MAANDAG 26 FEBRUARI 1923. 41 De lieer Eerdmans verneemt met teleurstelling, dat de Voorzitter zoo weinig gevoelt voor dat begrip: reservewoningen. De voorstelling, welke de Voorzittter daarvan geeft, beantwoordt niet geheel aan hetgeen de Gezondheidscommissie ermede beoogt. De Commissie verstaat onder een reservewoning niet een woning, welke minder is dan een gewone woning, een soort van noodwoning; zij bedoelt een type woningen, dat eigenlijk nog beter is dan het type woningen, dat men nu zal gaan bouwen benoorden den Heerensingel. Die woningen zijn dan bestemd voor de bewoners van de slechte woningen in de stad, welke verbouwd dan wel afgebroken en weder opgebouwd moeten worden. Hoe zal men hiertoe kunnen overgaan, als men de bewoners niet tijdelijk elders onder dak kan brengen De Voorzitter. Moeten die menschen dan weder verhuizen en terugkeeren? De heer Eerdmans zegt, dat dit niet anders kan. Men wil toch niet dat de binnenstad wordt ontvolkt? De heer Kooistra wil naar aanleiding van de mededeeling in de Stukken, dat de exploitatie dezer woningen zal opgedragen worden aan een vereeniging, alvast de opmerking maken, dat hij gaarne zou zien dat de bewoners zelf de exploitatie voerden. Wanneer die menschen zelf medezeggingschap daarin hebben, dan zullen zij er veel meer voor gevoelen om die woningen beter te bewonen. Daarom hoopt spreker, dat de exploitatie niet zal worden opgedragen aan de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen, welke dan als huisbaas zal optreden. Spreker zou dat niet in het belang van de ontwikkeling van de bewoners zeiven achtendezen moeten een vereeniging vormen, welke voor de exploitatie zorgt. De Voorzitter zegt, dat zich bij het door den heer Kooista geopperde denkbeeld deze puzzle voordoet: wie moeten de huurders aanwijzen en wie de vereeniging vormen? Er inoet eerst een vereeniging zijn, die de huurders aanwijst. De heer Kooistra antwoordt, dat Burgemeester en Wet houders uit de talrijke sollicitanten, die zich voor deze woningen zullen aanmelden, de bewoners aanwijzen, terwijl dezen dan een vereeniging vormen, welke de exploitatie ter hand neemt. De Voorzitter meent dat er eerst een vereeniging moet zijn en men daarna pas kan verhuren. Burgemeester en Wethouders zullen het denkbeeld overwegen, maar het lijkt spreker een zeer fantastisch plan. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub a, b en c besloten. Met 17 tegen 10 stemmen wordt ten slotte besloten de voorstellen van de heeren Knuttel en Dubbeldeman in hun geheel als afgedaan te beschouwen. Vóór stemmen: de heeren van der Lip, Mulder, Wilbrink, Jan de Lange, Schoneveld, Meijnen, Splinter, Kuivenhoven, Wilmer, Stijnman, Huurman, van Hamel, Bisschop, Sanders, üostdam, Heemskerk en Pera. Tegen stemmen: mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren van Stralen, Piekaar, Groeneveld, Knuttel, Dubbeldeman, van Eek, Kooistra, mevrouw van van Itallievan Embden en de heer Sijtsma. (De heeren Groeneveld, Huurman, van Hamel en Knuttel waren inmiddels ter vergadering gekomen, terwijl de heer Eerdmans deze inmiddels had verlaten.) XI. Voorstel in zake den arbeidsduur van de werklieden en de ambtenaren in dienst van de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. No. 55.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter zegt, dat hierbij tevens in behandeling komen het door den heer van Stralen ingediend voorstel om de behandeling van dit punt aan te houden tot na de eventueele reorganisatie van het Georganiseerd Overleg, en de des betreffende verzoeken, en dat hij alsnog een voorstel heeft ontvangen van de heeren Heemskerk, Bisschop, Schoneveld en Jan de Lange, luidende: »Ondergeteekenden stellen voor het voorstel in zake den arbeidsduur van de werklieden en de ambtenaren in dienst van de gemeente Leiden van de agenda af te voeren en gedurende dit jaar niet opnieuw te behandelen/' Spreker geeft het woord aan den heer van Stralen tot toe lichting van zijn voorstel. De heer van Stralen had gedacht, dat de Voorzitter zou voorstellen geen avondvergadering te houden en dit punt voorloopig van de agenda af te voeren. Spreker doet nu zelf in dien geest een voorstel. Het voorstel van den heer van Stralen wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad slaging uit. De heer van der Lip moet zich tegen uitstel verklaren. Eerlijk gezegd lijkt het spreker, dat men bedoelt dezegeheele zaak op de lange baan te schuiven. Het zou ook niet zoo zijn zooals het behoort tegenover den betrokken Wethouder, die zich telkens opnieuw in de zaak moet inwerken. Overigens zal op de agenda van de volgende vergadering weder een gewichtig nummer voorkomen, en dan zou deze zaak nog maals in het gedrang komen. De heer Sijtsma is voor uitstel. Wanneer er vooruitzicht bestaat, dat de volgende vergadering niet zoo lang zal behoeven te duren, dan kan dit punt op de agenda van die vergadering geplaatst worden. Laat men het dan wat vooraan op de agenda plaatsen De Voorzitter deelt mede, dat het den volgenden keer zeker een belangrijke vergadering zal zijn. Hij moet zich dan ook tegen uitstel van dit punt verklaren. De heer Pera moet er met kracht tegen opkomen dat deze zaak thans weder uitgesteld zou worden. Het betreft hier een zeer belangrijke aangelegenheid, die voor het volksleven van groote beteekenis is. Spreker mag verwachten van de wel willende Raadsleden, die nog eenig plichtsgevoel hebben, dat zij zich zullen verzetten tegen het voorstel van den heer van Stralen. De heer Heemskerk zou in verband met zijn motie oogen- schijnlijk aanleiding hebben om voor het voorstel van den luer van Stralen te stemmen, maar het is toch ook wel van belang voor het betrokken gemeentepersoneel en ook voor de geheele gemeente van belang, dat deze zaak afgedaan wordt, zoodat men weet waaraan men zich te houden heeft. Spreker zal daarom tegen dat voorstel stemmen. Het voorstel van den heer van Stralen, om dit punt van de agenda af te voeren, wordt in stemming gebracht en met 17 tegen 10 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren van der Lip, Mulder, Wilbrink, Schoneveld, Meijnen, Splinter, Kuivenhoven, Wilmer, Stijnman, Huurman, van Hamel, Bisschop, Sanders, mevrouw van Itallie van Embden, de heeren Oostdam, Heemskerk en Pera. Vóór stemmen: de heer Jan de Lange, mevrouw Dubbelde man—Trago, de heeren van Stralen, Piekaar, Groeneveld, Knuttel, Dubbeldeman, van Eek, Kooistra en Sijtsma. De Voorzitter zegt, dat dit agendanummer nu in de avond zitting aan de orde zal komen, en stelt voor om thans nog af te doen de beide overige punten van de agenda. Dienovereenkomstig wordt besloten. XII. Vaststelling van het le suppletoir kohier der schoolgelden voor het Middelbaar en Hooger Onderwijs, dienst 1922/23. (Zie Ing. St. No. 70). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten tot vaststelling van het le suppletoir kohier der schoolgelden voor het Middelbaar en Hooger Onderwijs, dienst 1922/23, opgemaakt tot een bedrag van 921.50. XIII. Bezwaarschriften tegen aanslagen in het schoolgeld voor het Middelbaar- en Hooger Onderwijs, dienst 1922/23. (Zie Ing. St. No. 71.) Zender beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt beschikt op diverse bezwaarschriften tegen aanslagen in het schoolgeld voor het Middelbaar en Hooger Onderwijs, dienst 1922/23, overeenkomstig het overgelegd advies van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter schorst hierop de vergadering tot des avonds uur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 11