92
MAANDAG 30
APRIL 1923.
de wijze, waarop dezen ten behoeve van de werkloozen
hebben ingegrepen en den moed hebben gehad met voorstellen
te komen, waarvan de uitvoering zoo groote uitgaven met
zich zal brengen.
De heer de Lange acht het niet aanbevelenswaardig om
te kiezen tusschen demping van de Mare en demping van
het Levendaal.
Spreker is dankbaar voor het voorstel, dat Burgemeester
en Wethouders gedaan hebben en tot op zekere hoogte wil
hij zich stellen op hetzelfde standpunt als de heer van Stralen,
die zeide: ik leg mij bij dit voorstel neder; ik accepteer het
bij wijze van atbetaiing; ik verwacht nog wat meer. Zoo zegt
spreker: ik kies niet tusschen Mare en Levendaal; ik stem
voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders, en als
de gemeentefinanciën het toelaten, dan verwacht ik dat Bur
gemeester en Wethouders diligent zullen blijven ook wat
betreft de demping van het Levendaal.
Verder wil spreker nog de algemeene opmerking maken,
dat uit het voorstel van Burgemeester en Wethouders zeer
zeker spreken overleg en verstand, het moge dan misschien
volgens den heer Knuttel ook verkeerd verstand zijn. Spreker
brengt hulde aan Burgemeester en Wethouders voor het
naar zijn oordeel goede beleid, dat uit dit voorstel spreekt.
De heer van Hamel vraagt, of thans reeds definitief beslist
zal worden over de demping van de Mare.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders
met een plan zullen komen, zoo spoedig mogelijk. Dat kan
door den Raad behandeld worden.
De heer van Hamel verklaart zich voorloopig daarmede
tevreden. Spreker zou niet gaarne later, wanneer het plan er
was, te hooren krijgen: er is reeds over beslist.
De Voorzitter geeft in overweging van replieken af te
zien; hij zelf is bereid er verder het zwijgen toe te doen.
Het zou dan mogelijk zijn, dat geen avondvergadering behoefde
gehouden te worden.
Als de Raad zich met het praeadvies van Burgemeester en
Wethouders vereenigt, dan zullen Burgemeester en Wethouders
komen met een uitgewerkt plan voor de demping van de
Mare.
De demping van de Mare komt het eerst in aanmerking.
Het plan daartoe is veel gemakkelijker gereed te maken en
die zaak is ook van meer belang dan de demping van het
Levendaal. Voor de demping van het Levendaal zijn ook nog
onderhandelingen noodig met de Tramwegmaatschappij.
Spreker deelt mede de volgende motie ontvangen te hebben
van de hee:en Sijtsma, Eerdmans en mevrouw van Itallie
van Embden:
«De Raad, van oordeel, dat demping van het Levendaal
bijzonder aanbeveling zou verdienen:
1°. uit een verkeersoogpunt;
2°. met het oog op den gezondheidstoestand der gemeente;
3°. als werkverschaffing,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit, zich in verband
met hetgeen dienaangaande in de concessievoorwaarden voor
het aanleggen van de electrische tram in 1909 met de
N. Z. H. T. M. is overeengekomen, om medewerking voor dit
werk tot de Directie dier Maatschappij te wenden en het
resultaat dier besprekingen aan den Raad mede te deelen,
tegelijk met een kostenberekening der demping met of zonder
steun der Maatschappij."
Hetgeen de motie vraagt is niet onmiddellijk te verwezenlijken.
Burgemeester en Wethouders willen met genoegen deze
zaak nog eens onder de oogen zien en daarom stelt spreker
voor de motie in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies te stellen.
Als de Raad zich verklaart voor het voorstel tot demping
van de Mare, dan weten Burgemeester en Wethouders waar
zij aan toe zijn. Dan kan de Raad ten slotte altijd nog het
definitieve plan afstemmen. Op deze wijze kan practisch werk
verricht worden.
De heer Eerdmans wijst er op, dat het voor het stadsschoon
niet onverschillig is hoe in de toekomst de Mare na demping
zal worden beplant. Die beplanting zal samenhangen met de
plekken, waar de rioleering zal worden aangebracht. Nu
wenscht spreker een wenk te geven, waarmede wellicht bij het
maken van plannen zal kunnen worden rekening gehouden.
De Mare zal zijns inziens het best worden beplant naar het
voorbeeld van de Garenmarkt, namelijk één rij boomen en
aan weerskanten een rijweg. Men vindt datzelfde aan de
Hooglandsche Kerkgracht. Als afschrikwekkend voorbeeld
noemt spreker de beplanting in de Papenstraat.
De Voorzitter doet opmerken, dat de Garenmarkt geen
gracht is geweest. Het is het eenige marktpleintje, dat hier
reeds van oudsher bestond.
De heer Sijtsma vraagt of de bedoeling is om naar aan
leiding van de motie en in overeenstemming met de mede-
deelingen van den Voorzitter een nader onderzoek in te
stellen.
De Voorzitter beantwoordt die vraag in bevestigenden
zin. Er zal eerst onderhandeld worden met de Tramweg
maatschappij. Deze zaak behoeft niet als afgedaan te worden
beschouwd; zij blijft aanhangig en wordt weer ab initio in
beschouwing genomen. Burgemeester en Wethouders komen
met een plan, waarover de Raad zal kunnen beslissen.
De heer Mulder zegt den heer Eerdmans te kunnen gerust
stellen. Niet alleen bij dit plan, maar in het algemeen bij
het aanleggen van nieuwe straten wordt rekening gehouden
met de mogelijkheid om in het midden beplanting aan te
brengen. De treurige ervaring opgedaan met de Hooigracht,
waai' de ligging der rioleering een beletsel was voor het
planten van één rij boomen, heeft Burgemeester en Wethouders
daartoe gebracht.
De heer van Stralen komt terug op het persoonlijk verwijt,
door den Voorzitter tot hem gericht in verband met het door
hem gebruikte woord »oneerlijk". Spreker heeft gezegd, dat
zijn partijgenooten en hij het oneerlijk vinden, dat Burgemeester
en Wethouders hun zulke onverdiende verwijten als hij had
genoemd toeslingeren. Hoe men het ook wendt of keert, aan
spreker en de zijnen worden dikwijls op oneerlijke wijze
onjuiste bedoelingen toegeschreven.
De Voorzitter. Ik nooit!
De heer van Stralen zegt de bedoeling te hebben gehad
te doen uitkomen, dat zijn politieke tegenstanders in deze de
zaak anders voorstellen dan die is. Heeft de Voorzitter zich
aan dat woord «oneerlijk" gestooten, dan neemt spreker
dat terug.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om de
motie van de heeren Sijtsma, Eerdmans en mevrouw van
Itallievan Embden in hun handen te stellen om praeadvies,
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
eveneens zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt besloten.
(De heeren van der Lip en Stijnman hadden de vergadering
inmiddels verlaten.)
XVI. I. Vaststelling van:
a. de verordening, regelende de heffing van eene belasting
onder den naam van «Havengeld" in de gemeente Leiden;
b. de verordening, regelende de heffing van eene belasting
onder den naam van «Liggeld" in de gemeente Leiden;
c. de verordening, houdende wijziging van de verordening
van 17 Mei 1920 (Gemeenteblad No. 24), regelende de
invordering van de belasting onder den naam van „Lig
geld" in de gemeente Leiden;
d. de verordening, houdende wijziging van de verordening
van 3 Mei 1920 (Gemeenteblad No. 19), regelende de
heffing van eene belasting onder den naam van «Brug
geld" in de gemeente Leiden.
II. Voorstel om de desbetreffende adressen als afgedaan te
beschouwen.
(Zie Ing. St. No. 134.)
Hierbij komen tevens in behandeling de desbetreffende
amendementen van den heer Wilbrink en het verzoek van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland om de
behandeling der verordeningen uit te stellen.
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders deze
zaak natuurlijk wel om advies naar de Kamer van Koophandel
hadden kunnen zenden, maar daarvoor leek zij hun van te
geringe beteekenis. Aanleiding tot dit voorstel is geweest een
verzoek van de firma Maas om vrijstelling van haven- en
liggeld voor vaartuigen, die hersteld moeten worden op haar
werf, opdat zij niet zou achterstaan bij haar concurrenten,
wier werven buiten het havengebied liggen. Burgemeester en
Wethouders hebben tevens door een kleine verlaging van het
bruggeld willen tegemoetkomen aan het verzoek van den heer
van der Meer en hebben toen van de gelegenheid, dat de
verordeningen worden gewijzigd, gebruik gemaakt om daarin
nog enkele wijzigingen aan te brengen.
Nu wil de Kamer van Koophandel nog advies geven. Daartoe
zou alle reden bestaan, wanneer het betrof een voorstel tot