MAANDAG 30 APRIL 1923. 87 dier commissie voortdurend voorstellen zijn gedaan om aan Burgemeester en Wethouders te adviseeren bepaalde werken ter hand te nemen, maar de meeste dier voorstellen konden in de commissie geen genade vinden. Nu heeft de Burgemeester in de Raadsvergadering van 12 Februari een zeker verwijt uitgesproken, namelijk dat in zake de demping van de Mare en het Levendaal, welke werken in het adres van 9 Februari werden aanbevolen, nooit voorstellen van de Commissie voor de werkverschaffing waren ingekomen, terwijl hij er op liet volgen: en daarin zit de heer van Stralen nog wel als lid. Hierin lag geenszins een bewijs, dat door spreker en anderen die werken niet in de Commissie voor de werkverschaffing naarvoren waren gebracht. Uit de notulen der vergaderingen van de commissie leest spreker enkele citaten voor, waaruit blijkt, dat reeds einde December 1922 door den heer Schüller en spreker is aangedrongen op de demping van -de Mare en het Levendaal, maar zoowel door den heer Driessen als door de beide Wethouders, Mulder en Pera, dat denkbeeld van de baan is geschoven, omdat naar hun oordeel die werken niet voor serieuse werkverschaffing in aanmerking konden komen. Hoe kunnen nu Burgemeester en Wethouders, vraagt spreker, beweren, dat de demping van de Mare reeds in voor bereiding is geweest, voordat het adres van 9 Februari bij het college werd ingediend en dat de inzenders van het adres een open deur intrappen? De mededeeling in dit praeadvies, dat de demping van de Mare en het Levendaal nuttige en urgente werken zijn en zich voor werkverschaffing leenen, werpt een zonderling licht op de zooeven geciteerde uitlating der beide Wethouders. Indien Burgemeester en Wethouders voor die werken reeds vergevorderde plannen hadden, begrijpt spreker niet waarom daarvan bij vorige besprekingen nooit is gebleken. Spreker komt er tegenop, dat, als de leden van zijn fractie met bepaalde plannen komen en voorstellen bepaalde werken uit te voeren, aan hen steeds politieke propaganda wordt verweten en nooit wordt erkend, dat menschen buiten het college ook wel eens een gelukkigen greep kunnen doen en voorstellen kunnen indienen, welke de overweging waard zijn. Alles wat niet komt van Burgemeester en Wethouders wordt afgewezen en verder vindt men dan allerlei minder aan gename uitlatingen in Christelijke blaadjes, zooals nog in het Zaterdagnummer van de Nieuwe Leidsche Courant, die altijd bij anderen oneerlijke bedoelingen veronderstellen. Als men nagaat wat geschied is, dan moet men tot de overtuiging komen, dat hier geen bepaalde politieke propaganda heeft voorgezeten, doch dat wat van spreker's zijde voorgesteld en gevraagd is geworden uitsluitend geweest is in het belang der werklooze arbeiders. Het adres is van 9 Februari jongst ledenlaat men nu eens aantoonen, dat adressanten toen wisten wat Burgemeester en Wethouders van plan waren bij den Raad in te dienen. Alle plannen van Burgemeester en Wethouders dateeren van later. Spreker ontkent allerminst de belangrijkheid der plannen van Burgemeester en Wethouders; alleen schrijft spreker voor een deel het totstandkomen van die zaken toe aan den in die richting uifgeoefenden aandrang; na de critiek, die uit geoefend is, zijn Burgemeester en Wethouders voortvarender geworden. Spreker moet echter volkomen handhaven zijn bewering, dat de totnogtoe op Burgemeester en Wethouders uitgeoefende kritiek geheel gegrond was. Het praeadvies lijkt heel wat en allerlei blaadjes beijveren zich dan ook om aan de goegemeente te vertellen: ziet eens wat Burgemeester en Wethouders willen en toch wordt steeds critiek op hen uitgeoefend; maar wat er eigenlijk is gebeurd, is zeer weinig. Opgesomd wordende bouw van een zuster- en broederhuis op »Endegeest"de uitbreiding van de ijsfabriek van het Openbaar Slachthuis, de verwijdering van de Werfbrug. Dit laatste moet nog gebeuren. Verder wordt genoemd de bouw van de nieuwe stokerij van de gasfabriek, van het nieuwe ketelhuis der Centrale en van de transportinrichtingen der Lichtfabrieken. Dit zijn echter geen werken, die men onder nomen heeft als werkverschaffing, en verder hebben daaraan voor een groot deel Duitsche arbeiders gewerkt. Voorts zijn zeer vele op de lijst van Burgemeester en Wethouders voor komende werken aanhangig gemaakt door de Commissie voor werkverschaffing of door de adresseerende vereenigingen. Spreker is niet voornemens zijnerzijds thans voorstellen te doen om in zake werkverschaffing verder te gaan; hij wil af wachten, of Burgemeester en Wethouders op den ingeslagen weg met den noodigen spoed zullen voortgaan. De voorgestelde demping van de Mare is een zeer belangrijk werkspreker be treurt het echter, dat tevens niet voorgesteld wordt demping van het Levendaal. Men zal moeten erkennen, dat zoowel uit het eene als uit het andere oogpunt de demping van het Levendaal thans van zeer groot belang is. Waar men daar een mooie breede straat kan krijgen in plaats van een smerige gracht en bovendien het drukke verkeer van de Hoogewoerd kan worden afgeleid naar een naastgelegen straat de trambaan zou van de Hoogewoerd naar het Levendaal kunnen worden verlegd verdient de uitvoering van dit werk alle aanbeveling, te meer nog omdat het tevens uitstekend dienst kan doen voor werkverschaffing. Het kostenbezwaar, dat Burgemeester en Wethouders naarvoren brengen, is inderdaad een bezwaar, want 350.000.is geen klein bedrag, maar wellicht zou de Tramwegmaatschappij, voor welke het ook van groot belang is, dat in dit opzicht verbetering wordt aan gebracht, bereid zijn in de kosten bij te dragen. De Havenbrug, zeggen Burgemeester en Wethouders, kan nog niet vernieuwd worden, maar spreker meent, dat de toestand daar toch onhoudbaar is. Wat de verbetering van den Zoeterwoudschen weg aangaat, Burgemeester en Wethouders achten het belang daarvan gering. Spreker kan dat niet toegeven, want over de spoorlijn heeft men een moeilijk begaanbaren weg, welke dringend verbetering behoeft. Burgemeester en Wethouders zeggen wel, dat het aangrenzende terrein zou moeten worden aangekocht, maar spreker gelooft dat niet; wel zou overleg moeten worden gepleegd met den eigenaar van de sloot, maar men zou zich tot het maken van een afsluiting van het aangrenzend terrein kunnen bepalen. De afbraak van het Invalidenhuis achten Burgemeester en Wethouders niet noodig. De organisatie's, die het adres hebben ingediend, meenden, dat, waar dit gebouw slechts wordt ge bezigd voor het opbergen van smerige tonnen en andere vuiligheid, geen bezwaar kon bestaan tegen afbraak en daar dan een speelterrein voor schoolgaande kinderen kon worden gemaakt. Spreker komt ten slotte terug op de klad, welke aan hem en zijn fractiegenooten is opgelegd. Hij vindt het hoogst onaangenaam, dat, wanneer van hun zijde in den vorm van adressen of voorstellen gepoogd wordt iets totstand te brengen, dit door den Burgemeester, door Burgemeester en Wethouders, door sommige Raadsleden of door Christelijke couranten wordt uitgelegd als te worden gedaan, niet met een eerlijke bedoeling maar met bijbedoelingen. Spreker wil voor zich persoonlijk verklaren, dat hij bij al hetgeen hij op het gebied van de werkloozenzorg en de werkverschaffing heeft ingediend uit sluitend het belang van de werkloozen op het oog heeft gehad. De Voorzitter wenscht den heer van Stralen, die zich zoo gevoelig toont voor een klein verwijt, er attent op te maken, dat hij zooeven niet meer of niet minder heeft gezegd dan dat Burgemeester en Wethouders oneerlijk zijn. De heer Sijtsma had den indruk gekregen, dat Burge meester en Wethouders en dat verklaart ook eenigszins den spijtigen toon van den heer van Stralen den heeren van de S. D. A. P. wel een beetje den wind uit de zeilen genomen hebben. Uit het praeadvies blijkt toch wel, dat Burgemeester en Wethouders niet stilzitten en dat niet alles komt door het indienen van adressen. Spreker neemt gaarne aan wat de heer van Stralen zegt, namelijk dat zijn optreden en dat zijner partij zuiver de bedoeling heeft de bestrijding van de werkloosheid; maar spreker krijgt toch wel eens den indruk, dat adressen van dien kant naar reclame rieken daarin komt altijd dit naar vorenwij alleen willen op de juiste wijze de belangen van de arbeiders dienen; wat gij, burger lijken, doet, is altijd lapwerk en gij volgt ons na. Spreker juicht het voorstel van Burgemeester en Wethouders toe. Er is schamper gezegdzoo'n werk aan de Lichtfabrieken is geen werkverschaffing, maar daarvan begrijpt spreker niets. Ook wanneer men werken laat uitvoeren, die noodig zijn, verschaft men werk. Spreker juicht toe het voorstel tot demping van de Mare, iets waarvoor Wethouder Mulder reeds jaren geleden gepleit heeft, maar had gaarne gezien, dat men een stap verder was gegaan en ook voorgesteld had het Levendaal te dempen. En als men een dier werken aandurft dan gaat het Levendaal voor. Toen in 1909 bij de bespreking van de concessievoor waarden voor de Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaat schappij deze zaak ter sprake kwam, heeft die maatschappij verklaard, dat zij daaraan hare medewerking zou verleenen, omdat zij, wanneer de lijn LeidenAlphenBodegraven zou tot stand komen, een tweede spoor zou noodig hebben. Ook met het oog op de hygiëne is demping van het Leven daal noodighet is een werk, waarvoor het nageslacht het tegenwoordig geslacht dankbaar zou zijn. Dit werk is daarom noodiger dan demping van de Mare. Spreker wenscht dan ook een motie voor te stellen, waarin Burgemeester en Wethouders uitgenoodigd worden, in de eerste plaats om overleg te plegen met de directie van de Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaatschappij, of deze ge negen is tot dit werk te willen medewerken; in de tweede plaats om mede te deelen wat de uitkomsten van dat overleg zijn, en verder om met een kostenberekening te komen. Burgemeester en Wethouders zeggen in hun praeadvies er alleen van, dat de kosten te hoog zijn. Maar spreker meent,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 7