MAANDAG 26 FEBRUARI 1923.
43
uiterste geval terugkomen op eenmaal door hem genomen
besluiten en vooral wanneer het betreft een groote categorie
personen, die bij de zaak belang hebben. Spreker acht nog
niet den tijd gekomen voor koersverandering in deze.
Toen niet lang geleden in den Raad aan de orde was het
voorstel betreffende pensioenheffing ad 372%, heeft spreker
uitdrukkelijk aan den Wethouder gevraagd, of men er voor
dit jaar daarmede zou af zijn dan wel of nog andere voor
stellen te wachten zouden zijn, welke financieele verslechtering
voor het gemeentepersoneel zouden medebrengen.
Spreker heeft zich met dien 37apensioenaftrek vereenigd,
omdat hij het billijk vond, dat de gemeente geen zwaardere
lasten op zich nam, maar hij heeft daarbij uitdrukkelijk ge
zegd, dat hij zich zijn stem voorbehield ten aanzien van
andere voorstellen, welke een nadere verslechtering voor het
gemeentepersoneel zouden beteekenen. Wordt de 45-urige
werkweek vervangen door een 48-urige, dan zullen de arbeiders
een langeren arbeidstijd moeten maken voor hetzelfde loon,
dus in uuiloon achteruit gaan, het is dus een financieele
verslechtering.
Op de algemeene gronden, door den heer van Stralen aan
gevoerd, kan ook spreker zich niet met dit voorstel van
Burgemeester en Wethouders vereenigen, te meer waar het
college zelf'zegt, dat deze verandering slechts een betrekkelijke
bezuiniging voor de gemeentekas zal medebrengen.
De reden, waarom spreker met drie andere leden een
voorstel heeft ingediend, dat eenigszins afwijkt van dat van
den heer van Stralen, is hierin gelegen, dat het voorstel van
den heer van Stralen, al staat het er niet met zooveel woorden
in, tot ondergrond heeft verzet tegen elke eventueele ver
lenging van den achturendag, ook al zouden de economische
omstandigheden die noodzakelijk maken. Daarmede kan spreker
zich niet vereenigen. Een verlenging van de 45-urige werk
week tot een 48-urige vindt spreker op zich zelf niet zoo
verschrikkelijk, vooral voor het gemeentepersoneel, dat, uit
zonderingen daargelaten, geen overmatig zwaren arbeid ver
licht. Spreker heeft dan ook zijn voorstel alleen ingediend,
omdat de Wethouder op 18 December jongstleden heeft
toegezegd, dat geen nadere verslechteringen van den toestand
van het gemeentepersoneel zouden komen.
Tot zijn spijt moet spreker zich voegen naar de juiste
opmerking van den Voorzitter, dat deze Raad niet kan
beslissen over de handelingen van den nieuwen Raad, maar
ook na die wijziging blijft spreker, afgezien van het zooeven
genoemde bezwaar, tegen het voorstel-van Stralen, de voorkeur-
geven aan zijn eigen voorstel, dat verder gaat. Het Georgani
seerd Overleg kan deze zaak in dit zittingsjaar nog behandelen
en dan zouden de besprekingen wel eens van dien aard kunnen
zijn, dat Burgemeester en Wethouders in deze zittingsperiode
opnieuw met een dergelijk voorstel in den Raad kwamen.
Spreker beoogt dus met zijn voorstel, dat tijdens den
verderen zittingsduur van dezen Raad door Burgemeester en
Wethouders geen hernieuwde pogingen zullen aangewend
worden tot invoering van de 48-urige werkweek, aangezien
het zou strijden met hetgeen door den Wethouder toegezegd
is bij de behandeling van het voorstel betreffende den pensioen
aftrek van 372 pCt.
De Voorzitter zegt, dat het voorstel van den heer Heems
kerk c.s. nu luidt»Ondergeteekenden stellen voor het voorstel
in zake den arbeidsduur van de agenda af te voeren en ge-
gedurende dit zittingsjaar niet opnieuw te behandelen."
De heer Knuttel kan zich met het voorstel van den heer
Heemskerk c.s. vereenigen, echter op eenigszins andere gronden
dan de heer Heemskerk heeft aangevoerd; hij meent, dat
dergelijk ingrijpend voorstel niet behandeld kan worden, zonder
dat eerst de kiezers gelegenheid gehad hebben zich erover
uit te spreken.
Voor de arbeiders is deze zaak van buitengewone beteekenis.
Van de dingen, die aan het eind van den oorlogstijd door de
arbeiders hier en daar veroverd zijn, is de verkorting van
den arbeidsduur één van de allergewichtigste. De arbeidsduur
is een quaestie, waarvan het belang zeker ver uitgaat boven
alle loonquaestie's. Onder de tegenwoordige omstandigheden
is het loon een zeer variabele factor geworden, die niet voor
lange jaren komt vast te staan; bij een loonsverlaging heeft
men veel eerder uitzicht om later weder tot loonsverhooging
te geraken, maar de kans om een verlenging van den arbeids
duur weder ongedaan te maken is zeer gering, tenzij er zeer
bijzondere dingen gebeuren. De arbeidsduur is een veel minder
schommelende factor.
Het gaat er hierbij om, of van de resultaten, welke de arbeiders
in zekeren zin bereikt hebben, eigenlijk wat op den duur zal
overblijven, ja dan neen; of er dus voor de arbeiders eenig
uitzicht op een blijvende verbetering van hun toestand bestaat.
Het is noodzakelijk, dat men over dergelijke quaestie, die
in den strijd der arbeidersklasse één van de hoofdpunten
raakt, de kiezers uitspraak laat doen.
De heer Schoneveld wijst er op, dat de quaestie van de
verlenging van den arbeidsduur in de Commissie voor
Georganiseerd Overleg gelijktijdig besproken is met de heffing
van een pensioenpremie. Daar is men met de organisatie's tot
overeenstemming gekomen wat betreft laatstgenoemd punt,
maar niet wat betreft de verlenging van den arbeidsduur.
Ter behoud van het Georganiseerd Overleg en in het belang
van de gemeente zou spreker het gewenscht vinden, dat
alleen datgene werd voorgesteld, waarin overeenstemming was
verkregen. Het college zou niet voetstoots behoeven over te
nemen wat door de organisatie's werd voorgelegd, maar, waar
de goede gang van den gemeentedienst voor een groot deel
van het personeel afhangt, zouden de zaken veel beter gaan,
als ook de organisatie's overtuigd waren, dat dergelijke ver
anderingen moesten plaats hebben. Het is iets, waartegen het
gemeenterecht zich niet verzet. Bovendien is het eigenlijk een
gevolg van het bestaan van het Georganiseerd Overleg. Als men
zulk een commissie hetzelfde geldt voor andere commissie's
in de gemeentelijke huishouding instelt met de bedoeling,
dat zij advies zal geven in verschillende zaken, dan gaat men
toch van de gedachte uit, dat die adviezen zooveel mogelijk
zullen worden gevolgd. Men zou anders moeilijk leden voor
zulke commissie's kunnen vinden. Er moet in het Georganiseerd
Overleg een sfeer van onderling vertrouwen komen, waardoor
men elkander verstaat en elkander kan overtuigen, dat in het
belang van de gemeente bepaalde veranderingen noodig zijn.
Dit kan geschieden zonder dat de autonomie der gemeente wordt
aangetast en zonder dat de organisatie's de gemeente regeeren.
Spreker heeft het voorstel-Heemskerk onderteekend met deze
bedoeling, dat het Georganiseerd Overleg in de toekomst over
dergelijke zaken zal worden gehoord.
De heer Wilbrink heeft zich ook eenigszins verwonderd
over de indiening van dit voorstel, omdat hij eveneens bij de
behandeling van de kwestie van den pensioenaftrek den indruk
heeft gekregen uit de woorden van den heer Pera, dat dit
jaar geen nadere verslechteringen voor het gemeentepersoneel
zouden worden voorgesteld, al is hem uit de stukken gebleken,
dat de Wethouder daarmede niet heeft bedoeld werktijdver
lenging of korting op het loon.
Ook spreker had liever gezien, dat de behandeling van deze
zaak in het Georganiseerd Overleg een andere was geweest.
Men heeft haar slechts terloops besproken, maar het was beter
geweest er meer van nabij en dieper op in te gaan.
Nu is dat niet het geval geweest. Waar nu de zaak eenmaal
zoover is, is het beter dat de Raad een uitspraak doet en moet
men de zaak niet terugbrengen naar het Georganiseerd Overleg.
Het Georganiseerd Overleg is hier ter stede nog niet wat het
wezen moet; men is doende aan een reorganisatie; maar het
verschil in opvatting is van dien aard, dat de vraag mag ge
steld worden: wanneer zal men hier een Georganiseerd Overleg
krijgen, dat aan redelijke eischen voldoet? Die toestand ligt
nog in een ver verschiet en daarom heeft het geen zin om,
zooals de heer van Stralen bedoelt, te wachten tot na de
reorganisatie van het georganiseerd overleg.
Spreker kan zich wel indenken, dat Burgemeester en Wet
houders tot hun tegenwoordige houding op dit stuk gekomen
zijnzij hebben natuurlijk rekening gehouden met de gewijzigde
omstandigheden van thans.
Verder kan spreker zich niet vereenigen met het denkbeeld
van den heer Knuttel, om eerst de kiezers uitspraak te laten
doen over deze zaak. Als een zittingsperiode is afgeloopen
moeten de kiezers oordeelen over het optreden hunner ver
tegenwoordigers in den Raad; zij kunnen dan beoordeelen of
zij nog langer hun vertrouwen waardig zijn.
Spreker kan dan ook in het algemeen met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders medegaan.
De heer Pera verklaart van het gehoorde een zeer onaan-
genamen indruk gekregen te hebben. Zakelijk is er bitter weinig
gezegd. Men is reeds gedeeltelijk begonnen met een bestrijding
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders als zoodanig.
Spreker is bereid het voorstel ten volle te verdedigen, maar
dan, als het aan de orde is. üp het oogenblik heeft de Raad
alleen te doen met twee voorstellen om deze zaak uit te
stellen.
Tegenover het verwijt van den heer van Stralen, dat
Burgemeester en Wethouders zoo spoedig met de werktijd-
verlenging komen, merkt spreker op, dat het Rijk er heel
wat vlugger bij geweest is. Leiden is met den achturendag
eerder begonnen en later geëindigd.
De heer van Stralen heeft in de discussie de eerlijkheid
sterk geschaad. Hij heeft het voorgesteld, alsof de beperking
van den werktijd voor de Reiniging eigenlijk een zaak van
geen beteekenis was geweest, omdat er geen uitbreiding van
personeel had plaats gehad, maar de redenen, welke de
Directeur daarvoor opgeeft, laat hij glippen, terwijl hij tevens
onvermeld laat, dat de Directeur zegt, dat er voor de Reini
ging wel aanleiding is naar verlenging van werktijd uit te