GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 37 INKEKOKEN STCEKEH. N°. 78. Leiden, 3 Maart 1923. In Uwe zitting van 23 Januari 1922 (Ingek. Stukken No. 6) werd ons College gemachtigd voor de ten behoeve van de gemeente Leiden te onteigenen perceelen Hoogewoerd nis 1, 3 en 7, begrepen in de onteigeningsprocedure der Maat schappij tot Exploitatie van Tramwegen, aan te bieden de bij dat besluit bepaalde bedragen, resp. ƒ36000.ƒ60000. en 22000.en besloot Uwe Vergadering verder om, mocht dat aanbod niet worden aangenomen, den prijs te betalen welke door den rechter als schadeloosstelling zou worden vastgesteld, eventueel verhoogd met de kosten der onteige ningsprocedure. Bij vonnis van de Arrondissements Rechtbank te 's Graven- hage d.d. 28 December 1922 is de schadeloosstelling voor het onteigende perceel Hoogewoerd No. 7 (de kelder onder het belendende perceel No. 9 is bij het vonnis niet in de ont eigening begrepen) bepaald op ƒ21225,welke som moet worden verhoogd met bijkomende kosten, w. o. die van registratie en overschrijving, ten bedrage van 1114.95, tezamen 22339.95. Voor het onteigende perceel Hooge woerd No. 3 werd bij vonnis van dezelfde Rechtbank d.d. 4 Januari 1923 de schadeloosstelling bepaald op ƒ86000. welk bedrag moet worden verhoogd met ƒ4792.74, wegens bijkomende kosten, w. o. die van registratie en overschrijving benevens de kosten der procedure welke voor rekening van de onteigenende partij komen, te zamen 90792.74. Aan de Maatschappij tot Exploitatie van Tramwegen zal mitsdien moeten worden terugbetaald, de door haar betaalde bedragen van 22339.95 voor het perceel Hoogewoerd No. 7 en ƒ90792.74 voor het perceel Hoogewoerd No. 3, tezamen 113132.69. Ten behoeve van deze terugbetaling bieden wij U hierbij eene begrootingsregeling ter vaststelling aan, groot in ronde som 113133. Aangezien de eigenaar van het perceel Hoogewoerd No. 1 cassatie heeft aangeteekend tegen het vonnis waarbij de Recht bank zijne schadeloosstelling bepaalde, zal de begrootings regeling te dien opzichte t. z. t. ter vaststelling worden aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 79. Leiden, 5 Maart 1923. Mej. M. W. Hartwijk, aan wie laatstelijk ingevolge Uw besluit van 17 April 1919 (Ingek. Stukken no. 90) de boven woning aan de Garenmarkt no. 6a voor ƒ420.per jaar werd verhuurd, heeft ons College medegedeeld, op verdere verlenging van de huur geen prijs te stellen, zoodat dit perceel met 1 Mei a.s. vrij komt. Voor de huur van deze woning heeft zich een drietal gegadigden aangemeld, n.l. Mej. de Vos, die thans, evenwel zonder onze toestemming en dus onrechtmatig, van Mej. Hartwijk een kamer in onderhuur heeft, en de heeren G. P. E. Weijer, commies ter gemeentesecretarie en H. M. van den Bos, klerk op het Bureau van Gemeentewerken. Naar onze meening komt in de eerste plaats een gemeente ambtenaar voor deze woning in aanmerking. De heeren Weijer en van den Bos zijn beide bereid een huur prijs van ƒ500.per jaar te betalen, een alleszins voldoende huur, zoodat er o. i., in tegenstelling met het advies der meer derheid der Commissie van Fabricage, geen aanleiding bestaat op het verzoek van Mej. de Vos, ook al biedt zij een hoogeren huurprijs, verder in te gaan. Van beide genoemde gemeente ambtenaren heeft de heer Weijer de oudste aanspraken, aange zien hij zich reeds bij een vorige gelegenheid voor een gemeente lijke woning aanmeldde, en toen in de tweede plaats in aanmerking kwam. De heer van den Bos zou kunnen trachten op het thans door den heer Weijer bewoonde huis de hand te leggen en aldus voorshands eveneens zijn geholpen. Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, geven wij Uwe Vergadering overeenkomstig het advies van de minderheid der Commissie van Fabricage, in overweging de bovenwoning aan de Garenmarkt no. 6a voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Mei 1923, tegen een huurprijs van ƒ500.per jaar te verhuren aan G. P. E. Weijer, met bepaling, dat de huur geacht wordt telkens voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden te voren door een der partijen schriftelijk is opgezegd, en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 80. Leiden, 5 Maart 1923. Ultimo April a. s. eindigt de huur van de woning aan de Langegracht No. 226, laatstelijk ingevolge Uw besluit van 29 Maart 1920 (Ingek. Stukken No. 100) verhuurd aan J. van Polanen, voor 400.per jaar. Aangezien de huurwaarde van dit perceel naar onze mee ning op 450.moest worden gesteld, gaven wij den bewoner te kennen, dat de verlenging van de huur bij ons College geen bezwaar zou ontmoeten, mits de huurprijs dienovereenkomstig werd verhoogd. Nu belanghebbende, blijkens de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, verklaard heeft zich met deze huurver- hooging te vereenigen, geven wij Uwe Vergadering, in over eenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage, in overweging de woning aan de Langegracht No. 226 wederom voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Mei 1923 tegen een huurprijs van 450.per jaar te verhuren aan J. van Polanen, met bepaling, dat de huur geacht wordt telkens voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden te voren door een der partijen schrif telijk is opgezegd, en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 81. Leiden, 5 Maart 1923. De N.V. Leidsche Exploitatie-Maatschappij van Onroerende Goederen, alhier, heeft ons verzocht te willen bevorderen, dat de aan haar toebehoorende Bloemstraat, Gisettestraat en Vinkstraat door de gemeente in eigendom en onderhoud worden overgenomen. Hoewel de Bloemstraat, benoorden den Lagen Rijndijk, slechts 6 M. breed is, bestaat er, nu het uitbreidingsplan voor deze straat geen grootere breedte voorschrijft, tegen overneming geen bezwaar, mits de weg in behoorlijken toestand wordt gebracht. Het bestratings materiaal toch is vrij slecht en zal gedeeltelijk moeten worden vernieuwd; voorts moeten vijf straatkolken worden bijgeplaatst en eenige kleinere voorzieningen worden getroffen. De kosten van een en ander worden geraamd op ƒ1740. De bestrating van de Vinkstraat en' de Gisettestraat, benevens de daarin aanwezige straatkolken, voldoen aan redelijke eischenalleen ontbreken in het Westelijke gedeelte der Gisettestraat nog drie kolken, welke alsnog behooren te worden aangebracht. De kosten hiervan schatten wij op ongeveer 180.Tegen overneming van deze straten be staan overigens evenmin bedenkingen. Intusschen achten wij het gewenscht, dat de overneming zich ook uitstrekt tot de aan het einde van de Gisettestraat aanwezige, 6 M. breede toegang naar de Maria Gondastraat. Deze toegang, welke ook aan bovengenoemde maatschappij toebehoort, is reeds bestraat. Alleen ontbreken nog de straatkolken, alsmede de rioleering, die de afvoerleiding uit de Gisettestraat in ver binding moet brengen met het riool in de Maria Gondastraat. De kosten van deze kolken en rioleering worden begroot op ongeveer 600.Met het oog op het behoud van de bestaande verbinding tusschen de Gisette- en de Maria Gondastraat, achten wij overneming van dit terrein alleszins wenschelijk. Voorts zouden wij in de straatoverneming nog begrepen willen zien de aan meergenoemde maatschappij toebehoorende strook grond langs de huizen aan de Nanniestraat, grenzende aan dat gedeelte van die straat, dat reeds eigendom van de gemeente is. Ook in verband met den aanbouw van woningen aan het Zuidelijke gedeelte van de Nanniestraat, dat aan de gemeente toebehoort, is het gewenscht, dat het voorste gedeelte dier straat over voldoende breedte eveneens in handen van de gemeente komt. De bedoelde strook grond verkeert in vrij goeden toestand: zij is gerioleerd, bestraat en van kolken voorzien, zoodat hier geen bijzondere kosten behoeven te worden gemaakt. Op de overgelegde teekeningen is de grond, die voor over neming door de gemeente in aanmerking komt, in geel aangeduid. Evenals in dergelijke gevallen reeds meermalen door Uwe Vergadering werd bepaald, zou ook hier de helft der op 2520.geraamde kosten, verbonden aan de verbetering der straten, ten laste van de gemeente kunnen worden ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 1