MAANDAG 30 JULI 1923.
163
vast, dan kan het gebeuren, dat er zooveel personen komen
om hem te spreken, dat hij dien dag ongeschikt is voor
zijn werk.
De heer Groeneveld zegt, dat het gevaar voor het in de
war loopen van het onderwijs, waarvan de heer Jan de Lange
spreekt, veel meer bestaat, als al de ouders zich op het hoofd
centraliseeren, omdat dan diens klasse er onder lijdt. Ver-
deelen de ouders zich over de verschillende onderwijzers, dan
werkt dat minder storend op het onderwijs.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Groeneveld wordt met
19 tegen 5 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Jan de Lange, Eerd-
mans, Meijnen, Heemskerk, Schoneveld, Wilbrink, van der
Lip, Pera, Mulder, Gots, van Hamel, Splinter, Kuivenhoven,
H uurman, Eikerbout, Wilmer, Stijnman en Bisschop.
Vóór stemmen: mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren
Knuttel, Groeneveld, Kooistra en Dubbeldeman.
Artikel 9 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over artikel 10 (Zie Ing. St. 225, bladz. 118).
De heer Groeneveld wenscht in dit artikel te schrappen
de woorden„en mogèn de school gedurende den schooltijd
niet verlaten". Het spreekt van zelf, dat het hoofd op zijn
post behoort te zijn en nie,t dan in geval van noodzakelijkheid
de school mag verlaten. Spreker acht dit een grievende be
paling, welke alleen voor de schoolhoofden wordt gemaakt
en b.v. niet voor de klasse-onderwijzers en de ambtenaren
ten Stadhuize.
Spreker dient een amendement in, strekkende om genoemde
woorden te schrappen.
De Voorzitter deelt mede, dat er een amendement is
ingekomen van den heer Groeneveld, strekkende om in artikel
10 te schrappen de woorden
»en mogen de school gedurende schooltijd niet verlaten."
Het is wenschelijk om, zoowel in het artikel als in het
amendement tusschen «gedurende" en «schooltijd" in te voegen
het woord «den".
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van der Lip acht het ongewenscht die woorden
te schrappen. Gaat men er van uit, dat alle plichtsvervulling
van zelf spreekt, dan kan men allerlei bepalingen wel weg
laten, bijvoorbeeld die van art. 1, al. i, dat de hoofden hebben
te zorgen voor de algemeene orde in de school, en die van
art. 1, al. 2, dat de hoofden moeten zorgen, dat alle wetten
en verordeningen worden nagekomen. Dat de hoofden dat
moeten doen, spreekt ook van zelf. Het is niet overbodig te
bepalen, dat de hoofden gedurende de schooltijden op school
moeten blijven. Dat een dergelijke bepaling niet voor de
klasse-onderwijzers is gemaakt, spreekt van zelf, want de
hoofden moeten daarop toezien en, als klasse-onderwijzers in
dat opzicht zondigen, hun maatregelen nemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Groeneveld wordt met 17
tegen 7 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Jan de Lange, Meijnen,
Heemskerk, Schoneveld, Wilbrink, van der Lip, Pera, Mulder,
Bots, Splinter, Kuivenhoven, Huurman, Eikerbout, Wilmer,
Stijnman en Bisschop.
Vóór stemmen: de heer Eerdmans, mevrouw Dubbeldeman
Trago, de heeren van Hamel, Knuttel, Groeneveld, Kooistra
en Dubbeldeman.
Het gewijzigd artikel 10 wordt vervolgens zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Artikel 11 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 12 (Zie Ing. St. 225 bladz. 118).
De heer Oostdam kan zich niet vereenigen met dit artikel,
dat nog afkomstig is uit den tijd, toen de klassen zeer groot,
de lokalen zeer klein en de onderwijzers niet erg bij waren.
Het is nu niet meer noodig, dat, als het een beetje warm is,
de kinderen direct vrijaf krijgen. De kinderen dienen te leeren,
dat men ook op dergelijke dagen zijn plicht heeft te doen.
De heer Heemskerk is het met den heer Oostdam eens
wat betreft de 1ste alinea van artikel 12, maar heeft bezwaar
tegen het doen vervallen van de tweede alinea. Als deze
verviel, dan zou de vacantie gegeven kunnen worden door
het hoofd der school.
De heer van der Lip zegt, dat er geen bezwaar tegen
bestaat om de beide alinea's van art. 12 afzonderlijk in stem
ming te brengen.
Spreker acht de bepaling in de eerste alinea zeer noodig.
Als de temperatuur bijzonder hoog is, is het niet wenschelijk
om een groot getal kinderen in één lokaal bij elkaar te brengen;
van medische zijde is spreker verzekerd, dat dit verkeerd is.
Onlangs, toen het zoo ontzettend warm was, is het dan ook
voorgekomen, dat kinderen op school onwel werden, neus
bloedingen kregen, gingen braken, enz. Het is beter, den kinderen
in zoo'n geval vrij te geven.
De beraadslaging wordt gesloten.
De 1ste alinea van artikel 12 wordt met 20 tegen 4 stem
men aangenomen.
Voor stemmende heeren Eerdmans, Meijnen, Wilbrink,
Pera, Mulder, Bots, mevrouw Dubbeldeman-Trago, de heeren
van Hamel, Splinter, Kuivenhoven, Huurman, Eikerbout,
Wilmer, Stijnman, Knuttel, Groeneveld, Bisschop, Kooistra,
Dubbeldeman en van der Lip.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Jan de Lange, Heems
kerk en Schoneveld.
Alinea 2 van artikel 12 wordt zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen, waarna het geheele artikel
12 zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
De artikelen 13 en 14 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 15 (Zie Ing. St. 225, bladz. 118).
De heer Groeneveld wijst er op, dat er in den derden
regel tusschen „toe" en „zien" behoort te worden ingevoegd
het woordje „te".
De heer van der Lip brengt die wijziging aan.
De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigd artikel
15 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 16 (Zie Ing. St. 225, bladz. 118).
De heer Knuttel begrijpt de beteekenis van dit artikel
niet goed. Het lijkt hem een krampachtige poging om, nu
het spreken met de klasse-onderwijzers niet meer verboden
is, toch iets te verbieden. De onderwijzers mogen geen offi-
cieele inlichtingen over schoolzaken aan derden verstrekken.
Legt men den nadruk op het woord «officieel", dan behoeft
de onderwijzer maar te zeggen, dat het officieus is, om alles
te mogen vertellen; bedoelt men bepaalde dingen, die niet
voor het publiek bestemd zijn, zooals een aanschrijving van
Burgemeester en Wethouders aan de onderwijzers, dan moet
het verbod even goed voor de hoofden gelden.
Spreker wenscht dit artikel geheel te schrappen en zal er
tegen stemmen.
De heer Groeneveld heeft eveneens bezwaar tegen deze
zijns inziens hatelijke bepaling, welke alleen voor de onder
wijzers, niet voor de andere ambtenaren bestaat.
De heer van der Lip kan niet begrijpen, dat de beteekenis
van dit artikel aan den heer Knuttel niet duidelijk is. Spreker
heeft over dit onderwerp toch al meer met hem gedebatteerd.
Toen indertijd de heer Knuttel en anderen de zoogenaamde
«muilkorfcirculaire'' onjuist uitlegden, hebben Burgemeester
en Wethouders aan de hoofden een circulaire gezonden,
waarin de bedoeling van de bepaling in kwestie werd ver
duidelijkt en gezegd, dat officieele mededeelingen door de
hoofden, niet door de onderwijzers, moesten worden verstrekt.
Daarop schreef «het Openbaar onderwijs", het orgaan van den
Bond, dat de muilkorfcirculaire van de baan was, en nu
Burgemeester en Wethouders in den geest van die circulaire
in deze verordening een bepaling opnemen, is Leiden weer
in last. Spreker kan natuurlijk niet precies, zeggen, welke
onderwerpen onder deze bepaling vallen, maar bij onderwijs
inrichtingen moeten natuurlijk de officieele inlichtingen worden
i