MAANDAG 26 FEBRUARI 1923. 45 De heer Schoneveld komt er tegenop, dat de heer Pera hetgeen in »De Ambtenaar" stond aan hem in de schoenen heelt geschoven. Spreker heeft gezegd, dat, indien de Raad en Burgemeester en Wethouders commissie's van advies instellen, zooals de Oommissie voor Georganiseerd Overleg, de adviezen dier commissie's zooveel als met het gemeentebelang en met de handhaving van de zelfstandigheid van den Raad en het College is overeen te brengen, dienen te worden opgevolgd. Verder wijst spreker er op, dat te Amsterdam over hetgeen in het Georganiseerd Overleg is vastgesteld in laatste instantie de beslissing aan den Raad is. Ten slotte protesteert spreker er tegen, dat de Wethouder hem bij de sociaal-democraten heeft ingedeeld. Zijn opmer kingen gaven daartoe geen aanleiding. De Wethouder wil op die manier het debat smoren, maar dat is een onjuiste manier om zijn tegenstanders te bestrijden. De heer Jan de Lange moet opkomen tegen het betoog van den heer Pera, die de onderteekenaars van het voorstel van den heer Heemskerk c.s. indeelt bij de socialisten, omdat dat een voorstel is, dat afwijkt van wat Burgemeester en Wethouders willen. Dat gaat niet op. Ook zegt de heer Pera, dat de onderteekenaars van het voorstel van den heer Heemskerk c.s. bedoelen, dat de be slissing behoort bij het Georganiseerd Overleg, maar in dat voorstel staat niets omtrent het Georganiseerd Overleg. Alleen wordt gevraagd de zaak uit te stellen tot na afloop van het loopend zittingsjaar. En wat betreft de uitlating van den Wethouder, dat, wanneer bij het Georganiseerd Overleg slechts gedeeltelijk aan de wenschen der organisatie's is tegemoet gekomen, door de organisatie's gezegd wordt, dat de geheele bespreking van nul en geener waarde is geweest; de vruchten van het laatst gehouden Georganiseerd Overleg omtrent de pensioensbijdrage zijn met zeer veel blijdschap en bevrediging door de organi satie's ontvangen. De heer Pera blijft volhouden, dat de heer van Stralen op onjuiste wijze geciteerd heeft uit de rapporten van hoofden van diensttakken; hij had volledig moeten citeeren en niet stukken weglaten. Wat betreft de quaestie, dat spreker in de vergadering van 18 December 1922 eenige toezegging zou gedaan hebben dat Burgemeester en Wethouders dit jaar niet zouden komen met verdere voorstellen betreffende de arbeidsvoorwaarden van het personeel der gemeente, uit het door spreker aangehaalde uit de toen door den heer Ifeemskerk en spreker gehouden rede voeringen blijkt, dat die toezegging op niets anders betrekking had dan op het bedrag van de pensioensbijdrage en dat spreker niet iets beloofd heeft wat met de indiening van dit voorstel in strijd zou zijn. Spreker kan zijn uitlating betreffende de verwantschap van de onderteekenaars van het voorstel van den heer Heemskerk c.s. met de S. D. A. P. niet terugnemen. Aan dit voorstel ligt een socialistisch streven ten grondslag en misschien zullen de heeren nog wel eens inzien, dat spreker gelijk gehad heeft. Spreker heeft niets onaangenaams met deze uitlating bedoeld; de beteekenis ervan was slechts om de heeren er attent op te maken, dat zij op deze wijze op een verkeerden weg zijn. De Voorzitter heeft over het algemeen uit de gevoerde be spreking den indruk gekregen, dat men, wat de invoering van medezeggingschap betreft, de verhouding in het particulier bedrijf ook op de publiekrechtelijke verhoudingen wil toe passen, maar deze zijn geheel anders. Op ambtenaren en werklieden, in dienst van de gemeente spreker laat de bedrijven er buiten rust evengoed als op Burgemeester en Wethouders de plicht om de gemeenschap te dienen. Vindt men die gemeenschap niet goed, dan kan men zeggen: laten wij zoo min mogelijk werken!, dan dient men fatsoenshalve evenwel zijne betrekking op te zeggen, maar de heer Knuttel heeft wel eens gezegd, dat men in de maatschappij, welke hij begeert, wel 14 uren per dag zal moeten werken. Ten aanzien van de stelling van den heer Schoneveld, dat, als men commissie's van advies instelt, men de adviezen in den regel meet opvolgen, wijst spreker op een verschil, dat bestaat tusschen andere plaatsen en Leiden. In Amsterdam heeft men een Georganiseerd Overleg ingevoerd, waarboven de Raad staat op de wijze als Gedeputeerde Staten en de Kroon boven den Gemeenteraad; maar als men het interessante artikel van den heer van Zanten in het tijdschrift «Gemeente bestuur" over het georganiseerd overleg te Amsterdam leest, blijkt, dat men te Amsterdam verwacht, dat het personeel zich ook op het overheidsstandpunt weet te plaatsen. Eenige vergaderingen geleden echter heeft de heer van Stralen gezegd, dat de vertegenwoordigers van de arbeiders in het Georganiseerd Overleg hier zich stellen op het standpunt van het zuiver eigenbelang der vakvereenigingendat maakt vaak de positie van deri heer Pera zoo moeilijk. Volgens den heer Schoneveld werkt het Georganiseerd Overleg te Amsterdam zoo goed, maar vooreerst bestaat het in zijn nieuwen vorm voor de werklieden pas een paar weken en is men bezig het voor de ambtenaren in elkander te zetten, maar bovendien heeft men in de pers kunnen lezen, dat enkele organisatie's een poosje geleden geruimen tijd haar medewerking hebben geweigerd, zoodat de Wethouder slechts met een paar heeren zat te vergaderen. Spreker ontkent, dat het er Burgemeester en Wethouders om te doen is zware lasten op de schouders van ambtenaren en werklieden te leggen, en hij wijst er op dat te Utrecht reeds de 48-urige werkweek is ingevoerd. Ook daar hebben de organisatie's zich tegen de werktijdverlenging verzet. Over dit verzet evenwel schrijven Burgemeester en Wethoudeis in hun voorstel aan den Raad, naar sprekers meening geheel terecht, het volgende: «Bij de behandeling van deze aange legenheid in de Algemeene Commissie van overleg voor werk lieden werd van de zijde der organisaties de verlenging van den werktijd bestreden. De daarbij aangevoerde argumenten betroffen niet de werktijdsverlenging van een half uur daags als zoodanig. Dat de gemeente, wanneer haar werklieden 48 in plaats van 45 uur per week moeten arbeiden, een te zware arbeidspraestatie van hen zou vorderen, die hen pbysiek of moreel zou schaden, werd door niemand beweerd. Het verzet vond zijn voornaamsten grond in het niet willen prijsgeven van eens verkregen voordeelen. Het is te begrijpen, dat de organisaties, die voor het verkrijgen van den verkorten arbeids dag hebben gestreden, voor het behoud daarvan thans opkomen. Evenwel mag niet uit het oog worden verloren, dat het onder havige voorstel niet wordt gedaan met het doel de positie der gemeentewerklieden slechter te maken, maar een nood zakelijk offer is, dat in een voor de geheele burgerij moei lijken tijd door de werklieden der gemeente moet worden gebracht". Wil de Raad nu de zaak uitstellen, dan moet de bevolking straks bij de verkiezingen zich maar uitspreken hoe zij de positie van het gemeenlepersoneel verder wil geregeld hebben. Men kan dan kiezen of men de macht in handen van den Raad en Burgemeester en Wethouders wil leggen dan wel in die van de onverantwoordelijke ambtenaren en werklieden. Mevrouw van Itallievan Embden: Die conclusie hoort er niet bij De Voorzitter zegt, dat hij zijn conclusie's zal stellen, zooals bij zelf de zaak ziet. In het Georganiseerd Overleg is van de zijde der organi satie's de werktijdverlenging bestreden, echter met argu menten, die niet betroffen de verlenging van den arbeidsdag met een half uur. Zij, die bestuursfunctie's vervullen, moeten veel arbeid verrichten, maar zij, die onder hen werken, zouden niet be hoeven te werken? Dat kan niet samengaan. De Raad heeft thans te beslissen. Namens het College kan spreker verklaren, dat Burgemeester en Wethouders beide voorstellen verkeerd vinden, doch dat zij nog het minst slecht achten het voorstel van den heer Heemskerk c.s., aangezien de daarin genoemde termijn beter is dan die, welke in het voorstel-van Stralen genoemd is. Het voorstel van den heer van Stralen wordt in stemming gebracht en men 19 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren van der Lip, Mulder, Wilbrink, Jan de Lange, Schoneveld, Eerdmans, Meijnen, Splinter, Kuiven- hoven, Wilmer, Stijnman, Huurman, van Hamel, Sanders, mevr. van Itallievan Embden, de heeren Sijtsma, Oostdam, Heems kerk en Pera. Vóór stemmen: mevr. DubbeldemanTrago, de heeren van Stralen, Piekaar, Groeneveld, Knuttel, Dubbeldeman, Bisschop, van Eek en Kooistra. Het gewijzigd voorstel van de heeren Heemskerk, Bisschop, Schoneveld en Jan de Lange wordt vervolgens met 15 tegen 13 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Jan de Lange, Schoneveld, mevr. DubbeldemanTrago, de heeren Kuivenhoven, van Stralen, Piekaar, Groeneveld, Knuttel, Dubbeldeman, Bisschop, van Eek, Kooistra, mevr. van Itallievan Embden, de heeren Sijtsma en Heemskerk. Tegen stemmen: de heeren van der Lip, Mulder, Wilbrink, Eerdmans, Meijnen, Splinter, Wilmer, Stijnman, Huurman, van Hamel, Sanders, üostdam en Pera. De Voorzitter zegt, dat ingevolge deze beslissing het voorstel van Burgemeester en Wethouders en het daarop ingediend amendement van den heer van Stralen van de agenda worden afgevoerd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 15