158
MAANDAG HO JULI 1923.
schoolgeldplichtigen met een inkomen beneden 2000.
wekelijksche betaling te veroorloven. Burgemeester en Wet
houders zijn nu met een dergelijke regeling gekomen; zij
hebben echter geen enkele reden gezien, om, wat het inkomen
der schoolgeldplichtigen betreft, tot een hooger bedrag te
gaan dan het in de motie genoemde bedrag van 2000.
te minder omdat deze maatregel aan de gemeente geld kost.
Burgemeester en Wethouders hebben op royale wijze de
motie uitgeroerd, want zij zijn niet voor de vrij hooge uit
gave van f OIjOO.— teruggeschrikt.
Aan de heeren Heemskerk en Wilbrink doet spreker opmer
ken, dat hij ernstig bezwaar zou hebben tegen het opdragen
van de inning aan de schoolhoofden.
In de eerste plaats, omdat de hoofden op het oogenblik
reeds genoeg met werkzaamheden belast zijn en het niet
aangaat hun nog meer werk op te dragen. In de tweede
plaats, omdat men de hoofden niet kan verplichten om zich
met de inning te belasten, dit is werk, dat meer eigenaardig
hoort tot de taak van den Gemeente-ontvanger. Toen de
hoofden nog ambulant waren, mopperden zij ook al over het
innen van het schoolgeld; thans, nu hun tijd zoozeer in
beslag genomen is doordat zij een eigen klas hebben, zouden
ze natuurlijk nog meer bezwaren hebben. Spreker zou dan
ook bezwaar moeten maken om tot de hoofden te moeten
zeggen: ge zijt tot dit werk niet verplicht, maar zoudt ge
als het u belieft zoo vriendelijk willen zijn om het toch
te doen.
Nog grooter bezwaar leveren op de bijzondere scholen,
waarover wij heelemaal niets te zeggen hebben.
Men zou daar zeer zeker »als het u belieft" moeten spelen.
En wat zal men voor een toestand krijgen, als een deel der
hoofden zegt: ja, en een ander deel: neen? Dat dit zal ge
beuren, is spreker bekend.
Ook is het paedagogisch verkeerd te achten, dat de betaling
van het schoolgeld op school geschiedt. Sommige kinderen
zullen het schoolgeld medebrengen en andere niet, en daar
door zou dus duidelijk uitkomen, wie behooren tot de minder
goed gesitueerden.
Wanneer men den weg op wil, dien de motie heeft aan
gegeven, dan schiet er niets anders over dan een ophaal
dienst. Dat kost de gemeente wat geld, maar er is geen
andere oplossing te vinden.
Het ligt voor de hand, dat Burgemeester en Wethouders
het standpunt hebben ingenomen, dat het schoolgeld alleen
wordt opgehaald bij de ouders, die daartoe het verlangen te
kennen geven. Die ophaaldienst is in het belang van de
ouders en kost de gemeente geld; het is dus alleszins redelijk,
dat tot de ouders gezegd wordt: als ge daarvan wilt profi-
teeren, dan moet ge u op het stadhuis daarvoor aanmelden.
Dat is een zeer kleine moeite.
De heer Heemskerk moet zwichten voor de mededeeling
van den Wethouder, dat deze het innen van het schoolgeld
niet aan de hoofden kan opdragen en ook niet van plan is
het hun te verzoeken, maar kan niet inzien, dat de werkzaam
heden van de hoofden zoodanig zijn, dat zij dit kleine werk
nog niet daarnevens zouden kunnen verrichten.
Er schiet dus niets anders over, dan dat het schoolgeld
wekelijks wordt geïncasseerd, maar spreker wil vragen, of de
daaraan verbonden uitgaaf van 60U0.— per jaar ruimschoots
zal worden gedekt doordat dan zal binnenkomen hetgeen nu
als oninvorderbaar moet worden afgeschreven. Zoo ja, dan
zal spreker, zij het ook noodgedwongen, zich bij het voorstel
van Burgemeester en "Wethouders nederleggen.
De heer Groeneveld blijft bij zijn denkbeeld om ook de
beter gesitueerden in de gelegenheid te stellen van dezen
ophaaldienst gebruik te maken. Een kleine vermeerdering
van deelnemers zal de kosten, aan dezen dienst verbonden,
niet aanmerkelijk doen toenemen, terwijl bovendien voor deze
categorie van schoolgeldplichtigen de incasso-kosten, gezien
het te innen grootere bedrag, in verhouding gering zullen
zijn. Ieder, die per maand wil betalen, zal dat dan kunnen
doen door 4 of 5 weken vooruit te betalen. Men moet den
menschen terwille zijn.
Den heer Heemskerk, die tegen het bedrag van 6000.
bezwaar heeft gemaakt, doet spreker opmerken, dat het een
maatregel in het belang van de burgerij is. Men voorkomt
daardoor, dat de menschen soms uren moeten verzuimen om
hun schoolgeld bij den Gemeente-Ontvanger te gaan betalen.
Dat is wel eenige duizenden guldens waard.
Spreker stelt ten slotte een motie voor, welke hij op het
bureau van den Voorzitter deponeert.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Groeneveld
de volgende motie is ingediend
»De Raad verzoekt B. en W. alle schoolgeldplichtigen in
de gelegenheid te stellen, het schoolgeld te Leiden bij hen
te doen ophalen."
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van der Lip is het niet eens met den heer
Heemskerk, dat aan de schoolhoofden, als zij met de inning
werden belast, een »klein werk" zou worden opgedragen. Het
werk zou misschien niet zoo belangrijk zijn, als het geld maai'
regelmatig binnenkwam, maar, als de kinderen verzuimen op
tijd het geld mede te brengen, ontstaan er moeilijkheden voor
de hoofden, die natuurlijk geen zin hebben om als de man
met de roode pet bij de ouders rond te gaan, en toch aan
den anderen kant dikwijls de zaak maar niet kunnen laten loopen.
De vraag van den heer Heemskerk of de onkosten zullen
worden gedekt door het geld, dat meer zal binnenkomen dan
zonder ophaaldienst, moet spreker ontkennend beantwoorden.
Deze maatregel zal aan de gemeente veel geld kosten.
Ten aanzien van de motie van den heer Groeneveld geldt
het spreekwoord: als men iemand den vinger geeft, neemt hij
de geheele hand. Nu Burgemeester en Wethouders voldoen
aan den wensch, vervat in de motie van 19 December 1921,
en conform die motie voorstellen voor ouders met een inkomen
van minder dan f 2000.een ophaaldienst in het leven te
roepen, wil hij dien maatregel weer uitbreiden tot alle school
geldplichtigen, terwijl hij destijds daarover met geen woord
heeft gesproken.
Spreker begrijpt het voorstel niet. Het zou werkelijk met
geld smijten zijn. Wat Burgemeester en Wethouders voor
stellen zal al ƒ6000.per jaar kosten, maar wat zal het
niet worden, als ook bij de meer welgestelde ouders het
schoolgeld moet opgehaald worden?
De heer Groeneveld wil nog in herinnering brengen, dat
in de motie van de heeren Heemskerk en Schoneveld, welker
aanneming aanleiding gegeven heeft tot dit voorstel van Bur
gemeester en Wethouders., sprake was van een inkomen-
grens van f 2000.— Spreker heeft toen voor die motie ge
stemd. Bij zijn voorstel tot instelling van een ophaaldienst
heeft hij echter geen inkomengrens genoemd.
Overigens blijft spreker volhouden, dat er geen belangrijk
meerdere kosten mede gemoeid zullen zijn, wanneer ook de
beter gesitueerden van dezen ophaaldienst gebruik maken.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Groeneveld wordt met 20 tegen 4
stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Jan de Lange, Eerd-
mans, Meijneri, Heemskerk, Schoneveld, Wilbrink, van der
Lip, Pera, Mulder, Bots, van Hamel, Splinter, Kuivenhoven,
Huurman, Eikerbout, Wilmer, Stijnman, Bisschop en Dubbel-
deman.
Vóór stemmen: mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren
Knuttel, Groeneveld en Kooislra.
(De heer van Stralen had de vergadering inmiddels verlaten.)
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
volgens met 15 tegen 9 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Jan de Lange, Meijnen, Schoneveld,
van der Lip, Pera, Mulder, Bots, mevrouw Dubbeldeman
Trago, de heeren Kuivenhoven, Eikerbout, Wilmer, Knuttel,
Groeneveld, Kooistra en Dubbeldeman.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Eerdmans, Heemskerk,
Wilbrink, van Hamel, Splinter, Huurman, Stijnman en
Bisschop.
XIX. Verordening, regelende het openbaar gewoon lager-
en uitgebreid lager onderwijs in de gemeente Leiden.
(Zie Ingek. St. No.'225).
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 4 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 5. (Zie Ing. St. 225, bladz. 117.)
De heer Groeneveld zegt, dat de Plaatselijke Schoolcom
missie, de Onderwijzersbonden en de Hoofdenvereenigingen
het blijkbaar wenschelijk achten de inschrijving van leer
lingen aan de scholen te doen plaats hebben. Burgemeester
en Wethouders zeggen, dat dit artikel daarvoor geen bezwaar
oplevert, en daarom wil spreker het maar tegelijk invoeren.
Vooreerst is het voor de ouders gemakkelijker, omdat de scholen
in de buurt zijn, maar bovendien verkeeren zij liever met
de hoofden der scholen, die zij reeds kennen, omdat zij op
die scholen gewoonlijk reeds kinderen hebben, terwijl zij op