38
MAANDAG 26 FEBRUARI 1923.
»De ondergeteekenden stellen voor eerst te stemmen over
punt a alvorens de discussie over de motie van den heer
Sijtsma c.s. voort te zetten".
Spreker acht dit voorstel zonder eenig nut. Het beteekent
niets, wanneer men zonder meer zou besluiten tot het doen
bouwen van 162 woningen aan den Heerensingel.
De heer Dubbeldeman zegt, dat het een principieel besluit
zou zijn, dat voor Leiden goud waard is. Dat heeft men nog
nooit kunnen krijgen.
De Voorzitter acht het absoluut onnoodig, want het staat
vast dat men van gemeentewege woningen wil gaan bouwen.
Spreker vindt het bedroevend, dat men niets anders dan
wantrouwen ontmoet als men in het belang van de werk-
looze bouwvakarbeiders en van de volkshuisvesting met dergelijk
plan komt. Spreker weet uit den aard der zaak persoonlijk niets
van de firma Rutgers af, maar hij heeft alle moeite gedaan om met
deze zaak spoed te betrachten. In deze gaat het hoofdzakelijk om
spoed. Als men besluit om dit werk in het openbaar aan te
besteden, dan zal men bij Gemeentewerken een bestek moeten
opmaken en daarmede is veel tijd gemoeid, ook omdat die
af'deeling het reeds zoo druk heeft.
Thans hebben wij een aanbieding tegen een vasten prijs.
De hoofdzaak is, dat er direct gebouwd kan worden, en als
nu de motie wordt aangenomen, kan men er zeker van zijn,
dat de bouw van die 162 woningen nog wel een half jaar zal
worden uitgesteld. Men leest in de couranten stukken, waarin
gevraagd wordt of Burgemeester en Wethouders denken, dat de
aannemers en werklieden niet in noodtoestand verkeeren, maar,
nu Burgemeester en Wethouders met een plan komen, is het
niet goed en geeft men slechts blijk van tegenstand en
wantrouwen. Spreker kent de firma Rutgers niet en zijn be
doeling is alleen geweest woningen te krijgen en de Leidsche
arbeiders te helpen. Er is mede gedeeld, waarom het college
met die firma in onderhandeling is getreden, en nu moet de
Raad maar beslissen. Spreker wil spijkers met koppen slaan.
De heer Dubbeldeman wil wel eerst het voorstel van Burge
meester en Wethouders sub a en daarna dat sub b behandelen,
maar dat is slechts een kwestie van rangschikking der onder-
deelen.
Burgemeester en Wethouders hadden even goed het voor
stel om de opdracht aan de firma Rutgers te geven onder
a kunnen plaatsen.
Burgemeester en Wethouders kunnen het voorstel van
den heer van Stralen niet overnemen, omdat dit te laat is
ingediend. Zij hebbben geen gelegenheid gehad de formuleering
behoorlijk na te gaan.
Van het mes op de keel zetten is geen sprake. De gang
van zaken is geweest, gelijk die door de heeren Splinter en
Mulder is uiteengezet, maar er moest spoed worden betracht,
wilden de menschen door dit voorstel geholpen worden. Van
het ontzien van den een of den ander is geen sprake geweest.
De heer Knuttel geeft aan de heeren Dubbeldeman en
van Eek in overweging hun voorstel terug te nemen, omdat
anders de kans zou bestaan, dat na aanneming van dat voorstel
de motie van den heer Sijtsma eveneens werd aangenomen,
steunende op die doode musch van den bouw van 162 woningen
in het algemeen. De besprekingen zijn thans in een zoodanig
stadium gekomen, dat de bezwaren, die tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders bestaan, uit den weg zijn
te ruimen. Die bezwaren bestaan bij een aantal leden feitelijk
in wantrouwen tegen de firma Rutgers, omdat deze zeer gul
is met het tewerkstellen van krachten van buiten, die voor-
minder loon werken, zoodat men strenge voorschriften
noodig acht.
Spr. neemt aan, dat Burgemeester en Wethouders het voor
stel van den heer van Stralen in zijn volie uitwerking niet
kunnen overzien, maar de verklaring van den Wethouder, of
het college met dat voorstel instemt, is wel een beetje vaag
gebleven. Het bezwaar van een groot deel van den Raad zal
weggenomen worden, wanneer de Wethouder de positieve
toezegging doet, dat er tegen gewaakt zal worden dat met die
begrippen van voormannen en onderaannemers door den aan
nemer geknoeid wordt.
Het gaat er om er voor te zorgen, dat inderdaad de Leidsche
arbeiders dit werk krijgen en te dien aanzien gevoelt men
zich bij de firma Rutgers niet voldoende zeker.
De heer Mulber wil er nogmaals op wijzen, dat hij het
voorstel van den heer van Stralen niet zoo in eens kan overzien
doch dat hij in groote lijnen wil vasthouden aan hetgeen
staat in het adres van de Afdeeling Leiden van den Alge-
meenen Nederlandschen Bouwvakarbeidersbond en wat betreft
enkele dingen zelfs nog wat verder wil gaan. Als de Raad
het voorstel van den heer van Stralen aannam, dan zou het
best kunnen zijn, dat de firma Rutgers zei: van die heele
soesah moet ik niets hebben, ik trek mijn plan in.
Laat men toch niet zoo wantrouwend zijn. Burgemeester
en Wethouders zijn uitgegaan van deze hoofdgedachte, om de
Leidsche werklieden zooveel mogelijk aan werk te helpen.
De heer Sijtsma blijft er bij, dat met dit voorstel den Raad
het mes op de keel wordt gezet. Aan dit voorstel is men reeds
lang geleden begonnen. Waarom hebben Burgemeester en
Wethouders, toen zij wisten dat zij met deze firma in zee
zouden gaan, niet eerder den Raad daarover gehoord? Dan
hadden de bezwaren kunnen worden te berde gebracht en
weerlegd en dan was er ook geen oppositie in de gemeente
gekomen.
De Wethouder zegt, dat men in gemeenten, waar geen
rechtsche meerderheid in het gemeentebestuur is, ook werken
opdroeg aan deze firma. Dergelijke uiting zou bijna de vraag
doen rijzen, of er wat achter zit. Aan zoo iets heeft niemand
in den Raad gedacht. Waarom zegt de Wethouder zoo iets?
De heer Mulder verklaart zich aldus uitgesproken te
hebben om aan te geven, dat men in die andere plaatsen
ook dergelijken bouw ondershands opdraagt aan de firma
Rutgeis en dat niet zekere fractie alleen daarvoor is.
De heer Sijtsma blijft er bij, dat, wanneer men de zaak
aangepakt had zooals hij aangaf, zij een andere wending zou
genomen hebben, en spreekt de hoop uit dat de Raad den
moed zal hebben om de motie aan te nemen.
De bouw van 162 woningen staat in principe reeds vast
en het zou spreker zonderling voorkomen, indien de Minister
zeidege hebt het werk heden niet gegund aan de firma
Rutgers, nu krijgt ge de 300.premie niet.
Waarom kan Gemeentewerken niet dat plan maken?
Waarom moet de heer Splinter met de firma Rutgers komen
zeggenhet pian is gereed, ge moet het aanvaardenen alle
andere aannemers uitsluiten? Waarom hebben Burgemeester
en Wethouders niet aan de Leidsche aannemers gevraagd
ook een plan te maken? Aan dezen is de pas afgesneden
om mede te dingen. Zooals in het publiek wordt gezegd,
heeft men alles met den heer Rutgers overlegd; hij is de
man geweest en hij heeft het plan gemaakt. In den tijd van
een week is het gebeurd.
De heer Mulder doet den heer Sijtsma opmerken, dat
deze tot de menschen kan zeggen wat hij in den Raad heeft
gehoord. Een van beide: of de Wethouder liegt öf de
menschen liegen.
De heer Sijtsma herhaalt, dat het plan in één week
klaar was. Het publiek zegt, dat de geheele zaak met den
heer Rutgers is bekonkeld; hij moest de man zijn en daar
mede was het uit!
De heer Mulder protesteert tegen het woord «konkelen".
De heer Oostdam had, gezien de vreugde, waarmede in de
vorige vergadering de mededeeling van den Voorzitter werd
ontvangen, dat Burgemeester en Wethouders spoedig met
een plan voor woningbouw zouden komen, dit debat niet
verwacht. Nu het plan er is, hoort men niet anders dan
bezwaren opperen, verdachtmakingen uiten er wordt zelfs
gesproken van «gekonkel" en allerlei dingen naar voren
brengen, welke de zaak kunnen tegenhouden.
Spreker geeft toe, dat het voor vele bouwondernemers
aangenamer ware geweest, indien een publieke aanbesteding
werd gehouden, maar men heeft hier nu eenmaal een plan,
dat door bemiddeling van Fabricage Burgemeester en Wet
houders werd aangeboden. Hadden anderen ook plannen ge
maakt, dan zouden we keuze hebben gehad, maar bij niemand
is het opgekomen zulks te doen. Is dit nu reden, vraagt
spreker, om, terwijl er spoed bij de zaak is, Burgemeester en
Wethouders hierin te belemmeren? Spreker zou ook liever
zien, dat een publieke aanbesteding plaats had, maar nu het
eenmaal aldus geloopen is, wordt het een kwestie van ver
trouwen in Burgemeester en Wethouders en om dit vertrouwen
te toonen, zal hij vóór het voorstel van het college stemmen.
De heer Jan de Lange spreekt er zijn leedwezen over uit,
dat het voorstel niet kan worden gesplitst en in zijn geheel
moet worden aangenomen of verworpen. Spreker had gaarne
het gedeelte b verworpen gezien, maar in het belang van de
werkloozen zal hij nu, zij het noodgedrongen, zijn stem aan
het voorstel geven, omdat er anders een vertraging van zes
maanden zou volgen.
De heer Dubbeldeman ziet zich na de positieve toezegging
van den Wethouder verplicht zijn motie in te trekken, al
houdt hij vol, dat de zaak niet zoo aan den Raad is voor
gelegd als hij dat wel had gewenscht.