MAANDAG 26 FEBRUARI 1923.
39
De heer Piekaar is, evenals de heer de Lange, bevreesd
dat bij uitstel er van den bouw van deze woningen niets zal
komen, dus zal hij noodgedwongen voor het voorstel van
Burgemeester en Wethouders stemmen.
De heer Wilbrink verklaart met belangstelling gehoord te
hebben de uiteenzetting van den Wethouder. Al kan spreker
niet alle motieven van den Wethouder onderschrijven, zoo
moet hij toch verklaren, dat hij, gezien de omstandigheden,
niet voor zijn verantwoordelijkheid kan nemen dat deze
woningbouw niet tot stand zou komen op dit oogenblik, en
dat hij zich daarom tegen de motie-Sijtsma moet verklaren.
Spreker behoudt zich echter voor een volgenden keer zijn
stem ten volle voor. Hij gelooft niet, dat hij ooit meer er voor
zal stemmen om een onderhandsche opdracht van dezen aard
te geven, hetzij aan een aannemer uit Leiden, hetzij aan een
aannemer van elders.
De heer van Stralen legt de verklaring af, dat hij en zijn
partijgenooten aanvankelijk tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders waren, omdat zij dat voorstel niet
voldoende veilig achtten wat betreft de arbeidsvoorwaarden
voor de aan dit werk te werk te stellen arbeiders. Daarom
is spreker dan ook met zijn voorstel gekomen. Na de vrij
positieve toezegging van den Wethouder op dit stuk zullen
spreker en de zijnen thans tegen de motie van den heer
Sijtsma stemmen, om aldus te bevorderen, dat zoo spoedig
mogelijk Leidsche werklooze arbeiders te werk gesteld worden.
De Voorzitter zegt, dat de heer Mulder deze voorwaarden
zal bespreken, waarna zij door het college zullen kunnen
vastgesteld worden.
De heer Eerdmans dankt den Wethouder voor zijne inlich
tingen. Spreker heeft zich blijkbaar vergist met die beide
lichamen. Het heeft hem echter getroffen, dat de inrichting
van deze eenvoudige woningen enkele schaduwzijden vertoont
uit hygiënisch oogpunt. Zou het bijvoorbeeld niet mogelijk
zijn, dat eenige wijziging werd aangebracht wat betreft het
aanbrengen van closets?
De Voorzitter wil er nog op wijzen, dat Burgemeester en
Wethouders in deze zaak, terwijl zij dachten alle hulp te
mogen verwachten van zekere zijde, de meest mogelijke tegen
werking hebben ondervonden. Het is hun om niets anders
te doen geweest dan om de werkloosheid te bestrijden door
middel van uitvoering van dit werk en daarmede tevens te
dienen het belang van de volkshuisvesting. Er is allerlei
oponthoud geweest. Spreker was ook liever eerder met deze
zaak gekomen; voor iemand van zijn temperament is het
niet aangenaam om drie maanden lang al dat gezeur en ge-
sabbel aan te hooren.
Er is van alles uitgespeeld tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders, ook het particulier initiatief, echter
geheel ten onrechte.
Waar de Regeering bij het gratis uitgeven van grond door
de gemeente geen premie toekent, ziet spreker niet in, dat daar
door het particulier initiatief zou worden geprikkeld.
Wat het opruimen van krotten betreft, niemand zou dat
liever willen dan spreker, maar dan moeten er eerst andere
woningen zijn. Indien echter de krotbewoners kunnen trekken
in de eenvoudigste en goedkoopste onder de woningen, welke
de gemeente gaat zetten, dan zou men althans een indirecte
krotopruiming krijgen.
De kwestie van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden,
welke Burgemeester en Wethouders al veel hoofdbrekens
heeft gekost, zal nader worden bekeken. De bedoeling is ge
weest, om behalve de voormannen, alleen Leidsche werklieden
te werk te stellen. Het is zeker wel boven de 80%, dus meer
dan gewoonlijk geëischt wordt. Bovendien zal nu het timmer
werk, dat vaak elders wordt uitbesteed, voor de helft door
Leidsche werklieden worden vervaardigd.
Omtrent de firma Rutgers weet spreker niets. Hij houdt
zich daarbuiten.
De heer van Stralen verklaart zijn voorstel in te trekken.
De heer Sijtsma zegt, dat de discussie heeft geleerd, dat in
principe iedereen vóór zijn motie was, maar dat velen haar
ten slotte niet durfden aanvaarden uit vrees, dat dit een
lange stagnatie in den woningbouw ten gevolge zou hebben.
Men kiest thans hetgeen men in het belang van de inge
zetenen het rbeest wenschelijk acht, echter niet omdat dit
ook de beste manier van huizen bouwen is. Spreker trekt
zijn motie in, omdat hij vreest slechts enkele medestanders
te krijgen, terwijl meerdere leden, die er in hun hart vóór
zijn, toch tegen zullen stemmen.
Spreker gelooft wel, dat Burgemeester en Wethouders de
beste bedoelingen hebben gehad, en hij hoopt, dat de Leidsche
werklieden van dezen woningbouw zullen profiteeren.
De Voorzitter doet alsnog opmerken, dat, als er spoed
en noodwendigheid in het spel zijn, men niet altijd kan
handelen zooals men wil. De bedoeling is niet geweest den
Raad het mes op de keel te zetten.
De heer Sijtsma wijst er op, dat men in November met
deze zaak is begonnen en dat blijkens de mededeeling van
den heer Mulder half December het plan-Rutgers bekend
was. Thans is het bijna 1 Maart; hadden Burgemeester en Wet
houders den Raad in dien tusschentijd in een besloten zitting
op de hoogte gesteld, dan waren de leden thans niet vooreen
fait accompli gesteld.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders
met een afgerond plan moesten komen. Zij hebben getracht
ook een plan tot exploitatie er bij te voegen, maar dat is
niet gelukt.
De heer Knuttel verklaart zich niet te kunnen vereenigen
met het voorstel sub d, om de voorstellen van den heer
Dubbeldeman en hem" als afgedaan te beschouwen, aangezien
het voorstel-Dubbeldeman een grooter aantal woningen betreft
dan dit voorstel en ook omdat met deze 162 woningen, die
er meer zijn dan de '100 woningen waarvan door spreker de
urgentie is bepleit, niet wordt verbonden de opruiming en
de ontruiming van krotwoningen.
Dit voorstel sub d houdt hiermede verband, dat de Minister
geen subsidie beschikbaar stelt voor woningbouw, wanneer
het doel is ontruiming van krotten. Dit is een eigenaardig
standpunt, want eenerzijds draagt de Regeering den gemeenten
op zij toch heeft de wet te handhaven woningen on
bewoonbaar te verklaren en anderzijds verbiedt ze die te
ontruimen.
Als de gemeente bouwt zonder Regeeringssubsidie, dan
kan zij wel tot ontruiming van krotten overgaan. Aangezien
spreker dit een dringenden eisch acht, vindt hij het voorstel
betreffende die 100 reserve-woningen hiermede niet afgedaan.
Volgens de exploitatierekening zullen deze woningen moeten
opbrengen 3.87 per stuk en per week. Dit is een huur, die
thans alleen door een klein gedeelte van de arbeidersklasse
betaald kan worden, en verder meent spreker dat dergelijke
kleine woningen onmogelijk voor dat bedrag te verhuren
zullen zijn. Van dat bedrag zal een en ander af moeten; ten
slotte zullen ook de toestand van de woningmarkt en de
mogelijkheid van de menschen om te betalen, ook een woordje
daarbij medespreken.
Uit de exploitatierekening blijkt verder, dat men nu derge
lijke zeer bescheiden woningen kan bouwen voor iets meer
dan 2Ü00.per stuk. De kosten van den bouw van
100 reserve-woningen zouden dus niet zoo heel veel
meer dan 2 ton bedragen. Spreker meent dus, dat, wanneer
men mag aannemen dat voor dergelijke woning een huur
van 2.per week kan gevraagd worden, het voor de
gemeente geen grooter jaarlijksch tekort zal opleveren dan
de annuiteit van de helft der totale bouwkosten of ongeveer
8000.a f 9000.Spreker wil aannemen 10.000.en,
als men daarmede dan '100 gezinnen, die in krotten wonen,
uit dien ellendigen toestand kan verlossen, dan vindt hij dat
een zeer laag bedrag.
Spreker zou willen voorstellen om de 100 woningen, in zijn
voorstel bedoeld, speciaal voor dat doel te bestemmen, omdat
hij vreest, dat een zeer klein aantal krotbewoners in deze
162 woningen onder dak zullen worden gebracht.
De heer Wilmer zal gaarne met dit deel van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders meegaan, omdat daardoor
ten deele zal worden tegemoet gekomen aan het verlangen,
dat de heer Knuttel in zijn voorstel heeft geuit, met welk
voorstel spreker het oorspronkelijk eens was, omdat ook hij
een voorstander is van het opruimen van krotten. Nu zullen
als practisch gevolg van dit voorstel van Burgemeester en
Wethouders vele krotten worden opgeruimd, omdat menschen,
die eenige neiging gevoelen om de onbewoonbaar verklaarde
woningen te verlaten, kunnen sollieiteeren naar een woning
als thans worden gebouwd. En waar Burgemeester en Wet
houders hebben laten doorschemeren, dat de bewoners, als zij
de vastgestelde huur niet kunnen betalen, daarvan voor een
deel zullen worden ontlast, zal het voor die krotbewoners des
te gemakkelijker zijn een dezer woningen te gaan bewonen.
De krotten kunnen opgeruimd worden, ook al houdt de
Regeering vast aan haar standpunt, dat zij geen subsidie geeft
voor verbetering, wel voor uitbreiding der woningruimte.
Wanneer dat woningen zijn, die onbewoonbaar zijn verklaard,
dan is dat niet meer woningverbetering maar woningverruiming.
Als men die woningen afbreekt en men brengt de menschen
over naar andere woningen, dan doet men eenvoudig niets
anders dan uitbreiden het aantal woningen, die den naam
van woning verdienen.
De heer Knuttel kan voorloopig zijn voorstel wel intrekken