17
Abt. II.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden
op 1 Januari 1923.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 28 October 1922.
Aan den Baad van gemeente Leiden.
Achtb. Heeren!
De Marktkooplieden Bond voor Leiden en omgeving
„Ons Belang" verzoekt U beleefd: De vooruit betaling der
jaarplaatsen op de weekmarkt niet met een half jaar in
eens te doen betalen, maar maandelijks.
Ten tweede: Om reducti voor die kooplieden die meer
dan 10 M2. noodig hebben door den aard van hun koop
waar, opdat zij niet meer dan 10 M2. te betalen zullen
hebben.
Toelichting.
Een half jaar vooruit te betalen is voor de meeste koop
lieden onmogelijk, omdat zij niet kapitaalkrachtig zijn.
Een losse plaats per week op de markt is veel te duur,
want dat brengt bij vele kooplieden de verdienste niet op.
Gevolg zal zijn dat vele van onze Leidsche Kooplieden door
Uw regeling van de Markt worden gedrongen, doordat zij
onmachtig zijn te betalen.
Ten tweede: Dat op de Markt het eigenaardige geval voor
doet, n.l. dat zij, die de grootste ruimte voor hun koopwaar
noodig hebben veelal niet het meeste verdienen omdat hun
artikel zoo veel ruimte vorderd, zoo als van 1 en 2 de
hands meubelen, boeken en dergelijken.
Ook die menschen zullen den strijd vooral in den aan
staande winter met hare vele gure dagen niet kunnen vol
houden, waardoor het stuk brood wat zij op de Markt
verdiende, ook hun zal ontgaan.
De Marktkooplieden Bond verzoekt U Achtbare dan ook
beleefd en eerbiedig deze twee kleine verzoeken ernstig te
overwegen en ten gunste onzer Leidsche Kooplieden in deze
te beschikken, opdat de Markt moge blijve wat zij nu is.
Kamens de Marktkooplieden Bond
voor Leiden en omgeving „Ons Belang".
Hoogachtend, Uw Dw. Dr.
H. Zoutendijk:, Voorz.
Domecili Oranjegracht 71, Leiden.
K°. 41. Leiden, 16 Januari 1923.
Onder overlegging van nevensgaand adres van de Leidsche
Boei- en Zeilvereeniging „Die Leythe", geven wij Uwe
Vergadering in overweging aan adressant vergunning te
verleenen om het te maken bootloodsje op het terrein achter
den Morschweg, kad. Sectie P n°. 550, van hout te doen maken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Baad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen:
P. A. van der Heide, Hooglandsche Kerkgracht 29, Leiden,
Secretaris der Leidsche Boei- Zeilvereeniging „Die Leythe"
te Leiden,
dat de vereeniging het plaatsen van een in hout opge
trokken roeiloodsje overweegt, volgens bijgaande teekening
(in duplo), dat geplaatst zal worden op een perceel'grond
in haar eigendom, kadastraal bekend onder sectie P. N°. 550,
dat zij Uw College derhalve verzoekt vergunning te willen
verleenen voor de plaatsing van bedoeld roeiloodsje.
'tWelk doende,
P. A. van dek Heide.
42. Leiden, 16 Januari 1923.
In Uwe Vergadering van 11 December j.l. werd een voorstel
van Uw medelid, den heer Sanders, tot intrekking van de
verordening op de heffing van eene zakelijke belasting op
het bedrijf met ingang van 1 Januari 1923, verworpen,
terwijl een voorstel van den heer Huurman, om de belasting
te halveeren, een zelfde lot onderging. Het hierachter afge
drukte voorstel van den heer Wilmer, alsmede een als
amendement daarop te beschouwen voorstel van den heer
Eikerbout, mede hierachter afgedrukt, werden echter in
handen van ons College ten fine van praeadvies gesteld.
Ten opzichte van het amendement van den heer Eikerbout
meenen wij ons van breedvoerige beschouwingen te mogen
onthouden. Om dezelfde reden toch, waarom wij de voorstellen
Sanders en Huurman als 't ware onaannemelijk moesten
verklaren, moeten wij U ook aanneming van het amendement-
Elkerbout ten sterkste ontraden. Bij aanneming van dit
amendement toch zou de gemeentekas in 1923 niet veel
minder aan inkomsten derven 28.000.dan bij aan
neming van het voorstel-Huurman het geval zouzijn geweest.
In deze omstandigheden meenen wij op de mérites van het
amendement niet nader te behoeven in te gaan.
Het voorstel-Wilmer heeft, zooals wij U reeds op 11
December j.l. mededeelden, voorzooveel de artikelen 2 en 3
betreft, onze sympathie. Weliswaar zal de opbrengst der
belasting (artikel 1 buiten beschouwing gelaten) bij aan
neming naar schatting met ruim 7000.dalen, doch het
komt ons voor, dat dit bedrag niet van zooveel beteekenis
is, dat er niet overheen moet worden gestapt, nu daardoor
in navolging van andere gemeenten althans aan een deel der
gerezen bezwaren kan worden tegemoet gekomen.
Het in artikel 1 voorgestelde ontmoet echter bij ons
College bedenking. In de eerste plaats een bedenking van
redactioneelen aard, aangezien niet is aangegeven het
tijdstip waarop de leeftijd van 16 jaar moet zijn bereikt.
Ter opheffing van deze leemte zou b.v. gelezen kunnen
worden: „en bij den aanvang van een der vorenbedoelde
tijdvakken niet den leeftijd van 16 jaar hadden bereikt".
Doch afgezien hiervan en daargelaten den administratieven
rompslomp, die van de toevoeging wederom het gevolg zou
zijn, komt het ons voor, dat het te werk stellen van jeugdige
krachten in een onderneming of inrichting er door zal
worden bevorderd. En dit zal Uwe Vergadering in het
bijzonder in de huidige omstandigheden met ons College wel
niet wenschelijk achten.
Met artikel 2 kunnen wij ons, gelijk gezegd, zeer goed
vereenigen. Slechts verdient het aanbeveling, om evenals
in verschillende artikelen der bestaande verordening, in
plaats van „voor een bedrijf" te lezen: „voor een onder
neming of inrichting als bedoeld in art. 1".
Wij geven U mitsdien in overweging:
a. niet aan te nemen het voorstel van den heer Wilmer
en het daarop ingediende amendement van den heer Eiker
bout;
b. over te gaan tot vaststelling van de navolgende ver
ordening
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 8 Augustus 1921
(Gem. Blad N°. 21) op de heffing eener zaJcelijlce belas
ting op het bedrijf, gewijzigd bij verordening van 24
April 1922 (Gem. Blad N°. 25).
Abtikel I.
Artikel 5 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
„De belasting bedraagt voor een onderneming of inrichting
als bedoeld in art. 1 met meer dan 9 arbeiders:
voor
een
bedrijf met 10
arbeiders
2.per
arbeider.
en meer
De berekening van den aanslag geschiedt door het bedrag
achter iedere groep vermeld met het volgens art. 4 ver
kregen quotient, dat wanneer het een gebroken getal vormt
naar beneden tot een geheel getal wordt afgerond, te ver
menigvuldigen
Abt. II.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden
op 1 Januari 1923.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
W. V. D. WlJNGAABD, 1 Secrt,
33
33
33
11
33
33
3.—
33
33
33
33
12
33
33
4.—
33
33
33
33
13
33
33
5.—
33
33
33
33
14
33
33
6.—
33
33
33
33
15
33
33
7.—
33
33
33
33
16
33
33
8.—
33
33
33
33
17
33
33
9.—
33
33
33
33
18
33
33
10.—
33
33
33
33
19
33
33
11.—
33
33
33
33
20
33
12.—
33