GEMEENTERAAD VAN LEDEN. I5GEKOHEN STITKKEM. H°. 121. Leiden, 20 April 1923. Het Christelijk Muziekgezelschap „Polyhymnia" heeft tot ons College het verzoek gericht voor het houden van repetities de beschikking te mogen hebben over een lokaal van het voormalige Invalidenhuis aan den Middelweg. Er bestaat bij ons College geen bezwaar tegen, dat voor dit doel wordt afgestaan het bovenlokaal langs het voorplein, mits de vergoeding voor het gebruik van het lokaal wordt bepaald op 50.per jaar en de voorwaarden worden ge steld, opgenomen in onze aan de vereeniging gerichte missive van 14 Maart 1923, no. 15a/39 E. Aangezien de vereeniging ons heeft bericht met een en ander accoord te gaan, geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage, in overweging het bovenlokaal langs het voorplein van het voormalige Invalidenhuis tegen een huurprijs van ƒ50. per jaar te verhuren aan het Christelijk Muziekgezelschap „Polyhymnia", met bepaling, dat de huur, ingaande op een door ons College te bepalen datum, wordt aangegaan tot 30 April 1924 en geacht wordt daarna telkens voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden te voren door een der partijen schriftelijk is opgezegd en voorts onder de voorwaarden genoemd in onze aan de ver eeniging gerichte missive van 14 Maart 1923, no. 15a/39 E. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 122. Leiden, 20 April 1923. De Christelijke Scherpschuttersvereeniging „Willem van Oranje" heeft verzocht over een gemeentelijk lokaal te mogen beschikken voor de door haar te houden schietoefeningen. Voor ingebruikgeving komt het meest in aanmerking het achterlokaal van het Waaggebouw; in dit lokaal werden ook vroeger wel schietoefeningen gehouden, o. a. door den vrij- willigen Landstorm. De vereeniging is bereid een jaarlijksche vergoeding van 25.te betalen, waarmede in casu genoegen kan worden genomen. Met de verder te stellen voorwaarden, welke Uwe Vergadering gelieve aan te treffen in onze in de Leeskamer ter visie liggende missive van 15 Maart 1923 no. 156/7 E, kan zij zich eveneens vereenigen. Onder mededeeling, dat de ingebruikgeving bij de Commissie van Fabricage geen bezwaar ontmoet, geven wij Uwe Vergadering derhalve in overweging het achterlokaal van het Waaggebouw tot weder opzegging, ingaande op een nader door ons te bepalen datum, tegen een vergoeding van 25.per jaar aan de Christelijke Scherpschuttersvereeniging „Willem van Oranje" in gebruik te geven onder de voorwaarden, genoemd in onze aan de vereeniging gerichte missivè van 15 Maart 1923, no. 156/7 E. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 123. Leiden, 20 April 1923. In verband met de bebouwing van het perceel grond aan den Hoogen Morschweg alhier, kadastraal bekend in de Sectie P Ho. 660, zal de strook grond tusschen den open baren wegen het bebouwden gedeelte van dit perceel, ter grootte van ongeveer 15 M2., in eigendom aan de gemeente Leiden moeten overgaan. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten, zonder eenige kosten voor de gemeente, in eigendom bij de ge meente over te nemen, het stukje grond aan den Hoogen Morschweg alhier, kadastraal bekend in Sectie P Ho. 660, ged., ter grootte van 15 M2., gelegen tusschen den openbaren weg en het bebouwde gedeelte van het perceel. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 124. Leiden, 20 April 1923. De heer F. Visser, alhier, heeft tot ons College het verzoek gericht om van de gemeente te mogen koopen een strook grond op het Eaamland, ter diepte van 30 M. en ter breedte van 13 M., gelegen benoorden de Fruinstraat, teneinde aldaar een tweetal middenstandswoningen te bouwen. Belanghebbende is bereid een prijs van 10.per M2. te betalen en gaat ook accoord met de gebruikelijke voor waarden, aan verkoop van bouwgrond op het Eaamland te verbinden. Aangezien een prijs van 10.per M2. aannemelijk is te achten en ook overigens tegen den verkoop van bedoeld terrein bij ons geen bezwaar bestaat, geven wij Uwe Verga dering, in overeenstemming met het advies van de Commissie van Beheer over het Grondbedrijf, in overweging de op de teekening in roode arceering aangegeven strook grond, groot +390 M2., gelegen ten noorden van de Fruinstraat, deel uitmakende van het kadastrale perceel Sectie M. no. 865 te verkoopen aan F. Visser te Leiden tegen een prijs van 10.per M2., zulks onder de m. m. gewijzigde voorwaarden, vermeld in Ingekomen Stuk no. 379 van 1922. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 125. Leiden, 20 April 1923. Onder verwijzing naar het hieronder afgedrukt schrijven van de Commissie van Beheer over het Openbaar Slachthuis, geven wij Uwe Vergadering in overweging tot vaststelling van de navolgende verordening over te gaan: VERORDENING houdende wijziging van de verordening van den 25sten November 1915 (Gem.blad no. 21), betreffende het bedrijf van het Openbaar Slachthuis, laatstelijk gewijzigd bij verordening van den 25sten Sep tember 1919 (Gem.blad no. 43). Artikel I. Het tweede lid van art. 7 en het tweede lid van art. 17 vervallen. Art. II. In art. 26 vervallen de woorden „tér goedkeuring". Art. III. Art. 31, eerste lid, wordt gelezen als volgt: „Het afsclirijvings- en vernieuwingsfonds zal, voor zoover over de beschikbare middelen niet is beschikt, worden belegd 1°. door storting bij den Gemeente-Ontvanger ter voor ziening in de behoefte aan kasgeld tegen een door Burge meester en Wethouders vast te stellen rentevoet; 2°. door plaatsing a deposito bij een of meer soliede bankinstellingen hier te lande tegen in pand geving van effecten, met een overwaarde van ten minste 10% of, voor zoover de belegging een bedrag van ƒ1200.niet te boven gaat, op een spaarbankboekje der Leidsche Spaarbank; 3°. op de wijze als in artikel 25 van de Pensioenwet 1922 (Staatsblad Ho. 240) voor de belegging van het algemeen burgerlijk pensioenfonds is voorgeschreven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 6en April 1923. Alvorens hunne goedkeuring te hechten aan de door den Eaad in zijne zitting van 28 Februari 1921 (Ingek. Stuk Ho. 68) vastgestelde verordening betreffende het bedrijf van den Gemeentelijken Reinigings- en Ontsmettingsdienst, ver zochten Gedeputeerde Staten bij schrijven van 4 April 1921 B. Ho. 1827 (3e afd.) G. S. Ho. 54 in die verordening een tweetal wijzigingen aan te brengen, welke hierop neerkwamen, dat in art. 21 zouden worden geschrapt de woorden „ter goedkeuring" en dat de belegging van het afschrijvings- en vernieuwingsfonds, geregeld in art. 26 eerste lid, zou ge schieden op de wijze als bij hun bovenbedoeld schrijven aangegeven. Aan deze bezwaren, die ook de bedrijfsveror- dening van het Openbaar Slachthuis betroffen, kwam de Eaad ten aanzien van de bedrijfsverordening van den Eeinigings- en Ontsmettingsdienst in zijne zitting van 31 October 1921 tegemoet (zie Ingek. Stuk Ho. 357). Het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 1