MAANDAG 26 MAART 1923. 65 waarvan de vrouwen tot die instelling haar toevlucht moeten nemen, omdat die vrouwen thuis met werk overladen zijn en ook met het oog op het gevaar voor het ontstaan van particuliere pandjeshuizen. Als er sprake is van opheffing van een der kantoren, dan zou het hoofdkantoor als zijnde het minst gunstig gelegen, daarvoor nog eer in aanmerking moeten komen. Wenscht men eenige besparing op de huur van het pand, dan zou die wellicht te verkrijgen zijn door het bijkantoor onder te brengen in de Mareschool, als dat gebouw vrij komt, maar die besparing zou van weinig beteekenis zijn. De besparing in het voorstel kan niet opwegen tegen het ongemak voor vele gezinnen en tegen het gevaar van het ontstaan van particuliere pandjeshuizen. De heer Kooistra zegt vanmorgen zich aan de Bank van Leening te hebben vervoegd en daar een tiental vrouwen te hebben aangetroffen, die zaten te wachten op het nazien van de door haar ingeleverde panden, waarmede zeer veel tijd gemoeid is. Spreker vernam, dat per week aan de Bank 550 menschen worden bediend, en nu vreest hij, dat bij opheffing van een der bijkantoren aan het hoofdkantoor een opstopping van menschen zal plaats hebben, waardoor men er weer, zooals in den mobilisatietijd het geval was, met gummi- stokkep op los moet trekken. Waar de arbeidersvrouwen haar tijd dienen te besparen ten einde zooveel mogelijk in haar gezinnen te zijn en van haar niet kan worden gevergd, dat zij iederen Maandag haar pakje naar de Nieuwsteeg zullen brengen, acht spreker dit geen gelukkig voorstel en geeft hij den Raad in overweging het te verwerpen. Men heelt steeds het woord «bezuiniging" op de lippen, maar die bezuiniging gaat ten koste van de arbeidersgezinnen. De heer Wilmer wil een kort woord spreken ter verdediging van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Hij geeft volkomen toe, dat alle drie de kantoren de bijkantoren zijn in 1885 opgericht en dat was een zeer verstandige daad nuttige instellingen zijn. De cijfers toonen aan, dat het aan al de kantoren bijna even druk is. Op grond van de omzetcijfers kan men de bijkantoren zeer nuttige instellingen noemen, maar, zooals reeds gezegd is bij de behandeling der begrooting, men moet bezuinigen ook op de nuttige dingen om geld te hebben voor de noodzakelijke dingen. Nu kan men een Bank van Leening een noodzakelijke instelling noemen, maar een bijkantoor kan men niet een noodzakelijke instelling noemen. Aan het hoofdkantoor kan men toch nog terecht, al wordt het voor de menschen wat lastiger. Nu zijn commissarissen niet gekomen met een voorstel om de beide bijkantoren op te heffen, vooreerst omdat zij de bezuiniging tot het strikt noodige wenschen te beperken, en verder uit vrees, dat bij afschaffing van beide bijkantoren in eens hier en daar woekerinrichtingen zouden opschieten. Opheffing van het bijkantoor aan de Lammermarkt komt in de eerste plaats in aanmerking, omdat het bijkantoor aan de Heerengracht veel meer ligt in een volkrijke buurt en in een buurt, die zich aan dat uiteinde van de stad meer uit breidt, dan die waar het bijkantoor aan de Lammermarkt ligt. De heer Knuttel zegt: als men een kantoor wil opheffen, dan moet het zijn het hoofdkantoor; maar dat zou buitenge woon bezwaarlijk zijn, omdat het eenmaal ingericht is als hoofdkantoor, waar verschillende zaken afgedaan worden die zeer moeilijk in een bijkantoor afgedaan zouden kunnen wor den, of men zou dat aanmerkelijk moeten gaan verbouwen. Overigens is de ligging van het hoofdkantoor vrij goed; de plaats is niet ongeschikt voor een bank van leening; het is een heel stille straat en men heeft daar een poort die men gemakkelijk ingaat, zoodat men zonder de aandacht van het publiek te trekken het gebouw kan bereiken. Spreker geeft toe dat, wanneer het bijkantoor aan de Lam mermarkt verdwijnt, het op het hoofdkantoor en op het andere bijkantoor drukker zal worden, maar van deskundige zijde is hem verzekerd, dat dat wel kan en geen ongewenschte opstopping zal geven. Daarvoor zou wel gevaar bestaan, als ook het bijkantoor aan de Heerengracht werd opgeheven en al de drukte naar het Hoofdkantoor werd verplaatst. Waar men leeft in een tijd, waarin ook op nuttige zaken moet wor den bezuinigd dat is hier het geval om geld te hebben voor het noodzakelijke, kan spreker dit voorstel van Burge meester en Wethouders aanbevelen. De heer Kooistra geeft toe, dat de menschen niet iederen Maandag per se naar de Nieuwsteeg zullen behoeven te gaan met hun pakje en dat zij ook van het kantoor aan de Heeren gracht zullen kunnen gebruik maken, maar voor menschen, die aan de Aloëlaan of aan den Maredijk wonen, blijft het een groote afstand. Men kan wel zeggen, dat het voor de gemeente eenige besparing geeft, maar de aanwezigheid van die vrouwen is in de gezinnen hoog noodig en, waar dat bijkantoor er nu eenmaal is en commissarissen eerst na herhaalden aandrang dit voorstel van Burgemeester en Wet houders hebben gesteund, hoopt spreker, dat de Raad in het belang der arbeidersgezinnen het zal verwerpen. De heer Sanders dankt den heer Wilmer voor de verdediging van het voorstel van Burgemeester en Wethouders en verklaart het volkomen met dezen eens te zijn, dat waar zonder te veel moeite en last een bezuiniging kan worden bereikt, die in toepassing moet worden gebracht. Aan den heer Kooistra, die het een bezwaar vindt, dat de menschen, die op dit oogenblik gebruik maken van het bij kantoor aan de Lammermarkt, voortaan naar een van de andere kantoren zullen moeten gaan, antwoordt spreker, dat er meer instellingen zijn, waarvan er in Leiden slechts één is. Zoo moeten de menschen uit alle deelen van de stad ook naar het badhuis in de van der Werfstraat gaan. Hetzelfde geldt voor het koopen van bepaalde artikelen, welke slechts in één gedeelte van de stad zijn te verkrijgen. Dit bezwaar van den heer Kooistra mag niet zwaar wegen. De heer Knuttel komt terug op het argument van den heer Wilmer, dat zuinigheidsoverwegingen de opheffing van dit bijkantoor noodzakelijk maken, en wijst er op, dat de opbrengst van de Rijksmiddelen over de twee eerste maanden van het jaar, welke 10 millioen meer heeft bedragen dan in de overeenkomstige maanden van 1922, heeft geleerd, dat over die bezuiniging harder wordt geschreeuwd dan noodig is. Van de noodzakelijkheid der hier voorgestelde bezuiniging van ƒ6000 a ƒ7000, welke slechts op den duur zal kunnen worden verkregen, is spreker niet overtuigd. De heer Sanders heeft zich van de zaak veel te gemakkelijk afgemaakt door te zeggen, dat er wel meer instellingen zijn, waarvan er te Leiden slechts één bestaat. Ten aanzien van de badhuizen vergist spreker zich, want daarvan bestaan er drie, al liggen ze misschien niet zoo gunstig over de stad verspreid. Wanneer in dergelijke instellingen zoolang gewacht moet worden, dan wordt het voor vele vrouwen ondoenlijk om daarvan gebruik te blijven maken. Het zijn voornamelijk vrouwen met groote gezinnen, die in de noodzakelijkheid verkeeren om van die instellingen gebruik te maken, maar zij zullen niet twee malen in de week hare gezinnen zoo lang in den steek kunnen laten. Er zijn van dit voorstel zeer ongunstige gevolgen te vreezen en daarom kan spreker zich niet met dit voorstel vereenigen. De Voorzitter wijst erop, dat het postkantoor te Leiden ook maar één hulpkantoor heeft, en dat er hier slechts één telegraafkantoor is. Het zou iets anders zijn wanneer men slechts voor éénmaal een besparing van 6600.kreeg, maar het gaat hier om een jaarlijksche besparing. De uitgaven van dit bedrijf bedragen ƒ32000.de inkomsten 10000.het tekort bedraagt dus 22000.—, ongeveer het bedrag dat als traktementen aan de ambtenaren bij deze instel ling uitgekeerd wordt. Is dat nu een bedrijf, waarvoor men 3 gebouwen moet hebben? Daarop kan toch gevoegelijk be zuinigd worden. Zoover zullen de menschen niet behoeven te wandelen en dat zij even zouden moeten wachten, dat is toch ook zoo groot bezwaar niet. Hoe lang moet het publiek niet wachten bij andere publieke instellingen! Moet men bij de loketten van het postkantoor dikwijls niet lang wachten? De heer Kooistra zegt, dat de bezuiniging, welke men door dit voorstel tracht te bereiken, weder gaat ten koste van de arbeiders. Het bezoek aan de Bank van Leening is niet gelijkelijk over de dagen van de week verdeeld; des Maandags is het er het drukst en dan moet men zeer lang wachten; het be kijken der panden duurt op zijn minst 10 minuten. Bij aan neming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal het bij het hoofdkantoor en in het bijkantoor aan de Heerengracht drukker worden, ten gevolge waarvan de men schen nog langer zullen moeten wachten, en daarom zal spreker zich verzetten tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub a wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 9 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Eerdmans, de Lange, Meijnen, Kuivenhoven, Wilmer, Splinter, Sijtsma, van Hamel, Stijnman, Huurman, Bisschop, Oostdam, Heemskerk, Schoneveld, Wil brink, Mulder, Pera, van der Lip en Sanders. Tegen stemmen: de heeren van Stralen, Knuttel, Piekaar, Groeneveld, Kooistra, van Eek, Dubbeldeman, Mevr. Dubbel- deman-Trago en Mevr. van ltallievan Embden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 7