stbl. 235) geen aanleiding
bestaat; de kleinst mogelijke minderheid is echter van oor
deel dat eene afwijkende regeling wel noodig is.
Gelijk reeds is opgemerkt zou, naar de meening der Huur
commissie, zoodanige regeling goeddeels de huren van zoognde
krotwoningen hier te Leiden treffen; de Huurcommissie ver
wacht evenwel dat, waar tot dusver de huurprijzen dier
woningen niet zijn verhoogd, ook in het vervolg geen ver
booging zal plaats hebben, ook in verband met de gewijzigde
bepalingen in de »Huuropzeggingswet."
De Huurcommissie
J. W. Werkman, Voorzitter.
A. I. Witmans Mzn., Secretaris.
H.H. Burgemeester en Wethouders van Leiden.
De heer Huurman wijst er op, dat de cijfers, welke Burge
meester en Wethouders geven, natuurlijk worden opgemaakt
door hunne ambtenaren, onpartijdige menschen, maar toch
wordt van zekere zijde altijd aan de juistheid van die cijfers
getwijfeld. Als iemand geschikt is om cijfers op te maken,
dan zijn het toch wel de menschen, die dagelijks met dat
onderwerp te maken hebben, zooals de Directeur van bouw
en woningtoezicht en zijn opzichters. Maar de heer Kooistra
en de Federatie weten het natuurlijk beter, weten het zelfs
precies
De heer Dubbeldeman heeft gemeend voor den zooveelsten
keer een maatschappij, waarbij spreker betrokken is, een
veeg uit de pan te moeten geven, maar hetgeen hij gezegd
heeft is feitelijk reeds door zijn partijgenoot van Stralen
tegengesproken. De heer van Stralen heeft namelijk mede
gedeeld, dat de Huurcommissie alleen huurverhoogingtoestaat,
als woningen behoorlijk onderhouden worden. Uit het feit, dat
de Huurcommissie, een onpartijdig lichaam, ten aanzien van de
bedoelde woning huurverhooging heeft toegestaan, mag men
dus opmaken, dat het onderhoud behoorlijk was.
De heer Eerdmans zou gaarne van Burgemeester en
Wethouders vernemen, of er onder degenen, die op het
oogenblik als werkloozen ondersteuning genieten, al dan niet
een belangrijk aantal bouwvakarbeiders is.
De heer Dubbeldeman zegt, naar aanleiding van de bewering
van den heer Mulder, dat de heeren niets bewijzen, dat dit
de schuld is van den Wethouder, die verzuimde het materiaal,
waaraan hij zijn gegevens ontleend heeft, voor de Raadsleden
ter visie te leggen. Dat materiaal is nu blijkbaar alleen
afkomstig van Bouw- en Woningtoezicht, welk bureau door
den heer Huurman is gequalificeerd als het juiste adres. Dat
neme men met een korreltje zout, want het is meermalen
gebleken, dat men niet alles kan slikken wat op dat bureau
wordt gezegd. Spreker wil gelegenheid hebben de gegevens,
door dat bureau verstrekt, te contróleeren. Het feit, dat
daartegen bezwaar staat, bewijst, dat men daar een gat in
de lucht slaat, wat de Wethouder aan spreker en anderen
verwijt.
Is het inderdaad zoo, gelijk het indertijd door Mr. van
der Pot en thans door den heer Mulder is voorgesteld, dan
zal men, al duurt het een paar jaar langer, er wel doorheen
komen, maar spreker gelooft, dat het gelijk in deze aan den
heer Kooistra is. Het resultaat van het onderzoek van de
Federatie was onaanvechtbaar en noch Bouw- en Woning
toezicht noch Burgemeester en Wethouders hebben daarover
iets gezegd. Het ware beter geweest, indien het College bet
onderzoek had ingesteld in samenwerking met de Federatie,
maar spreker durft gerust zeggen, dat men met opzet niet
wil wat men noodig heeft, aangezien men altijd nog hoop
heeft, dat het particulier initiatief arbeiderswoningen zal
gaan zetten.
De heer Huurman. Dat gebeurt dit jaar; de plannen voor
150 woningen zijn reeds door Burgemeester en Wethouders
goedgekeurd.
De heer Dubbeldeman zegt dan te zullen afwachten wat
er wordt gebouwd.
Volgens den Wethouder kan men niet „maar raak bouwen".
Dat gezegde begrijpt spreker, want men is bang voor een
overschot van woningen, omdat Rijk en gemeente dan een
bepaald bedrag a fonds perdu zullen moeten afstaan. Dat zit er
ten nauwste aan vast.
Spreker houdt staande, dat een woningstatistiek ontbreekt,
omdat de Wethouder die anders wel zou hebben overgelegd.
Twijfel aan de juistheid der cijfers, door den Wethouder
medegedeeld, blijft daarom geoorloofd. Spreker gelooft wel,
dat de Wethouder zelf denkt, dat het is, zooals hij zegt; dat
was met Mr. van der Pot ook zoo, maar het kwam ver
keerd uit.
Spreker hoopt, dat de Raad zijn motie zal aannemen, ten
einde de menschen, die nog niet getroffen zijn, te beschermen.
De Voorzitter zegt, dat de heer Dubbeldeman ten onrechte
altijd denkt, dat Burgemeester en Wethouders hem willen
dwarsboomen. In zijn eerste rede vroeg de heer Dubbeldeman,
hoe het zou gaan met de andere woningen, welke de Gezond
heidscommissie had afgekeurd. In de stukken zeggen Burge
meester en Wethouders daaromtrent:
»Met betrekking tot de 291 als slecht gekwalificeerde wonin
gen is het onderzoek nog niet afgeloopen. Met het resultaat
ook van dat onderzoek hopen wij U echter binnenkort in
kennis te stellen."
Dat heeft de heer Dubbeldeman blijkbaar niet gelezen, want
anders zou hij niet gezegd hebben: er komt niets van!
Wat den aanbouw van woningen betreft, wil spreker eens
mededeelen, waarom zijns inziens de voorspellingen van
Mr. van der Pot niet zijn uitgekomen. Er waren allerlei plannen
aanhangig, zooals van »De Eendracht" en van »Ons Belang",
en nu zeide Mr. van der Pot, zich baseerende op de woning
statistiek, die altijd betrekkelijk gebrekkig is, dat bij uitvoering
van die plannen tot zoover in den woningnood zou zijn voorzien.
Nu weet men, dat ten gevolge van de algemeene financieele
débacle die plannen van »De Eendracht" en «Ons Belang"
niet zijn doorgegaan, en dat in plaats daarvan andere plannen
zijn gekomen.
Natuurlijk zal voortgegaan worden; Burgemeester en Wet
houders zijn volstrekt niet van plan om met den woningbouw
op te houden. Spreker kan mededeelen, dat er weder een plan
zal komen van Burgemeester en Wethouders voor den bouw
van woningen volgens de oude methode, met voorschot van
het Rijk.
Hoe onjuist de heer Dubbeldeman het College qualificeert
blykt wel hieruit, dat voor 1923 ontworpen is de bouw van
904 woningen, tegen 603 in 1922. In geen jaar, zoolang de
gemeente zich met den woningbouw inlaat, is er zooveel gedaan
op dit stuk als in 1923. De heer Dubbeldeman stelt deze zaak
verkeerd voor.
De heer Pera deelt in antwoord op de vraag van den heer
Eerdmans mede, dat in het verslag van de Arbeidsbeurs als
werkloos vermeld worden 50 grondwerkers, 4 loodgieters, 7
metselaars, 56 opperlieden, 2 bouwkundige opzichters, 49
timmerlieden, 4 schilders, 2 stucadoors en 2 witters.
De heer Eerdmans meent, dat een goed middel om tegemoet
te komen aan de behoefte aan eenigszins goedkoope woningen
zou zijn, dat degenen, die gemeentesteun genieten, voor dien
steun werken aan den bouw van woningen, welke daardoor
betrekkelijk goedkoop van uitvoering zouden zijn.
Aangezien verder de gestelde vragen niet naar genoegen
van den heer Dubbeldeman beantwoord zijn, zou het aanbe
veling verdienen, dat een Wethouder optrad, die het beter
deed dan deze, uit de sociaal-democratische Raadsfractie. Dan
was men klaar!
De motie van den heer Dubbeldeman wordt in stemming
gebracht en met 14 tegen 11 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren van Eek, Heemskerk, Schone-
veld, Wilbrink, Mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren
Kuivenhoven, Eikerbout, Wilmer, van Stralen, Knuttel, Groe-
neveld, Bisschop, Kooistra en Dubbeldeman.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Eerdmans, Meijnen,
van der Lip, Pera, Mulder, Bots, van Hamel, Splinter, Huur
man en Stijnman.
(De heer Groeneveld was inmiddels ter vergadering ge
komen).
De Voorzitter verklaart hierop de interpellatie voor ge
sloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
onbewoonbaarverklaring van een 28 tal woningen besloten.