100 MAANDAG 14 MEI 1923. b. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 tot en met 3 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel 4 wordt met 20 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Oostdam, Sijtsma, Heemskerk, Schoneveld, Pera, Mulder, Sanders, van Hamel, van der Lip, Kuivenhoven, Wilbrink, Wilmer, de Lange, Meijnen, Stijnman, Splinter, Huurman, Bisschop, Dubbeldeman en Eerdmans. Tegen stemmende dames DubbeldemanTrago en van Itallievan Embden en de heeren van Stralen, Groeneveld, van Eek en Kooistra. De artikelen 5 tot en met 18 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XVI. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 11 November 1897 (Gemeenteblad no. 12), op de Wate ren in de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. No. 145.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 tot en met VIII worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadsla ging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XVII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be hoeve van de meerdere kosten van aanleg van het speelterrein op het Raamland. (Zie Ing. St. No. 150.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van Stralen verklaart het niet eens te zijn met de motiveering van deze aanvraag door Burgemeester en Wethouders en het daaromtrent verstrekt rapport van den Directeur van Gemeentewerken, waaruit door niet goed inge lichte personen de conclusie zou getrokken kunnen worden dat deze beduidende overschrijding der raming moet toege schreven worden aan het feit, dat het werk in werkverschaf fing is uitgevoerd, en waardoor in het algemeen het systeem van gemeentelijke werkverschaffing in discrediet zou komen. De oorzaak, dat dit plan van werkverschaffing zoo duur geworden is, ligt hoofdzakelijk in de buitengewoon onecono mische wijze, waarop dit werk door Gemeentewerken is uitgevoerd. Als het geschied was overeenkomstig behoorlijk te stellen eischen, dan zou het werk belangrijk goedkooper geweest zijn. De Voorzitter wijst erop, dat in het rapport van den Directeur van Gemeentewerken tot niemand een beschul diging wordt gericht, maar de heer van Stralen eindigt zijn betoog wel met een beschuldiging. De aanzienlijke overschrijding van de raming van dit werk is in het rapport volstrekt niet aan de daarbij te werk gestelde arbeiders verweten, maar nu moet men haar ook niet wijten aan Gemeentewerken. Het eenige wat in het rapport staat is, dat men niet op de meest economische wijze te werk is gegaan, ten einde gedurende langen tijd duurderen handenarbeid te kunnen laten verrichten. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Voorstel in zake den aanleg van een huistelefoon installatie op het terrein van de gestichten Endegeest, Voor geest en Rhijngeest, en de onderhandsche opdracht van de levering dier installatie aan de N. V. Nederlandsche Huistelefoon Maatschappij te 's-Gravenhage. (Zie Ing. St. No. 151.) Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend adres van de N. V. Ingenieursbureau Bartels en van Nie. De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilmer wenscht in verband met het adres van de firma, welke voorheen belast was met de levering van dergelijke huistelefooninrichtingen, aan den Wethouder te vragen, waarom dit werk aan die firma niet is opgedragen, en wel aan die andere. Verder zou hij willen vernemen of er een openbare aanbesteding heeft plaats gehad. De heer Pera zegt, dat men begonnen is voor deze ver nieuwing van de huistelefoon in de gestichten aan een viertal firma's prijsopgave te vragen. Van de vier opgaven was die van de tegenwoordige leverancierster, de firma Bartels en van Nie, de laagste. Toen de zaak in de Commissie voor de gestichten in behandeling zou komen, was er echter een bijzonderheid gebeurd, welke er toe leidde de beslissing omtrent de opdracht van het werk nog even uit te stellen. Een van de uitgenoodigde firma's, de Naamlooze Vennootschap Nederlandsche Huistelefoon Maatschappij, welke eerst een aanbod had gedaan van 11495.was met een tweede aanbod gekomen, dat slechts ƒ7638.bedroeg, dus een aanmerkelijk verschil. De Commissie voor de gestichten, bevreesd, dat die Naamlooze Vennootschap Nederlandsche Huistelefoon Maat schappij er achter was gekomen, dat zij niet de laagste inscbrijfster was, en daarom een nieuw aanbod had gedaan, wendde zich tot de firma Bartels en van Nie met de vraag of zij op dat oogenblik reden had op haar eerste opgave terug te komen, daarbij mededeelende, dat die vraag werd gesteld naar aanleiding van een nieuwe opgave van een der concurreerende firma's. Die concurreerende firma deelde mede, dat zij een zooveel lager aanbod kon doen, omdat een der firmanten een reis door Duitschland bad gemaakt en daar had vernomen, dat verschillende artikelen sterk in prijs waren gedaald. Er werd dus aan de mogelijkheid gedacht, dat misschien nu ook de firma Bartels en van Nie nog in staat zou zijn lager in te schrijven, maar die firma antwoordde, dat zij bereid was van haar inschrijvingssom ad 9500.een bedrag van ƒ120.te laten vallen, onder voorwaarde dat zekere werkzaamheden verricht zouden worden door personeel van de gestichten, welke voorwaarde feitelijk die vermindering met ƒ120.neutraliseerde. De commissie moest dus beoordeelen een aanbieding van ƒ9500.en een van ƒ7638.terwijl de firma Bartels en van Nie voor jaarlijksche onderhoudskosten vroeg ƒ350.en de Haagsche maatschappij ƒ265.De commissie heeft toen de levering toegewezen aan de Naamlooze Vennootschap Huistelefoon Maatschappij. Nadat die beslissing gevallen was heeft spreker bezoek gehad ten Stadhuize van den heer Bartels, die zijn spijt over het gebeurde te kennen gaf en vroeg, of er wat aan te doen zou zijn. Spreker heeft geantwoord, dat de commissie zich niet verantwoord zou gevoelen als zij de zooveel lagere inschrijving voorbijging. En toen de heer Bartels vroeg, of er nog niet wat aan te doen zou zijn bij den Raad, heeft spreker geantwoord, dat hij daarop geen antwoord kon geven. Toen is na eenige dagen van de firma een schrijven gekomen inhoudende dat zij de levering op zich wilde nemen voor ƒ8700.maar dat aanbod kwam een heelen tijd na de beslissing der commissie, en deze moest in elk geval nu bij haar besluit blijven. Ik heb toen gezegd: wij hebben eenmaal ruimschoots gelegenheid gegeven uw opgaaf te herzien; wij hebben een beslissing genomen en kunnen er niet op terug komen. Er kon reeds publiciteit aan gegeven zijn. Dus de commissie heeft bij de beslissing omtrent de toe wijzing geen rekening kunnen houden met de later ingekomen opgaaf van ƒ8700. Zij heeft alleen met de opgave van 9500.kunnen rekenen, zoodat er ten onrechte een beroep wordt gedaan op die van ƒ8700.Was deze laatste ingekomen vóór de beslissing van de commissie, dan was er zeer zeker rekening mede gehouden en was het werk waarschijnlijk aan de firma Bartels en van Nie gegund, omdat wfi met deze firma in betrekking staan. Nu zegt de firma Bartels en van Nie, dat de gestichten voor annuleering van het bestaande contract, dat loopt tot einde 1925, aan haar 1500.zullen hebben te betalen. De commissie begrijpt niet hoe die firma aan dat bedrag van ƒ1500.komt. Voordat het contract kan worden beëindigd zal het ongeveer einde 1923 zijn, zoodat er twee jaren te annuleeren overblijven, wat ten hoogste 400.per jaar zal kosten, dus totaal ƒ800.Daarnaast staat als een afzon derlijke zaak de overneming van de schei-installatie; die kan hierbij niet in rekening worden gebracht en, als de gestichten die installatie moeten betalen, is zij in elk geval weer te gebruiken. Die kosten van ƒ800.vallen weg, omdat het ook tegen over een prijsopgave van 8700.niet onvoordeelig blijft het werk aan de Naamlooze Vennootschap Nederlandsche Huistelefoon Maatschappij te gunnen. Spreker hoopt, dat de heer Wilmer voldaan zal zijn. De heer Wilmer dankt den Wethouder voor diens zeer uitvoerige informatie's. Het is niet zonder nut geweest, dat enkele feiten, welke niet aan anderen dan den Raadsleden bekend konden zijn, in het openbaar zijn medegedeeld. Spreker vindt het vreemd, dat niet na 4 Mei de commissie opnieuw heeft kunnen vergaderen om het aanbod van dien datum nader te bekijken. De heer Pera antwoordt, dat de commissie reeds een be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 6