42 MAANDAG 2G FEBRUARI 1923. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te 8-J- uur. Ook thans zijn de heeren Bots, de Lange en Eikerbout afwezig. Voortgezet wordt de behandeling van punt 11 der agenda. De beer van Stralen zegt, dat zijn fractie zich met dit voorstel van Burgemeester en Wethouders niet kan ver eenigen. Hij heelt het indertijd zeer op prijs gesteld, dat Burgemeester en Wethouders reeds in Januari 1920 onver plicht de wet verplichtte hen daartoe pas in September 1920 tot invoering van den aehturendag zijn over gegaan, maar juist daarom verwondert het hem te meer, dat zij zoo kort reeds, nadat de Rijkswetgever de mogelijkheid van een langeren arbeidsdag in de wet heeft gebracht, de afschaffing van den verkorten arbeidsdag in overweging hebben genomen. Daarin ligt iets tegenstrijdigs en het ver wondert te meer, omdat, terwijl die verbetering ƒ145.000. per jaar aan de gemeente heeft gekost, daartegenover niet staat het feit, dat door de invoering van den 8£ urigen werk dag een zeker bedrag op de gemeentelijke uitgaven zal worden bespaard. Burgemeester en Wethouders beroepen zich op de «gewijzigde economische omstandigheden", maar spreker vindt dat een vage uitdrukking en had liever gezien, dat het college eens precies had gezegd waarom de aehturendag voor het gemeente- personeel niet kan worden gehandhaafd. De economische noodzakelijkheid van den 8|-urigen werkdag voor het gemeente- personeel hebben zij niet aangetoond. Hier heeft men blijkbaar te doen met een der gevolgen van de reactie van de zijde der werkgevers, die den aehturendag, welke voor de arbeiders een verbetering, maar voor hen een verslechtering was, zoodra mogelijk hebben teruggenomen. Er werd gezegd, dat men, doordat er acht uren per dag werd gewerkt, niet vol doende kon concurreeren, dat er langer moest worden gewerkt, dat er daardoor meer zou worden geproduceerd en dat dan de werkloosheid zou verminderen, maar men heeft het tegen deel zien gebeuren. Na de invoering der gewijzigde Arbeids wet is de werkloosheid niet atgenomen maar juist zeer toe genomen. De aehturendag is in geen geval de oorzaak geweest van de economische malaise; de oorzaak ervan is een geheel andere. Spreker kan zich zeer goed begrijpen de onverzettelijke houding, welke de organisatie's van gemeentepersoneel van allerlei richting ingenomen hebben tegenover het standpunt van Burgemeester en Wethouders. Terwijl gewoonlijk bij de organisatie's geen algeheele eenstemmigheid is te bespeuren, hebben zij zich thans eenstemmig verklaard tegen deze ver slechtering der arbeidsvoorwaarden. Inderdaad zal de invoering van de 48-urige werkweek niet tot bezuiniging leiden doch wel de werkloosheid bevorderen. Over het principieel verzet van de arbeiders tegen deze werktijdverlenging moet men zich niet verwonderen. De aeht urendag is iets, waarnaar jaren lang gestreeld is en wat ten slotte veroverd is, en men zal zich dien niet dan na het uiterste verzet weder laten ontnemen. Ook uit door bedrijfshoofden aan Burgemeester en Wet houders overgelegde rapporten blijkt, dat de arbeiders het wel waard zijn dat zij in het bezit van den aehturendag gehandhaafd blijven. Met citaten uit die rapporten betoogt spreker, dat die directeuren hem steun geven bij zijn pogen om de verlenging van den arbeidstijd tegen te houden. In die rapporten wordt onder meer uiting gegeven aan de vrees, dat de voorgenomen maatregel zooveel ontstemming bij de betrokkenen zal wekken, dat zij hun medewerking niet zullen verleenen, zoodat er geen sprake zal kunnen zijn van bezuiniging. De mededeeling van de bedrijfshoofden, dat de verlenging van den arbeidsdag geen noemenswaardige bezuiniging zal geven, en daarnaast hun erkenning, dat de arbeiders hebben getoond de verbetering op prijs te stellen, zijn voor spreker aanleiding niet met de afschaffing van den aehturendag mede te gaan. Het college zegt in de stukken bet verband met de overheids bedrijven in het algemeen en met de particuliere bedrijven te willen bewaren. Vooral dit laatste is buitengewoon be denkelijk, want daarin ligt opgesloten, dat, als de reactie er in slaagt in de particuliere bedrijven een arbeidsdag van 9 uur of langer ingevoerd te krijgen dit is bij de tegen woordige economische malaise en bij den loondruk, dien men kan waarnemen, wel mogelijk Burgemeester en Wethouders daarin een motief zullen vinden om diezelfde verlenging van den arbeidsdag voor het gemeentepersoneel in te voeren. In de stukken wordt gesproken over het advies van het Georganiseerd Overleg, maar men kan in deze niet van een advies spreken. De bespreking van deze belangrijke aange legenheid is in de commissie-vergadering niet voldoende tot haar recht gekomen, omdat zij tegelijk aan de orde is gesteld met de bekende kwestie van den aftrek van 3^% pensioen premie, met welker behandeling vrijwel de geheele middag gemoeid was. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat de bedrijfsdirec teuren tegen deze verlenging van den arbeidsdag geen bezwaar hebben, en dat is juist. Persoonlijk meenen zij die niet te moeten ontraden, maar er zijn toch directeuren, die dat om redenen, aan den aard van het bedrijf ontleend, wel hebben gedaan of zouden willen doen. Spreker betoogt dat aan de hand van een citaat uit het rapport van de directie der Lichtfabrieken. Spreker heeft nog niet vernomen, dat bij de Gemeenteraden van grootere plaatsen voorstellen tot verlenging van den arbeidstijd van het gemeentepersoneel zijn aangenomen. Spreker heeft een lijstje van gemeenten, waaruit blijkt dat in 11 plaatsen dergelijk voorstel is verworpen en dat in 35 andere gemeenten geen voorstel van dien aard is gedaan. In de bladen ziet men slechts sporadisch, dat gemeente besturen tot invoering van den 8^-urigen arbeidsdag over gaan, en daarom meent spreker, dat men niet zonder noodzaak een besluit in dien geest mag nemen. Bovendien blijkt uit de mededeelingen van Burgemeester en Wethouders zeiven, dat bij de invoering geen haast is, want zij zeggen, dat de bedoeling is den maatregel geleidelijk te gaan toepassen. Zij willen het doen bij bestaande vaca tures". Spreker begrijpt niet wat daarmede wordt bedoeld, maar in elk geval zou hij willen waarschuwen tegen een geleidelijke invoeiing, omdat het een slechten invloed zou hebben op de mentaliteit der arbeiders, indien de 8^-urige werkdag voor de eene groep werd ingevoerd en de andere groep ervan vrijgesteld bleef. De besparing, welke zal worden verkregen, zal van geen beteekenis en in hoofdzaak van theoretischen aard zijn. Spreker betoogt dit aan de hand van de verschillende rapporten der gemeentebedrijven. Aan het Slachthuis zal geen inkrimping van personeel kunnen plaats hebben en aan de Lichtfabrieken zal door de verlenging van den arbeidstijd de besparing ƒ5000.bedragen, maar ƒ20.000.meer, indien het uurloon verlaagd wordt. Spreker wenscht in dit opzicht van den Wethouder een duidelijke verklaring te ontvangen, want de verlaging van het uurloon zou een verslechtering meer be- teekenen en de besparing, daaruit verkregen, zou onlogisch en onregelmatig zijn. Resumeerende geeft spreker in overweging den arbeidsdag vooi loopig ongewijzigd te laten. Waar de medewerking van de werklieden bij de invoering van deze wijziging onontbeerlijk zou zijn, is het verkeerd zulk een maatregel tegen de een stemmige meening der werklieden door te zetten. Er moet zoodanig overleg plaats hebben, dat de werklieden bereid blijken tot besparing voor de gemeentekas te komen, onder anderen door een gewijzigde arbeidsverdeeling. Zoolang men nog zulk een verouderd werkliedenreglement heeft als hier bestaat en zoolang het Georganiseerd Overleg nog zoo ondoel matig en onpractisch werkt, is het ongewenscht deze zaak verder te behandelen. Er zal nader advies moeten worden ingewonnen van de Commissie voor Georganiseerd Overleg, wanneer deze zal zijn gereorganiseerd. Spreker hoopt, dat er dan Raadsleden in die commissie zullen worden benoemd, opdat dezen een indruk krijgen van het verhandelde in de commissievergaderingen. Het zal een gunstigen indruk maken, indien over dergelijke zaken, die de principe's der arbeiders raken, zoodanig overleg wordt gepleegd, dat men het er over eens wordt. Het feit, dat te Amsterdam op de wijze zooals daar het overleg wordt toegepast de mogelijkheid van invoering van arbeidsverlenging met 1 Juli aanstaande schijnt, wijst erop dat met goed overleg wel iets te bereiken is. Dit wordt blijk baar niet ingezien door Burgemeester en Wethouders van Leiden, die meenen dat hier de zaak moet worden doorgezet, of de werklieden dat goedvinden dan wel niet. Spreker spreekt het vertrouwen uit, dat de meerderheid van den Raad met zijn voorstel zal medegaan. De Voorzitter geeft den heer Heemskerk in overweging om in zijn voorstel niet te spreken van afvoering van dit voorstel van de agenda gedurende dit »jaar" maar gedurende dit «zittingsjaar". Deze Raad heeft nog slechts tot September aanstaande zitting en kan niet den nieuwen Raad te dezer zaken binden. De heer Heemskerk kan het betoog van den heer van Stralen nagenoeg geheel onderschrijven. Het spreekt vanzelf, dat de gewijzigde economische om standigheden wel eenigen invloed kunnen uitoefenen wat betreft maatregelen van de overheid, en spreker wil dan ook niet beschouwd worden als iemand, die absoluut den achturen- dag zou willen handhaven ook wanneer de omstandigheden voor de gemeente een verandering van koers noodzakelijk zouden maken. Echter moet de Raad alleen in het aller-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 12