46
MAANDAG 26 FEBRUARI 1923.
Spreker heeft van den heer Knuttel het volgende schrijven
ontvangen
«ündergeteekende zou gaarne in de eerstvolgende Raads
vergadering tot Burgemeester en Wethouders de vraag richten,
welke stappen dit College gedaan heeft of nog denkt te doen
naar aanleiding van de voor de Leidsche bevolking zoo nadeelige
sluiting der domeinduinen te Noordwijk".
Dit is een vraag, welke ingevolge het Reglement van Orde
vreemd is aan de orde van den dag; het is dus een interpel
latie. Spreker stelt den Raad voor den heer Knuttel toe te
staan die vraag tot Burgemeester en Wethouders te richten.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten.
De "Voorzitter verzoekt den heer Knuttel zijn vraag toe te
lichten. Aangezien het een interpellatie is, kunnen ook andere
heeren in debat treden, hetgeen bij de rondvraag niet mogelijk
zou zijn.
De heer Knuttel herinnert er aan, dat als vrij vaststaand
is medegedeeld spreker weet niet of het al definitief is
vastgesteld dat de domeinduinen tusschen Noordwijk en
Katwijk en nog enkele andere gedeelten gesloten zullen worden
voor ieder, die geen kaart heeft. Dat verbod zal in de eerste
plaats treffen, misschien naast een deel der Noord wij ksche
bevolking, de Leidenaars, die een enkel dagje naar Noordwijk
gaan, en vooral de menschen, die daarvoor alleen de beschikking
over den Zondag hebben. Die menschen kunnen natuurlijk
niet een paar dagen tevoren te Noordwijk een kaart gaan
vragen, daargelaten of zij die zonder een verdere aanbeveling
zouden krijgen.
Nu kunnen de redenen, door den Minister voor dien maat
regel opgegeven naar aanleiding van een vraag in de Tweede
Kamer, onmogelijk de juiste zijn. Spreker woont 's zomers
altijd eenige weken in de nabijheid van die duinen en ofschoon
hij op het gebied van de schending van natuurschoon zeer
streng is, moet. hij zeggen van een noemenswaardige schending
daar nooit iets gemerkt te hebben, behalve toen er in den
mobilisatietijd loopgraven werden gemaakt. Het bezoek aan
de duinen kan zonder gevaar voor noemenswaardige schade
nog worden vergroot.
Waar een toenemend deel der Leidsche bevolking dreigt
gedupeerd te worden, ligt het, naar spreker meent, op den
weg van het Leidsche gemeentebestuur op intrekking van
den maatregel aan te dringen.
De heer Wilmer meent, dat men de oplossing van deze
kwestie gerustelijk aan de autoriteiten in Noordwijk kanover-
laten, omdat die beter dan ieder ander, ook dan de heer
Knuttel, daarover een oordeel kunnen vellen. Men kan dat te
geruster doen, omdat het niet een kwestie is van personen
van één richting en personen en lichamen van verschillende
richting te Noordwijk zich vóór sluiting van de duinen
uitspreken.
De heer Knuttel. Wie zijn dat?
De heer Wilmer noemt het hoofd der gemeente, den
commissaris van politie, de Hanze en de Roomsch-Katholieke
Kiesvereeniging.
Spreker zou het arrogant vinden, indien men zich er mede
ging bemoeien, en hij zou er zich niet mede kunnen ver
eenigen, indien de Gemeenteraad zich er, in welke richting
ook, over uitsprak.
De Voorzitter kan in de eerste plaats den heer Knuttel
antwoorden, dat het College van Burgemeester en Wethouders
in deze geen stappen gedaan heeft, omdat dat veel te ver
zou gaan. Alen zou zich dan niet alleen kunnen bemoeien
met hetgeen in Noordwijk gebeurt maar ook met wat in
andere plaatsen voorvalt. Er gaan bijvoorbeeld ook veel
menschen uit Leiden naar Katwijk en nog veel meer naar
den Haag. Het zou te ver gaan, indien men zich hier ging
bemoeien met zaken, welke geheel zijn ter beoordeeling van
de gemeente Noordwijk. Dan zou Noordwijk zich wel eens
te Leiden kunnen komen beklagen, dat de badgasten des
Zaterdagmiddags hier geen borrel meer kunnen gebruiken.
Laten liever degenen, die zich in hunne belangen geschaad
achten door dergelijken maatregel, zich wenden tot het be
trokken gemeentebestuur dan wel tot de Regeering. Het ligt
niet op den weg van Burgemeester en Wethouders of den
Raad van Leiden om zich met deze zaak te bemoeien; anders
zou men genoodzaakt zijn zich op de hoogte te stellen van
alles wat in de nabij gelegen plaatsen voorvalt.
De heer Groeneveld is het eens met den heer Knuttel, dat de
belangen van de Leidenaars bij deze zaak nauw betrokken
zijn. De dagjesmenschen, die naar Noordwijk gaan, zijn voor
een zeer groot deel Leidenaars.
De heer Wilmer meent, dat men deze zaak gerust kan toe
vertrouwen aan het gemeentebestuur van Noordwijk, maar
spreker weet dat nog zoo niet, want dat gemeentebestuur,
hetwelk wellicht Noordwijk een deftige badplaats wil doen
blijven, is waarschijnlijk niet erg op het bezoek van dagjes
menschen gesteld.
De Voorzitter zegt wel, dat de duizenden Leidenaars, die
er door gedupeerd worden, maar een adres tot hetNoordwijksche
gemeentebestuur of tot de Regeering moeten richten, maar
individueel doen die menschen dat toch niet. Wellicht zou
een vereeniging zich er voor kunnen spannen, maar het ligt,
naar spreker meent, meer op den weg van het Leidsche
gemeentebestuur om bij de Regeering stappen te doen, ten
einde den maatregel niet te doen doorgaan.
De heer Knuttel kan de juistheid van de argumenten van
den Voorzitter niet toegeven. Er worden hier dingen verge
leken, die niet te vergelijken zijn. Zelfs al gold het hier een
besluit van het gemeentebestuur van Noordwijk, dan zou men
nog niet kunnen spreken van een interne aangelegenheid dier
gemeente. Spreker wil deze vergelijking maken: gesteld, dat
hier besloten werd bepaalde toegangswegen tot Leiden af te
sluiten voor voertuigen en dat de bewoners van de omliggende
gemeenten daarvan overlast ondervonden, dan zou men kunnen
begrijpen, dat die menschen hun gemeentebesturen er vóór
spanden om aan Gedeputeerde Staten te verzoeken aan dien
toestand een einde te maken. Men heeft hier echter niet te
doen met een besluit van het gemeentebestuur van Noordwijk,
doch met een besluit van het domeinbestuur, waarbij de
belangen van de Leidenaars evenzeer zijn betrokken als die
van de Noord wij kers. Spreker ziet niet in, dat het meer op
den weg van laatstgenoemden zou liggen tegen dezen maat
regel op te treden. Door de Vereeniging tot bevordering van
het Vreemdelingenverkeer te Noordwijk wordt er een actie
tegen gevoerd en het is noodzakelijk die van uit Leiden te
steunen.
Men mag deze zaak niet zoo nonchalant behandelen als
de heer Wilmer doet. Deze heeft personen en lichamen te
Noordwijk genoemd, die voor het verbod geporteerd zijn,
maar spreker meent, dat daar alleen van Katholieke zijde
vóór het verbod wordt geageerd. Ten einde de zaak niet te
vertroebelen, gaat spreker daarop thans niet in. Maar waar
Leiden behoort tot de gemeenten, die op eigen terrein aan
haar ingezetenen niets kunnen aanbieden voor het maken
van uitstapjes, en bijvoorbeeld op het gebied van parken en
bosschen buitengewoon misdeeld is, zoodat de ingezetenen in
dit opzicht in hoofdzaak op Katwijk en Noordwijk zijn aan
gewezen men zegt wel, dat de Leidenaars meer naar
den Haag dan naar Katwijk gaan, maar dat geldt niet voor
de arbeiders is het de plicht van het gemeentebestuur van
Leiden op te komen tegen deze beperking van de gelegenheid
tot het maken van uitstapjes voor een groot deel der Leidsche
ingezetenen.
Spreker stelt de volgende motie voor:
«Ondergeteekende stelt voor, dat Burgemeester en Wet
houders zich namens den Raad wenden tot het domeinbestuur
met het verzoek niet over te gaan tot de voorgenomen sluiting
der domeinduinen onder Noordwijk".
De Voorzitter deelt mede van den heer Knuttel het
volgende voorstel ontvangen te hebben
»Ondergeteekende stelt voor, dat Burgemeester en Wet
houders zich namens den Raad wenden tot het domeinbestuur,
met het verzoek niet over te gaan tot de voorgenomen
sluiting der domeinduinen onder Noordwijk.''
Spreker vraagt, of die duinen dan nog niet afgesloten zijn.
De heer Knuttel heeft de afsluiting nog niet officieel afge
kondigd gezienhij heeft alleen gezien, dat zij in uitzicht is
gesteld.
Het voorstel van den heer Knuttel wordt voldoende onder
steund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Wilmer komt op tegen de uitlating van den heer
Knuttel, dat voor de sluiting der duinen onder Noordwijk
uitsluitend van Roomsch-Katholieke zijde geageerd wordt.
Spreker geeft wel toe, dat speciaal van Roomsch-Katholieke
zijde daarvoor geageerd wordt, maar aangezien de Roomsch-
Katholieken daar niet overheerschend zijn en er een gemeente
bestuur en een Burgemeester zijn, die, in meerderheid althans,
andere beginselen zijn toegedaan, kan men deze zaak gerust
aan dat gemeentebestuur overlaten.
Naar sprekers meening bederft de heer Knuttel juist de
zaak, waarvoor hij ijvert. Het is duidelijk te zien, dat zijn
motie door dezen Raad zal verworpen worden en door de
motie te handhaven zal de heer Knuttel de zaak, waarvoor hij
strijdt, zeer verzwakken.