MAANDAG 12 FEBRUARI 1923.
27
De heer Eerdmans geeft in overweging de bestaande inrich
ting uit te breiden, maar dat behoort, zooals ook reeds de
heer Wilbrink deed opmerken, tot de onmogelijkheden, omdat
het daar veel te druk loopt en de gelegenheid ontbreekt.
Het gaat toch niet aan om het zoo te verdeelen, dat de
zweminrichting drie dagen tegen den lagen prijs en drie
dagen tegen den hoogen prijs wordt toegankelijk gesteld,
want dan kan de eene partij mooi weer treffen, geschikt om
te zwemmen, en de andere partij teleurgesteld zijn en zich
aan dat genot moeten spenen.
Spreker is het met den heer Jan de Lange eens, dat in ver
band met de werkverschaffing dit plan een groote aantrekkelijke
zijde heelt. Dat heeft voor spreker ook den doorslag gegeven,
niet omdat hij tegen de zweminrichting is, maar gelet op de
omstandigheden is het wel een uitgave, waartegen bezwaren
bestaan.
Wat de opmerking van den heer Groeneveld aangaat, dat
de Raadsleden wel hooren over het rioleeringsrapport, maar
het nog niet hebben gezien, die is juist, maar Burgemeester
en Wethouders kunnen wel toezeggen, dat zij in betrekkelijk
zeer korten tijd naar aanleiding van dat rapport met rioleerings-
plannerr bij den Raad zullen komen. De heeren zullen die
plannen wel lang genoeg vooruit krijgen, zoodat zij ze be
hoorlijk kunnen bestudeeren.
Spreker beveelt dit plan van Burgemeester en Wethouders,
dat uit een financieel oogpunt en wat de wijze betreft, waarop
het aan den Raad wordt voorgesteld, het meest geschikte is,
bij den Raad aan. Hij zou het betreuren, indien het duikelde.
De Voorzitter wil een paar opmerkingen maken over de
financieele zijde van de zaak. Moeilijk kan gezegd worden,
dat het een economisch werk is, maar het is zonder twijfel
een hoogst belangrijk werk in verband met de volksgezond
heid. Bovendien is het bestaan van een zwemgelegenheid voor
de ingezetenen van Leiden een eerste vereischte. Spreker kan
zich indenken, dat groote bezuinigers vragen waarom men nu
juist dit werk gaat uitvoeren en niet andere dingen totstand-
brengt, maar men mag niet vergeten, dat de oude zwem
inrichting is afgekeurd en het stichten van een nieuwe dus
geen luxe is, doch noodzakelijkheid. Er moet nog wel in
andere behoeften worden voorzien, maar dat blijft altijd zoo;
zoolang er menschen zijn, blijven er mensclielijke behoeften.
Wat de opmerkingen van den heer Eerdmans aangaat,
deze heeft altijd meer de Rijksfinanciering dan de gemeentelijke
financiering op het oog. Het onderscheid tusschen gewone en
buitengewone uitgaven is hem niet steeds duidelijk. Als hij
vraagt wat Burgemeester en Wethouders doen met dat crediet
van 50.000.dan moet spreker er op wijzen, dat Burge
meester en Wethouders nooit van »een crediet van ƒ50000.
voor de oprichting van een zweminrichting" hebben gespro
ken. Bij die 50.000.op den post Onvoorziene Uitga
ven hebben Burgemeester en Wethouders gerekend op de
eerste uitvoering van het rioleeringsplan en de meerdere
exploitatiekosten van de nieuwe zweminrichting. Bij de
behandeling van de gemeentebegrooting heeft spreker bij een
debat over de vraag, waarom niet alle uitgaven voor 1923 op
de begrooting werden geplaatst, aan den heer Eerdmans
gezegd, dat de financieele gevolgen van nieuwe werken bij
afzonderlijke begrootingsregelingen worden geregeld.
De gemeentebegrooting heeft een geheel ander karakter
dan de Staatsbegrooting. Een gemeentebegrooting is in het
algemeen veel meer een financieel stuk; zoo wordt in dit
geval onder de Uitgaven 95000,uitgetrokken voor dit
werk en daartegenover wordt gelijk bedrag opgenomen onder
den post: leening. De exploitatiekosten, die dit jaar meer zul
len bedragen, zijn in Onvoorzieu begrepen. Met het riolee
ringsplan is het anders; zoo'n plan kan men niet in eens
uitvoeren, maar dat moet wijksgewijs geschieden en dan kan
men er jaarlijks zeker bedrag voor uittrekken.
In dit geval hebben wij alleen te maken met rente, aflos
sing en exploitatie, en daarvoor is slechts een luttel bedrag
meer noodig dan voor het afgeloopen jaar. Toen was toch
reeds uitgetrokken een bedrag voor de zwemplaats in den
Heerensingel, daarna voor de zwemplaats in het Poelmeer.
Het zal nu niet veel meer zijn. Het eenige eigenlijk wat er
bijkomt is de rente van het kapitaal van de stichting der
inrichting en van de waarde van den grond, en die meerdere
kosten heeft spreker er gaarne voor over, aangezien het hier
betreft een groot volksbelang. Spreker is ook niet voor over
drijving op het gebied van de hygiëne, zooals men vaak kan
waarnemen, maar de zaak is dat de bestaande zweminrichting
is afgekeurd en daarvoor in de plaats moet nu een nieuwe
komen. Men zal nu een inrichting krijgen, die zeker niet minder
is dan de bestaande inrichting aan het Rijn- en Schiekanaal,
die niet uitgebreid kan worden. Wat betreft het bezwaar dat
het terrein wat ver afgelegen zou zijn, men kan nu eenmaal
niet dergelijke inrichting hebben in het midden van een stad;
dat heeft men nergens; iemand, die zwemmen wil, moet er
voor over hebben iets te loopen.
Wat betreft het denkbeeld van den heer Dubbeldeman
betreffende het combineeren van zweminrichting en ijsbaan,
dit lijkt hem niet wel voor verwezenlijking vatbaar.
Wat die deskundigen betreft, betreurt spreker het, dat zij
meer den heer Dubbeldeman in vertrouwen nemen dan hem.
Het is meer gebeurd; het schijnt, dat sommige heeren, die in
gemeentedienst zijn, liever hun wetenschap mededeelen aan
anderen dan aan Burgemeester en Wethouders.
De heer van Hamel zegt, dat het denkbeeld van den heer
Dubbeldeman, hoe aantrekkelijk het voor menigeen moge
schijnen, in de practijk onuitvoerbaar zal zijn. Men kan aan
een ijsbaan en een zweminrichting niet gelijke eischen stellen.
Yoor een ijsbaan is het zeer wenschelijk, dat het water vrij
ondiep is de maximum-diepte is Meter terwijl men
voor een zweminrichting een diepte van tenminste Meter
tot 2 of 3 Meter noodig heeft. Het is absoluut buitengesloten
een ijsbaan en een zweminrichting te combineeren.
De heer Piekaar wenscht een practisch bezwaar in te
brengen tegen het door den heer Dubbeldeman geopperde
denkbeeld, namelijk, dat, als men het voorgestelde plan uitvoert,
wellicht eens de tijd zal komen, dat men het Zijlwater kan
gebruiken, terwijl dat ten eenenmale zal zijn uitgesloten als
men een zweminrichting aan de zijde van de Haarlemmer
vaart gaat stichten.
Wat betreft het denkbeeld van den heer Eerdmans om de
bestaande zweminrichting aan het Rijn- en Schiekanaal uit
te breiden, toen spreker dat indertijd bij wijze van nood
maatregel heeft voorgesteld, was de heer Eerdmans, als ik
mij goed herinner, er tegen. Indien men doorgaat met het
overwegen van plannen en eerst wil nagaan of de oude
zweminrichting niet kan worden vergroot teneinde te bezui
nigen en zeggen dat geld te gebruiken ter voorziening in
den heerschenden woningnood, dan vreest spreker dat men
in de toekomst noch een zweminrichting noch woningen zal
krijgen.
De heer Dubbeldeman wil in de eerste plaats de verde
diging op zich nemen van iemand, die hier niet is en hier
niet kan spreken. Spreker heeft duidelijk gezegd, dat er
ambtenaren zijn, die bekend zijn met hetgeen hier is besproken.
Als zij hetgeen zij weten niet brengen waar dat behoort,
kan spreker dat niet helpen en kunnen zij zeiven dat ook
niet helpen. Spreker zoowel als diens zegsman weten wel,
dat plaatsen, waar gezwommen wordt, niet altijd geschikt
zijn om er schaatsen te rijden, maar het is ook bekend, dat
men met een zweminrichting altijd een 25 of 50 Meter ver
wijderd moet blijven van de huizen. Rondom zulk een zwem
inrichting blijft dus een ruimte braak liggen en daar zou
men derhalve een ijsbaan kunnen inrichten. Er komt bij,
dat men tegenwoordig voor een ijsbaan ook liever grondwater
gebruikt dan water uit een singel of uit de Zijl. De installatie,
noodig voor het opbrengen van het grondwater, zou dus ook
kunnen worden benut.
De heer Eerdmans dankt den Voorzitter voor diens toe
lichting in zake de exploitatiekosten en de verhouding tot
de Onvoorziene Uitgaven, maar hij heeft vreemd opgehoord
van de mededeeling van den Wethouder, dat Burgemeester
en Wethouders een crediet van 95000.vroegen. In de
stukken staat echter, dat de nieuwe zweminrichting globaal
ƒ95000.zal kosten. Spreker legt daarop den nadruk, opdat
Burgemeester en Wethouders later niet, als de kosten zullen
blijken 160.000.te bedragen, zullen kunnen zeggen, dat
zij slechts een crediet van ƒ95000.hebben aangevraagd.
Neen, als er gezegd wordt, dat de kosten globaal ƒ95000.
zullen bedragen, dan beteekent dit, dat het 98000.
ƒ99000.of uiterlijk ƒ100.000.— kan worden.
Spreker zou er nog steeds de voorkeur aan blijven geven
dezen zomer een proef er mede te nemen de bestaande zwem
inrichting bijvoorbeeld gedurende 4 dagen in de week open
te stellen tegen een zeer laag tarief en gedurende 2 dagen
tegen een duurder tarief.
De heer Knuttel. En de werkloozen?
De heer Eerdmans zegt voor het aldus bespaarde geld
woningen te willen laten bouwen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter vraagt, of iemand hoofdelijke stemming
over het voorstel van Burgemeester en Wethouders verlangt.
De heer Eerdmans verzoekt aanteekening in de notulen,
dat hij tegen het voorstel is.
De Voorzitter zegt toe, dat aan het verzoek van den
heer Eerdmans zal voldaan worden.