74 mitsdien aan genoemde vereeniging de beschikking over dit lokaal niet kan worden gelaten, heeft de Zondagsschool ons College verzocht in de plaats daarvan haar in gebruik te geven een lokaal van de opleidingsschool voor U. L. O. aan den Maresingel A. Tegen inwilliging van dit verzoek bestaat bij ons in casu geen bezwaar, terwijl, waar het hier een verplaatsing geldt, dezelfde voorwaarden kunnen worden gesteld als aan Uw aangehaald besluit van 19 Maart 1896 werden verbonden. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan de vereeniging „Zondagsschool de Vier en Twintig Huizen" tot wederopzegging, ingaande op een door ons te bepalen datum, in gebruik te geven een lokaal van de opleidings school voor Ü.L. O. aan den Maresingel A., onder voorwaarde, dat do kosten van verwarming, verlichting, schoonhouden en bediening, alsmede de kosten van herstel van eventueel aan gebouw of meubilair toegebrachte schade door de gebruikster worden vergoed en dat de door of vanwege ons College gegeven of te geven voorschriften omtrent het gebruik van het lokaal worden nageleefd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 147. Leiden, 8 Mei 1923. Bij Uw besluit van 29 Mei 1922 (Ingek. Stukken n°. 153) werd aan A. G. van Tol een strook grond op den Apotliekers- dijk, nabij de Schapensteeg, ter grootte van 10 M2., ver huurd voor 125.per jaar, teneinde op dit stukje grond een kraam te plaatsen voor den verkoop van bloemen. De heer van Tol heeft deze kraam thans verkocht aan den bloemeuhandelaar L. Koning en verzoekt in verband daarmede de medewerking Uwer Vergadering tot ontbinding van de nog tot 30 April 1924 loopende huurovereenkomst, terwijl laatstgenoemde in het hieronder afgedrukte adres den wensch te kennen geeft, dat de huur tegen denzelfden prijs en onder de bestaande voorwaarden te zijnen name worde gesteld. Ook na kennisneming van de aan U gerichte eveneens hieronder afgedrukte adressen van verschillende bloemen winkeliers en van een drietal middenstandsvereenigingen, die verhuring van den grond voor dit doel meenen te moeten ontraden, alsmede van een nog ingekomen schrijven van G. A. Koning ten behoeve van requestrant L. Koning, is ons College van oordeel, dat er geenerlei reden bestaat om het verzoek van de heeren van Tol en Koning van de hand te wijzen. Nu toch Uwe Vergadering eenmaal het standpunt heeft ingenomen, dat tegen de aanwezigheid van een bloe mentent ter plaatse geer bezwaar moet worden gemaakt en ook in de practijk is gebleken, dat de tent aldaar geen hinder veroorzaakt, ziet ons College, vermits het in casu slechts een verandering van huurder betreft, niet in, waarom aan den heer Koning zou moeten worden geweigerd, wat aan den vorigen eigenaar der kraam werd toegestaan. Onder mededeeling, dat ook bij de Commissie van Fabricage de verhuring van het stukje .grond geen bedenking ontmoet, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging: A. te besluiten de ingevolge het raadsbesluit van 29 Mei 1922 met A. G. van Tol gesloten overeenkomst betreffende de verhuring van de strook grond op den Apothekersdijk, nabij de Schapensteeg, ter grootte van 1° M2., te doen eindigen, ingaande op een door ons College te bepalen datum B. deze strook grond tot 30 April 1924, ingaande op een door ons College te bepalen datum, tegen een jaarlijkschen huurpijs van f 125.te verhuren aan L. Koning, ten einde op dit stukje grond een kraam te hebben voor den verkoop van bloemen, en voorts onder bepaling: 1°. dat de kraam moet zijn ten genoegen van ons College; 2°. dat de huur na afloop van den huurtijd geacht wordt telkens voor den tijd van een jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden te voren door een der partijen schriftelijk is opgezegd 3°. dat de gemeente te allen tijde bevoegd is de huur ook tusschentijds te doen eindigen, mits daarvan ten minste drie maanden te voren aan den huurder kennis gevende. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Baad der Gemeente Leiden Geeft eerbiedig te kennen, A. G. van Tol, handelaar in bloemen, wonende te Leiden, dat hij blijkens onderhandsche akte 4 Juli 1922 te Leiden geteekend en behoorlijk is geregistreerd, is huurder van een strook grond op den Apothekersdijk, nabij de Schapensteeg ter grootte van ongeveer 10 M2. aan de Gemeente Leiden in eigendom toebehoorende, welke strook grond door hem, ondergeteekende, werd gehuurd, teneinde daarop een kraam te plaatsen voor den verkoop van bloemen, een en ander op de voorwaarden als in bedoelde akte van 4 Juli 1922 breeder omschreven; dat hij bedoelde kraam met inventaris heeft verkocht en in eigendom overgedragen aan L. Koning, wonende te Leiden, die in de plaats van hem, ondergeteekende, aldaar ter plaatse den handel in bloemen wenscht voorttezetten dat derhalve hij, ondergeteekende, thans geen verder belang heeft bij het bestaan van bedoelde huurovereenkomst met de Gemeente Leiden en derhalve zich gaarne van die over eenkomst zou ontslagen zien. Met eerbiedig verzoek het daarheen te willen leiden, dat aan hem, ondergeteekende, ontslag worde verleend van meer- bedoelde huurovereenkomst en dat deze thans worde aan gegaan met zijnen kooper, L. Koning voornoemd. 't Welk doende enz. Leiden 4 April 1923. A. G. v. Tol. Aan den Baad der Gemeente Leiden Geeft eerbiedig te kennen, Leendert Koning, bloemenhandelaar, wonende te Leiden aan de Lokhorststraat, dat hij van A. G. van Tol, eveneens bloemenhandelaar, wonende te Leiden, heeft gekocht de aan den verkooper, genoemden van Tol, in eigendom toebehoorende kraam, be stemd voor den verkoop van bloemen en staande op een aan de Gemeente Leiden toebehoorende strook grond op den Apothekersdijk, nabij de Schapensteeg, ter grootte van onge veer 10 M2., welke strook grond aan van Tol door de Ge meente werd verhuurd blijkens onderhandsche akte, getee kend te Leiden 4 Juli 1922 op de voorwaarden als daarbij nader omschreven; dat hij, ondergeteekende, in verband met bedoelden aan koop van de kraam thans huurder wenscht te worden van de meerbedoelde strook grond. Met eerbiedig verzoek het daarheen te leiden, dat thans aan hem, ondergeteekende, op dezelfde voet en voorwaarden die strook grond door de Gemeente Leiden worde verhuurd. 't Welk doende enz. Leiden 4 April 1923. L. Koning. Aan den Baad der Gemeente te Leiden. Geven met den verschuldigden eerbied te kennen: de ondergeteekenden, allen bloemenwinkeliers te Leiden, te dezer zake woonplaats kiezende bij de eerstondergeteekende, Firma C. Zuidam, Breestraat 43 te Leiden, dat naar zij vernemen door L. Koning, Lokhorststraat 21a, alhier, bij Uwen Baad het verzoek is ingediend om de door Uw College aan A. G. van Tol verleende concessie tot het hebben van een houten inrichting voor den verkoop van bloemen op den Apothekersdijk alhier, op zijn naam over te schrijven en in een verlenging daarvan te willen toestaan, dat de requestranten daarin aanleiding vinden Uwen Baad met hun bezwaren tegen de verlenging van voornoemde concessie in kennis te stellen, dat toch het hebben van een dergelijke vergunning den houder in staat stelt om onder abnormaal gunstige om standigheden zijn bedrijf uit te oefenen, dat hij immers niet alleen een bevoorrechte positie inneemt door het kunnen verkoopen midden op den openbaren weg, althans op een zeer in het oogloopende plaats daaraan, doch bovendien ontkomt aan de zeer hooge onkosten, die het hebben van een winkel aan een dergelijk drukken ver keersweg door huur, lasten, onderhoud etc. met zich mede brengen, dat dit te meer klemt waar het publiek onwillekeurig van denzelfden gedachtengang uitgaat en er uit dien hoofde de voorkeur aan geeft zijn aankoopen liever bij den houder van een dergelijke concessie te doen dan bij een duurder exploiteerenden winkel, die, naar hun meening, uit den aard der zaak ook hoogere prijzen zal vragen, dat meerderen van de requestranten dit door een alleen daaraan toe te schrijven verminderden omzet in hun zaak hebben ondervonden, dat requestranten er voorts nog Uwe aandacht op willen vestigen hoe hun bedrijven toch al reeds zeer worden bena deeld door de steeds in aantal toenemende losse-bloemen- verkoopers, dat requestranten bovendien bescheidelijk als hun oordeel naar voren willen brengen, dat het niet op den weg ligt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 17