34 MAANDAG 26 FEBRUARI 1923. aan de N. Y. Technisch Bureau van H. Rutgers, te Warmond c tot beschikbaarstelling van de gelden voor den sub a bedoelden bouw benoodigd; d tot het als afgedaan beschouwen van de voorstellen van de heeren Dubbeldeman en Knuttel, in zake den bouw van 250 woningen, respect. 100 reserve-woningen. (Zie Ing. St. No. 61.) Hierbij komen tevens in behandeling de desbetreffende adressen en de motie van den heer Sijtsma en mevr. van Itallievan Embden, luidende: »De Raad, van oordeel dat het, vooral met het oog op de groote werkloosheid in deze gemeente aanbeveling zou verdienen dat den in No. 61 van de »Ingekomen Stukken" van 14 Februari 1923 door Burgemeester en Wethouders voorgestelden bouw van 162 beneden- en bovenwoningen op een terrein benoorden den Heerensingel, zooveel mogelijk door Leidsche aannemers met, Leidsche werkkrachten wordt uitgevoe:d, noodigt Burgemeester en Wethouders uit, alvorens dit werk ondershands op te dragen aan de N.V. Technisch Bureau van H. Rutgers te Warmond, een ernstig onderzoek in te stellen of het niet evengoed en zonder noemenswaardige prijs verhooging zal kunnen worden uitgevoerd door Leidsche werkkrachten, liefst onder leiding van een of meer Leidsche aannemers." De Voorzitter, geeft in overweging om bij de behandeling van de motie van den heer Sijtsma en mevrouw van Itallievan Embden niet te spreken over de inrichting van de woningen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Sijtsma heeft het vreemd gevonden, dat de bouw van deze 162 woningen ondershands moest worden opgedragen aan een firma buiten de stad en hier werd afgeweken van den regel, dat voor dergelijke groote werken een aanbesteding plaats had, te meer omdat de Leidsche aannemers, die voor het maken van een dergelijk werk in aanmerking zouden komen, in het geheel niet zijn geraadpleegd. De Raadsleden hebben omtrent dit plan, dat reeds geruimen tijd aanhangig is, nu en dan wel iets vernomen, maar officieel wisten zij niets omtrent de voornemens van Burgemeester en Wethouders in zake de uitvoering en, waar het een werk geldt van ƒ350.060. had het wel aanbeveling verdiend om den Raad, liefst in een geheime zitting, eens te vragen hoe hij dacht over de onder handsche opdracht aan een firma buiten de stad. De Raad wordt nu voor een voldongen feit geplaatst; het mes wordt hem op de keel gezet, want het aanbod duurt maar tot 1 Maart. Spreker hoopt echter, dat de Raad zich daardoor niet zal laten afschrikken om zich voor de motie te verklaren. Misschien zal hij daarmede de gemeente voor een strop bewaren, maar in elk geval zal hij dan rechtvaardig handelen tegenover de Leidsche aannemers en werklieden. Spreker kan het plan op zich zelf niet beoordeelen, maar het heeft hem toch bevreemd, dat na het rapport van den Directeur van Gemeentewerken over de betonwoningen er alleen nog gekomen is een rapport van de Fabricage-Commissie betreffende den baksteenbouw; in dit rapport staat wel, dat die Directeur zich ermede kan vereenigen, maar die meest deskundige ambtenaar had ook de gronden moeten aangeven, waarom hij dit plan aanbeveelt. Tegen dit plan is oppositie gekomen, zoowel van de Leidsche aannemers als van de Leidsche arbeiders. Een aannemer uit Leiden heeft spreker verzekerd, dat hij met andere aannemers het plan wil uitvoeren voor 20000.minder. Spreker heeft ook eens een vergelijking gemaakt tusschen deze ontworpen woningen en woningen, die hier in de buurt van Leiden gebouwd worden, en op grond daarvan komt hij tot de conclusie dat geriefelijker en grooter woningen of voor minder geld of voor iets hoogeren prijs gebouwd worden. Het verschil is zoo groot, dat spreker mag zeggen, dat die door „Padox" te bouwen huizen volstrekt niet goedkoop zijn. Daarom bevreemdt het spreker, dat men, met miskenning van de Leidsche aannemers en de Leidsche werkkrachten, die hunkeren naar werk, dezen bouw ondershands aan »Padox" opdraagt. Welke is de reden, dat men geen openbare aanbe steding heeft gehouden? Indien dat wel was geschied, zou »Padox" evengoed het werk hebben kunnen krijgen, indien de andere aannemers het niet voor het bedrag, door »Padox" opgegeven, hadden willen of kunnen maken. In de eerste plaats acht spreker aanneming van het tweede gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet gewenscht uit een oogpunt van rechtvaardigheid tegen over de Leidsche aannemers, en in de tweede plaats heeft hij daartegen bezwaar met het oog op de belangen der werklieden. Er heeft werkverschaffing plaats en er worden groote werken uitgevoerd juist om de werkloosheid onder de Leidsche arbeiders te bestrijden. Nu zeggen Burgemeester en Wethouders wel, dat bij »Padox" vele Leidsche werklieden werkzaam zijn, maar bij informatie is spreker gebleken, dat dat aantal betrek kelijk klein is, bijvoorbeeld 15 timmerlieden, die werkelijk tot de Leidenaars kunnen gerekend worden; de overigen zijn Duitschers, die te Leiden wonen en daar den woningnood nog vergrooten. Burgemeester en Wethouders willen wel een bepaling maken, dat alleen de voormannen arbeiders van »Padox" zullen zijn en de overigen Leidsche krachten moeten wezen, maar blijkens de in den Haag opgedane ervaring vat »Padox" het begrip «voormannen" ruim op. Men kwam in den Haag met Katwijksche werkkrachten deze zijn goed- kooper, evenals de Duitsche; het was dus in het belang van de firma en noemde die allen «voorman", zoodat het mogelijk was een werk uit te voeren met een klein aantal werkkrachten uit de gemeente zelve. Op die manier zouden de Leidsche werklieden niet geholpen zijn, indien «Padox" het werk kreeg. Spreker heeft zijn motie zoo ruim mogelijk gesteld. Hij zou een openbare aanbesteding wenscheri, maar geven Burgemeester en Wethouders de voorkeur aan een andere oplossing, dan kunnen zij die aan het oordeel van den Raad onderwerpen. In geen geval mag het werk vandaag op de voorgestelde voorwaarden aan «Padox" worden gegund. De heer Piekaar zegt zich met de motie van den heer Sijtsma te kunnen vereenigen, nu deze blijkens de gegeven mondelinge toelichting bedoelt zich vóór a en tegen b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders te verklaren. Verder wensclit spreker iets te zeggen over de manier van aanbesteding. Het woord «aanbesteding" wordt eigenlijk ten onrechte gebruikt, want het is in werkelijkheid geen aan besteding, het is het opdragen van werk aan zeker iemand. In de Leeskamer heeft spreker te vergeefs gezocht naar het bestek en de voorwaarden; die moeten dus komen van den aannemer, en dan komt men voor een allermoeilijkste quaestie te staan. Volgens de teekening zijn de woningen zeer primitief en voldoen zij slechts aan minimum-eischen. Wanneer straks de gemeente zou zeggenneen, dit materiaal is niet bedoeld dan zal het antwoord zijn, omdat er geen besteksbepalingen zijn: voor dien prijs kan dat niet anders. Burgemeester en Wethouders begeven zich hier op een hellend vlak. Spreker is er voor een publieke aanbesteding te doen houdendan zal ook de firma Rutgers een bod kunnen doen en dan zal blijken, wie de goedkoopsteis. Spreker is overtuigd, dat het voor minder kan. Waarschijnlijk hebben Burgemeester en Wethouders zich laten leiden door het opzichtelijk goedkoop aanbod van deze firma en hebben zij gemeend, dat zij een goedkooper aanbod nooit zouden krijgen, maar dit is niet het geval. Zelfs een leek kan inzien, dat dergelijke woningen, die zoo primitief en van het allerminste allooi zijn, veel goedkooper kunnen gebouwd worden. Spreker zal dus op grond van een en ander voor de motie van den heer Sijtsma en mevrouw van Itallievan Embden stemmen. De heer Splinter zegt, dat aan dit voorstel een voorge schiedenis verbonden is. Spreker is eenige maanden geleden met de heeren Mulder en Sanders naar den Bosch geweest orn daar te bezichtigen een gemeentelijk complex betonwo ningen, gemaakt door een Utrechtsche firma, waarbij zij echter tot de conclusie kwamen, dat het niet geraden zou zijn ook te Leiden tot dien bouw over te gaan. Eenigen tijd geleden kwam echter van den Directeur van Gemeentewerken bij de Fabricage-Commissie een voorstel in betreffende den bouw van 162 betonwoningen door de Utrechtsche firma, tegen een bindenden prijs van ongeveer 2200.per stuk. Hiertegen verklaarde zich de Commissie; deze wilde baksteenbouw en maakte voorts ernstig bezwaar tegen onderhandsche opdracht. De Directeur antwoordde, dat hij de voorkeur gaf aan baksteenbouw boven betonbouw doch dat bij baksteenbouw de kosten aanmerkelijk zouden stijgen. Wat betreft de onderhandsche opdracht, op betongebied zijn er maar enkele firma's en elke firma heeft haar eigen systeem, zoodat men hiervoor slechts een bindenden prijs kon aangaan. Bovendien was dit noodig omdat de Minister, alvorens premie kon worden toegestaanhet vaste bedrag wilde iveten en in verband met het gelddat nog voor premie ter beschikking was, kon dit geen verdere vertraging ondervinden. Uitvoerig werd betoogd, dat, al zouden de huizen in baksteen duurder worden, dit in verband met het onderhoud der woningen toch op den duur goedkooper zou zijn. Spreker stelde dus voor het werk in baksteen zelf te begrooten, dit begrootings- cijfer als maatstaf aan te houden en dan het werk publiek te besteden. Men wilde hierop niet ingaan; dit was te onzeker en men moest tegenover de aanbieding van den betonbouw ook een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 4