36 MAANDAG 26 FEBRUARI 1923. wil die woningen gaarne, maar hij acht het onbillijk, dat op deze wijze de eene aannemer de voorkeur zou krijgen boven anderen. De heer Schoneveld begint met zich aan te sluiten bij den heer Wilbrink, waar deze aan Burgemeester en Wet houders hulde heeft gebracht voor de indiening van dit plan. Waar de heer Sijtsma in zijn motie spreekt van het laten uitvoeren van het werk door Leidsche aannemers en Leidsche werkkrachten, vraagt spreker of het de bedoeling is het werk door 7 aannemers er zijn 7 bouwblokken te laten uit voeren. Spreker zou daartegen bezwaar hebben, omdat het een hopelooze verwarring zou geven. Men heeft hier te doen met massabouw en op dit gebied heeft de firma Rutgers in enkele groote steden reeds belangrijke werken geleverd. Spreker ziet geen enkele reden om geen gebruik te rnaken van hetgeen in dit opzicht in de particuliere bouwnijverheid bestaat, te meer waar de bouw op de meest productieve en goedkoope wijze zal plaats hebben. Indien de Leidsche aan nemers meenden het werk goedkooper te kunnen maken, waarom hebben zij dan zeiven niet een aanbod aan het Gemeentebestuur gedaan'? Bovendien, als de leden van den Nederlandschen Aannemersbond zoozeer doordrongen zijn van den woningnood, waarom dienen zij dan niet gezamenlijk bij Burgemeester en Wethouders een plan in, teneinde aannemers en werklieden aan werk te helpen? Een publieke aanbesteding is, naar spreker meent, niet meer mogelijk, nu het cijfer van den heer Rutgers bekend is en deze zich zooveel moeite heeft gegeven, al wordt hij daarvoor dan ook betaald. Het gunnen van werk bij ondershandsche aanbesteding is niets nieuws. Het is meermalen geschied, onder anderen met het werk aan het Slachthuis. Spreker heeft geen bezwaar om van dediensten van het Bureau Rutgers gebruik te maken, omdat de gemeente daardoor practisch en goedkoop kan werken. Het is spreker altijd opgevallen, dat bij openbare aanbesteding van groote bouwwerken aannemers van buiten de stad met het werk gingen strijken, omdat de Leidsche aannemers te duur waren. Spreker weet bij ervaring, dat als men te doen heeft met een aannemer, die niet voldoende kapitaalkrachtig is, het werk niet behoorlijk wordt uitgevoerd. Spreker zal tegen de motie van den heer Sijtsma en vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heer Jan de Lange verklaart zich minder goed te kunnen vereenigen met het voorstel om den bouw van deze woningen ondershands op te dragen aan de firma Rutgers. Hij had gaarne gezien, dat ook aan Leidsche aannemers ge legenheid gegeven was een aanbieding te doen; men zou dan zonder twijfel een goedkoopere aanbieding gekregen hebben. Spreker vreest, dat men, als men besluit tot onderhandscbe opdracht aan deze firma, zal moeten zeggen goedkoop duurkoop. De eenige voorwaarde zal zijn, dat zooveel mogelijk Leidsche arbeiders te werk gesteld zullen worden, maar bij deze firma bestaat een zeer ruime opvatting wat betreft het voorlieden stelsel; er zijn werken van die firma geweest, waarbij bijna iedereen voorman was. Ook heeft spreker niet gevonden voorwaarden in zake loonen, feestdagen, enz. Als deze onderhandsche opdracht doorgaat, dan zullen alsnog de noodige voorwaarden op dat stuk gesteld dienen te worden. Spreker zou dus beslist tegenstander moeten zijn van dit voorstel, maar als de Raad onderdeel b niet aanvaardt, dan verdwijnt het geheele plan, en dat zou jammer zijn. Er zal wellicht gezegd wordendan kan het werk toch wel uitge voerd worden, maar wie weet wanneerAls men de teekening bekijkt, dan zal men zeggen: het kan gemakkelijk over 14 dagen in orde zijn, maar van den anderen kant verneemt men, dat er misschien maanden over zullen heengaan, en als men nagaat hoe lang aanhangig zijn de voorstellen van de heeren Dubbeldeman en Knuttel, dan schijnt het verbazend lang te duren eer zoo'n plan gereed is. Overigens, wanneer de firma Rutgers in staat is in een week zoo'n plan gereed te hebben, zou dan Gemeentewerken onmachtig zijn om zoo iets te doen? Men zou desnoods een tijdelijk teekenaar kunnen aanstellen om zoo'n doodeenvoudig plannetje te maken. Het is heusch geen architectuur, waarop men zich blind behoeft te staren. Spreker is in twijfel over de stem, welke hij over de motie van den heer Sijtsma zal uitbrengen. Eenerzijds staan de verregaande onbillijkheid tegenover de aannemers en een zeer vaag idee voor de Leidsche arbeiders, anderzijds zit men voor de moeilijkheid, dat bij verwerping van b van het voorstel het geheele plan in duigen ligt. Hij vraagt of bij eventueele verwerping van b gerekend mag worden op de spoedige in diening van nieuwe plannen. De heer Dubbeldeman constateert, dat er een Babylonische spraakverwarring heerscht en de leden niet weten hoe zij moeten stemmen. Er moet in deze helderheid komen, want het gaat niet aan alles te slikken wat wordt voorgelegd alleen maar om die 162 woningen te krijgen. In dit voorstel zit veel sympathieks voor spreker, die in zake de hulde aan Burgemeester en Wethouders bij de heeren Wilbrink en Schoneveld niet wil achterblijven, maar het was zijns inziens beter geweest eerst principieel door den Raad te doen uitmaken of van gemeentewege die 162 woningen zouden worden gebouwd en daarna te behandelen de wijze, waarop de aanbesteding zou plaats hebben. Dat die gebruikelijke weg niet kon worden gevolgd, is de schuld van Burgemeester en Wethouders, die den Raad niet tijdig van hun voornemens op de hoogte hebben gesteld. Indien dat wel was geschied, desnoods in een besloten zitting, dan zouden Burgemeester en Wethouders wellicht, na de bezwaren van den Raad te hebben vernomen, een andere gedragslijn hebben gevolgd. De ver warring is onstaan, doordat niet de Wethouder voor de volks huisvesting, maar een Raadslid deze zaak heeft voorbereid, waartoe deze uitteraard minder goed in staat was dan de Wethouder, Wat de teekeningen betreft, welke ter visie zijn gelegd, al is spreker slechts een leek, hij weet toch wel, dat die niet bijzonder mooi zijn. De gemeente heeft een architect in haar dienst, die op het gebied van den arbeiderswoningbouw reeds in de practijk iets heeft gepraesteerd en wellicht iets beters, en niet duurder, had kunnen totstandbrengen. Er wordt gedreigd met de inhouding van de premie door den Minister, als een eventueel nieuw plan diens goedkeuring niet mocht wegdragen, maar die Rijkssteun is van weinig beteekenis. Berekent men het over 55 jaar het is ƒ300.— per woning dan scheelt het 20 cent op de huur per week en per woning. Daarvoor kan men zich niet laten ringelooren. Die steun is in dezen tijd van geen beteekenis meer, ook zelfs niet ter verkrijging van het benoodigde bouwkapitaal. Men weet hoe die sociale Minister Aalberse erover denkt; aan huizenbouw wil hij zijn medewerking verleenen, maar hij is tegen afbreken. Zeker, beter een dak hoe slecht ook, dan in het geheel geen dak, maar de Raad moet zich toch niet heelemaal een weg laten opdringen, dien hij liever niet wil opgaan. Daarom wil spreker den Raad zich eerst laten uitspreken over onderdeel a van het voorstel. Als dit geschied is, zal de verdere dis cussie over de motie van den heer Sijtsma kunnen voortgezet worden. De Voorzitter meent, dat het van geenerlei gewicht is om in principe uit te maken, dat er van gemeentewege een zeker aantal woningen gebouwd zal worden; daar is de Raad niet tegen. De zaak staat hier evenwel zoo. Er is een aan bieding betreffende den bouw van dit complex onder zekere voorwaarden; wordt dit verworpen, dan is ook het plan van de baan en moet er een ander plan gemaakt worden. De zaak is, dat er nu spoed betracht zal worden. Spreker deelt mede, dat bij hem is ingekomen het volgende voorstel van den heer van Stralen: »Undergeteekende stelt voor bij aanvaarding van het voorstel van Burgemeester en Wethouders om 162 woningen te doen bouwen onder de gunning alsnog op te nemen: a. dat van de benoodigde werkkrachten 80 wordt be trokken van de gemeentelijke arbeidsbeurs; b. dat onder de 20 eigen personeel van den aannemer, ook zullen zijn begrepen de door den aannemer aan te stellen voorlieden en dat onder voorlieden zijn te verstaan personen uitsluitend met op- of toezicht belast; c. dat door den aannemer of eventueele onderaannemers aan de arbeiders het ter plaatse geldend standaardloon zal worden betaald en in het te maken bestek in het algemeen voldoende bepalingen ter beveiliging der arbeidsvoorwaarden op te nemen d. in het bestek bepalingen op te nemen om te voorkomen dat door het zoogenaamde gezamenlijk aannemen van onder- deelen van het werk de bepalingen omtrent gebruikmaking van Leidsche werkkrachten illusoir worden gemaakt." Dit komt dus pas naderhand aan de orde. De heer Knuttel meent, dat daarvan voor vele leden afhangt hoe zij zullen stemmen over de motie-Sijtsma. Het voorstel van den heer van Stralen wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Mulder kan zich zeer goed indenken, dat in de gemeente zekere oppositie is ontstaan tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders om dit werk ondershands te gunnen en het niet openbaar aan te besteden, maar na ge hoord te hebben hetgeen spreker in het midden zal brengen zal men moeten erkennen, dat dit in de gegeven omstandig heden de eenige en meest mogelijke weg is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 6