15(5
MAANDAG 30 JULI 1923.
geet, dat de Raad niet meer uitsluitend uit renteniers bestaat.
Al komt zulk een stuk een week tevoren, dan hebben niet
alle leden dadelijk den lijd om het eens een paar dagen te
gaan bestudeeren. De meesten moeten dat tusschen andere
werkzaamheden door doen, wat tengevolge kan hebben, dat
amendementen, welke zij wenschen voor te stellen, wat laat
worden ingediend. Daarin mag men geen plagerij zien.
Wat het amendement betreft, dit zal op de totaal opbrengst
niet zoo groot verschil makenalleen zullen gezinnen, waar
van dubieus is of men er schoolgeld van binnenkrijgt, wor
den ontlast. Spreker houdt vol, dat dit nieuwe tarief voor
velen een verhooging is van het vorige, omdat het minimum
ƒ5.80 is tegen ƒ5.— bij het oude tarief. Een ruim jaar ge
leden is het schoolgeld voor de groote meerderheid meer dan
verdubbeld, voor sommigen wel verdriedubbeld, en er is alle
aanleiding om voor de laagste inkomens eenige verlichting
aan te brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van de heeren Meijnen en Huurman wordt het
eerst in stemming gebracht en met 20 tegen 6 stemmen
verworpen.
Tegen stemmende heeren van Eek, Jan de Lange, Heemskerk,
Schoneveld, Wilbrink, van der Lip, Pera, Mulder, Bots, mevrouw
DubbeldemanTrago, de heeren Kuivenhoven, Eikerbout,
Wilmer, Stijnman, van Stralen, Knuttel, Groeneveld, Bisschop,
Kooistra en Dubbeldeman.
Vóór stemmen: de heeren Oostdam, Eerdmans, Meijnen,
van Hamel, Splinter en Huurman.
Het amendement van den heer Knuttel wordt vervolgens
met 18 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemmende heeren Oostdam, Jan de Lange, Eerd
mans, Meijnen, Heemskerk, Schoneveld, Wilbrink, van der Lip,
Pera, Mulder, Bots, Splinter, Kuivenhoven, Huurman, Eikerbout,
Wilmer, Stijnman en Bisschop.
Vóór stemmende heer van Eek, mevrouw Dubbeldeman
Trago, de heeren van Hamel, van Stralen, Knuttel, Groeneveld,
Kooistra en Dubbeldeman.
Het amendement van den heer Groeneveld wordt hierop
met 19 tegen 7 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Jan de Lange, Eerd
mans, Meijnen, Heemskerk, Schoneveld, Wilbrink, van der Lip,
Pera, Mulder, Bots, van Hamel,Splinter, Kuivenhoven, Huurman,
Eikerbout, Wilmer, Stijnman en Bisschop.
Vóór stemmen: de heer van Eek, mevrouw Dubbeldeman—
Trago, de heeren van Stralen, Knuttel, Groeneveld, Kooistra
en Dubbeldeman.
Art. 5 wordt ten slotte, zooals het nader door Burgemeester
en Wethouders is gewijzigd, zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De Voorzitter schorst hierop de vergadering tot des avonds
te 87* uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vei'gadering
des avonds te 8J uur.
Thans zijn afwezig: mevr van Itallievan Embden, de heeren
Sijtsma, Sanders, de Lange, Piekaar en van Eek.
Voortgezet wordt de behandeling van punt XVI der agenda.
De artikelen 6 tot en met 15 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming
wordt vastgesteld.
XVII. Verordening op de invordering van schoolgeld voor
het Lager Onderwijs in de gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. No. 224.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 8 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 9, luidende:
Aanslagen, waarvan de invordering niet kan geschieden
tengevolge van onvermogen of andere ter beoordeeling van
Burgemeester en Wethouders geldige redenen, worden door
Burgemeester en Wethouders oninvorderbaar verklaard.
De heer van Stralen zegt, dat de heer van der Lip blijkens
het hedenmiddag door hem gegeven antwoord geen over
wegend bezwaar heeft tegen het opnemen van een bepaling,
dat Burgemeester en Wethouders onthelfing van schoolgeld
kunnen verleenen in geval van ziekte en werkloosheid. Artikel
9 zegt wel, dat Burgemeester en Wethouders aanslagen
oninvorderbaar kunnen verklaren in verband met onvermogen
of om andere geldige redenen ter beoordeeling van het College,
maar vooreerst laat een dergelijke verklaring in den regel
zeer lang op zich wachten, zoodat menschen, die eenigen tijd
werkloos zijn, langen tijd met de gedachte, dat zij het school
geld verschuldigd zijn, rondloopen als met een blok aan het
been. Zooals het artikel thans geredigeerd is, zal het eigenlijk
van den deurwaarder afhangen of iemand al dan niet veel
last zal ondervinden. Sommige deurwaarders zijn vrij soepel,
maar anderen blijven de menschen toch lastig vallen, al weten
zij, dat de menschen niet kunnen betalen. Eer dan die be
lasting oninbaar verklaard is verloopt dikwijls een heele tijd.
Dergelijke bepaling zou ook niet in strijd met de wet zijn.
In de wet op de Rijksinkomstenbelasting staat wel dusdanige
bepaling niet, maar mij is bekend, dat de Directeur der
belastingen te Utrecht meermalen ontheffing verleent aan
Leidsche ingezetenen terzake van werkloosheid. Iedereen moet
vrijgesteld worden van het betalen van datgene, waartoe hij
niet in staat is. Spreker dient dan ook een amendement in,
waardoor het mogelijk gemaakt zal worden dat iemand, die
niet in staat is het schoolgeld te betalen ingevolge gebrek
aan werk, enzoovoort, een beroep deswege kan doen op
Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter deelt mede van den heer van Stralen het
volgende amendement ontvangen te hebben:
„Ondergeteekende stelt voor art. 9 aan te vullen als volgt:
„Voorts kan door Burgemeester en Wethouders op verzoek
ontheffing van schoolgeld worden verleend, indien hij of zij,
die betaling verschuldigd is, door ziekte, gebrek aan werk of
andere dergelijke omstandigheden tijdelijk buiten staat is ge
raakt, anders dan met buitengewoon bezwaar, het schoolgeld
of het volle schoolgeld te betalen".
Het amendement van den heer van Stralen wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onder werp van beraad
slaging uit.
De heer Wilmer meent, dat, als de heer van Stralen bedoelt
met die bepaling te helpen de groote categorie van werk-
loozen, het amendement overbodig is, omdat die menschen
reeds van zelf buiten deze regeling vallen, want hun inkomen
is beneden 1000.
De heer Heemskerk acht voor verwezenlijking van de grond
gedachte van het amendement van dem heer van Stralen,
welke hem sympathiek is, een aanvulling van art. 9 niet noodig.
Burgemeester en Wethouders hebben ingevolge dit artikel
reeds de bevoegdheid, om redenen, waarvan de geldigheid te
hunner beoordeeling staat, aanslagen in zake het schoolgeld
oninvorderbaar te verklaren. Dat sluit alles in en bij aan
neming van het amendement van den heer van Stralen zou
het College die bevoegdheid duhbel krijgen, wat niet schaadt,
maar overbodig is. Het beroep van den heer van Stralen op
de bepaling, die vooikomt op het aanslagbiljet voor de per-
soneele belasting, gaat niet op, want. de betrekkelijke wet kent
die bepaling niet en de bedoeling is alleen, dat de Directeur
der belastingen in sommige gevallen ontheffing kan verleenen.
Een dergelijke bevoegdheid hebben Burgemeester en Wet
houders volgens dit artikel. Dat die oninvorderbaarverklaring
pas geschiedt, als het schoolgeld werkelijk oninvorderbaar
blijkt te zijn, heeft zijn goede zijde, want in ieder geval zou
men in het artikel moeten omschrijven hoelang iemand werk
loos moet wezen om ontheffing te kunnen krijgen. Het gaat
niet aan om iemand, die veertien dagen geen werk heeft,
direct vrij te stellen van de betaling van schoolgeld. Zoo
iemand zal zich tot Burgemeester en Wethouders kunnen
wenden met het verzoek de rest van zijn schoolgeldaanslag
oninvorderbaar te verklaren.
Spreker zal tegen het amendement stemmen, omdat men
zijns inziens genoeg heeft aan artikel 9.
De heer van der Lip acht ook de voorgestelde aanvulling
van artikel 9 overbodig, omdat dit artikel in alle gevallen
voorziet. Bovendien kan iemand, die werkloos is, zeer goed
andere inkomsten hebben, die hem in staat stellen school
geld te betalen. En al kan iemand zijn belasting niet betalen,
dan kan hij toch misschien wel in staat zijn een klein bedrag
aan schoolgeld te voldoen; iemand, die in de eerste rubriek
valt en 5 of meer kinderen heeft, betaalt slechts 3.voor
een kind.