GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 19 1H6EKOKES STUKKE». N°. 43. Leiden, 19 Januari 1923. Tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde nadere verhooging van de subsidie aan het Burgerlijk Arm bestuur over 1922 met 35000.(Ingek. Stukken No. 3), heeft de Commissie van Financiën geen bezwaar. Evenmin tegen de nadere vaststelling van de jaarlijksche bijdrage uit de gemeentekas in het tekort op de exploitatie van het badhuis der Woningbouwvereeniging „de Eendracht" op ten hoogste 7450.(Ingek. Stukken No. 10). Zij geeft U mitsdien in overweging, overeenkomstig die voordrachten te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 44. Leiden, 22 Januari 1923. Tegen de navolgende voorstellen van Burgemeester en Wethouders: 1°. tot overneming van het perceel Sectie M No. 2820 nabij de Tliorbeckestraat (Ingek. Stukken No. 36); 2°. tot aankoop van eenige perceelen land en water in den Stadspolder benoorden den Heerensingel (Ingek. Stukken No. 37); 3°. tot opnieuw vaststelling van de verordening op de heffing eener plaatselijke belasting naar het inkomen (Ingek. Stukken No. 24); 4°. tot wijziging van de verordening, regelende de heffing van Marktgeld (Ingek. Stukken No. 40); 5°. tot wijziging der begrooting, dienst 1923, ten behoeve van de uitgaven der Commissie voor Steunverleening aan werklooze leden van organisaties (Ingek. Stukken No. 39); 6°. tot wijziging der verordening op de heffing eener zakelijke belasting op het bedrijf (Ingek. stukken No. 42); heeft de Commissie van Financiën geen bezwaar. Zij advi seert U mitsdien, overeenkomstig die voorstellen te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 45. Leiden, 25 Januari 1923. Ter voorziening in de vacature in het Bestuur der Arbeids beurs door het bedanken van het lid-werknemer, de heer H. J. van Kerkhoff, heeft genoemd bestuur de eer Uw College te doen toekomen onderstaande aanbeveling: A. voor Md-werTcnemer. 1. de Heer B. EESINK, le Biunevestgracht 9 (thans plaatsvervangend lid-werknemer). 2. de Heer J. H. NIJHUIS, Voorste Zandstraat 6a. en indien de Heer B. Eesink als lid-werknemer wordt benoemd, alsdan B. voor plaatsvervangend lid-werknemer. 1. de Heer J. H. NIJHUIS, Voorste Zandstraat 6a. 2. de Heer J. M. J. KEIEK, Anna Paulownastraat 26. Het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs, D. M. Kuivenhoven, Voorzitter. W. F. Schutter, Secretaris. Aan den Eaad der Gemeente Leiden. N°. 46. Leiden, 25 Januari 1923. Ultimo December 1922 eindigde het recht van erfpacht op den grond aan den Haarlemmerweg, Sectie H. No. 6, groot 410 M2., welk recht ingevolge raadsbesluit van 29 December 1892 (Ingek. Stukken No. 397) werd gevestigd. Aangezien de bestemming, die de grond in de toekomst zal verkrijgen niet vaststaat en het mitsdien niet gewenscht leek, dat de gemeente weder voor geruimen tijd in de vrije beschikking over den grond zou worden belemmerd, gaven wij den tegenwoordigen erfpachter, den beer J. Eiethoven, te kennen, dat het niet in de bedoeling lag om de erfpacht na 31 December 1922 te verlengen. In verband daarmede wendde de heer Eiethoven zich tot ons College om den grond, op een gedeelte waarvan een woonhuis staat, tot wederopzeggens van de gemeente te mogen huren tegen een jaarlijkschen huurprijs van 0.10 per M2. Inwilliging van dit verzoek ontmoet bij ons geen bezwaar, daar de huur te allen tijde opzegbaar is, terwijl de heer Eiethoven voorts de verplichting op zich neemt bij het eindigen van de huur de opstallen onmiddellijk van den grond te verwijderen en de gemeente, ingeval hij daartoe in ge breke blijft, het recht verkrijgt op zijne kosten tot de opruiming over te gaan. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergadering mitsdien in over weging het perceel grond aan den Haarlemmerweg te Leiden, kad. bekend Sectie H. No. 6, groot 410 M2., tot weder opzeggens, gerekend te zijn ingegaan den len Januari 1923, te verhuren aan J. Eiethoven tegen een jaarlijkschen huur prijs van 0.10 per M2., onder voorwaarde, dat de huurder verplicht is bij het eindigen van de huur de opstallen onmiddellijk van den grond te verwijderen of te doen ver wijderen en dat, indien de huurder daartoe in gebreke blijft, de gemeente Leiden het recht heeft tot opruiming van die opstallen over te gaan op kosten van den huurder, en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 47. Leiden, 31 Januari 1923. Aan het slot van ons voorstel van 22 October 1921 (Ingek. Stukken No. 348), betreffende de oprichting van een Eerste- Hulpdienst in deze gemeente, welk voorstel werd aange nomen in Uwe Vergadering van 31 October d. a. v., deelden wij U mede dat het de bedoeling was voor het verleenen van eerste-hulp een vergoeding te vorderen van den patiënt of diens wettelijken verzorger, berekend naar diens finan- ciëele draagkracht, doch in geen geval hooger dan tien gulden, behoudens eventuëele vervoerkosten. Binnen genoemd maximum werd door ons College een tarief vastgesteld, bestaande uit vier klassen, geheel gelijk luidend aan die, opgenomen in de hieronder volgende ver ordening. De invordering van het verschuldigde ondervindt echter nu en dan moeilijkheden, 't zij dat men de betaling op de lange baan schuift, 't zij dat men tot betaling niet be reid is. Wij achten het daarom beter dat het tarief wordt neer gelegd in een verordening door Uwe Vergadering vast te stellen, en waarbij de invordering wordt opgedragen aan den Gemeente-ontvanger. Onder mededeeling dat de Commissie voor den Genees kundigen Dienst zich hiermede geheel kan vereenigen en dat het tarief geheel gelijkluidend is aan het bereids door ons College vastgestelde, geven wij Uwe Vergadering in overweging, tot de vaststelling van de volgende verorde ning over te gaan: VERORDENING, regelende de vergoedingverschuldigd voor het verleenen van Eerste-hulp, als bedoeld in het Raadsbesluit van 31 October 1921. Artikel 1. Voor Eerste-hulp, verleend aan door een ongeval getrof fene, alsmede bij plotselinge ziektetoestanden op den open baren weg en in openbare gebouwen, wordt den onmid dellijk betrokkene of diens wettelijken verzorger een ver goeding in rekening gebracht naar het volgend tarief: Voor hen wier inkomen minder bedraagt dan 1500. nihil. Voor hen wier inkomen 1500.of meer, doch minder dan ƒ2500.bedraagt, nihil tot 1.50. Voor hen wier inkomen 2500.of meer, doch minder dan 5000.bedraagt, 1.50 tot 5. Voor hen wier inkomen ƒ5000.of meer bedraagt, ƒ5. tot 10.—.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 1